In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 1 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning. Eiseres, de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met als doel 'verblijf bij moeder'. De aanvraag werd op 14 december 2017 afgewezen, en het daartegen ingediende bezwaar werd op 21 mei 2018 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de openbare zitting op 12 december 2018 zijn de zaken behandeld, waarbij partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag was gebaseerd op het feit dat de moeder van eiseres niet in het bezit was van een verblijfsvergunning. Echter, in een andere zaak met kenmerk War BES BON201800321 heeft het Gerecht het beroep van de moeder gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd en derhalve vernietigd moest worden. Het beroep van eiseres werd gegrond verklaard.
Het Gerecht heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en gelast dat de Staat der Nederlanden (ministerie van Veiligheid en Justitie) het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt. De beslissing houdt in dat verweerder binnen twee weken na de beslissing op bezwaar in de zaak met nummer War BES BON201800321 een nieuwe beslissing moet nemen.