In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 1 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met als doel ‘arbeid in loondienst’. De aanvraag was door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen op basis van het ontbreken van een tewerkstellingsvergunning. Eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Bijkerk, heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld. Tijdens de openbare zitting op 12 december 2018 zijn de zaken behandeld, waarbij partijen zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Na de zitting heeft het Gerecht besloten de zaken te splitsen om afzonderlijk uitspraak te doen.
In de overwegingen van het Gerecht werd vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag niet deugdelijk was gemotiveerd. Het Gerecht heeft eerder in een andere zaak, met nummer War BES BON201800435, het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Gezien deze uitspraak heeft het Gerecht geconcludeerd dat ook in deze zaak de afwijzing van de aanvraag vernietigd moest worden. Het beroep van eiseres is gegrond verklaard, en het Gerecht heeft verweerder opgedragen binnen twee weken na de beslissing in de andere zaak een nieuwe beslissing op de aanvraag te nemen.
Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiseres, die in verband met het instellen van beroep zijn opgekomen. Het Gerecht heeft ook de Staat der Nederlanden (het ministerie van Veiligheid en Justitie) gelast om het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. O.H.M. Leito, en er staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving van deze uitspraak.