ECLI:NL:OGEABES:2018:8

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 mei 2018
Publicatiedatum
8 mei 2018
Zaaknummer
BBZ nrs. BON201700393 en BON201700394
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van rente en kosten van hypothecaire geldlening voor woning in aanbouw

In deze zaak gaat het om de aftrekbaarheid van rente en kosten van een hypothecaire geldlening die verband houdt met een woning in aanbouw. De belanghebbende heeft in 2014 en 2015 rente en kosten van de geldlening in aftrek gebracht, maar de Inspecteur heeft deze aftrek gecorrigeerd omdat de woning niet als hoofdverblijf ter beschikking stond. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2014 en 2015, maar het Gerecht oordeelt dat de woning in die jaren niet als hoofdverblijf kan worden aangemerkt. De belanghebbende heeft in 2016 de woning betrokken, maar het Gerecht concludeert dat de centrale levensplaats van de belanghebbende en zijn gezin in die jaren niet in de woning aan de [adres 2] was. De Inspecteur heeft aangegeven dat op basis van ongeschreven beleid van de Belastingdienst de rente van schulden en kosten van geldlening die verband houden met een woning in aanbouw aftrekbaar zijn, mits de woning in de daaropvolgende twee jaren als hoofdverblijf ter beschikking staat. Het Gerecht oordeelt echter dat dit niet het geval is. De premie voor de brand- en natuurrampenverzekering is wel aftrekbaar, wat leidt tot een vermindering van de aanslagen. De uitspraak van het Gerecht is gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar zijn vernietigd en de aanslagen zijn verminderd. De Inspecteur moet het betaalde griffierecht vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 3 mei 2018
BBZ nrs. BON201700393 en BON201700394
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Zittingsplaats Bonaire
Uitspraak
Op het beroep in de zin van
hoofdstuk VIII, titel acht, afdeling drie van de Belastingwet BES van:
[belanghebbende], wonende te Bonaire,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Bonaire,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is voor het jaar 2014, met dagtekening 27 augustus 2016, een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbare som van USD 45.682.
1.2
Aan belanghebbende is voor het jaar 2015, met dagtekening 27 augustus 2016, een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbare som van USD 53.038.
1.3
Belanghebbende heeft op 9 augustus 2016 bezwaar gemaakt tegen de aanslagen.
1.4
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 21 september 2017 de aanslagen gehandhaafd.
1.5
Belanghebbende heeft op 17 november 2017 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van USD 30.
1.6
De Inspecteur heeft op 19 januari 2018 een verweerschrift ingediend.
1.7
Belanghebbende heeft op 14 februari 2018 een nader stuk ingediend.
1.8
De Inspecteur heeft op 10 april 2018 per e-mail een nader stuk ingediend.
1.9
De zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2018. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door mr. drs. J.R. Kos van JRK Advies te Bonaire. Namens de Inspecteur zijn verschenen drs. J.R. de Waard, mw. R. Statie en mw. T. Schoenmakers.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende en zijn partner [partner] hebben samen twee kinderen, geboren in 2002 en 2004.
2.2
Vanaf 25 maart 2011 staat belanghebbende met zijn gezin ingeschreven op het adres [adres 1] .
2.3
Belanghebbende is in loondienst werkzaam bij [bedrijf 1] NV . Daarnaast is belanghebbende sinds 2013 ook directeur en enig aandeelhouder van [bedrijf 2] BV . Deze vennootschap is eveneens gevestigd op [adres 1] .
2.4
Belanghebbende heeft aan de [adres 2] een stuk grond in erfpacht. Daarop heeft belanghebbende een woning laten bouwen, met de bedoeling om daar met zijn gezin te gaan wonen. De woning is medio 2016 gereed gekomen. Deze woning is gelegen op circa 1,5 kilometer afstand van de woning aan de [adres 1] . Zijn gezin heeft nimmer gewoond in de woning aan de [adres 2] . Sinds september 2017 staat deze woning te koop bij een makelaar.
2.5
Met ingang 15 augustus 2016 heeft belanghebbende zich ingeschreven op het adres [adres 2] . Zijn partner en kinderen zijn op het adres [adres 1] blijven wonen en zijn daar ingeschreven gebleven. Tot augustus 2017 heeft belanghebbende verbleven in de woning aan de [adres 2] . In deze woning waren geen internet en televisie aanwezig. Vanwege het ontbreken van internet waren zijn kinderen niet van plan om bij hem aan de [adres 2] te komen wonen, aldus belanghebbende. Zijn partner stond volgens belanghebbende sowieso niet open voor een verhuizing naar de woning aan de [adres 2] . In de periode dat belanghebbende aan de [adres 2] heeft verbleven, werd zijn kleding gewassen aan de [adres 2] . Ook nuttigde belanghebbende in die periode het avondeten veelal aan de [adres 2] . De administratieve werkzaamheden voor zijn bedrijf [bedrijf 2] BV verrichtte belanghebbende ook vanuit de woning aan de [adres 2] .
2.6
Voor de bouw van de woning heeft belanghebbende in 2013 een hypothecaire geldlening afgesloten. In zijn aangiften inkomstenbelasting heeft belanghebbende de rente en kosten van deze geldlening en de premie voor brand- en natuurrampenverzekering als persoonlijke lasten in aftrek gebracht. De rente en kosten van de hypothecaire geldlening bedroegen respectievelijk USD 11.769 (2014) en USD 17.048 (2015).
2.7
Bij het vaststellen van de aanslagen inkomstenbelasting 2014 en 2015 heeft de Inspecteur deze aftrek gecorrigeerd, omdat de woning aan de [adres 2] niet als hoofdverblijf ter beschikking staat.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is of belanghebbende de rente en kosten van de hypothecaire geldlening kan aftrekken van zijn inkomen. Daarbij is in het bijzonder in geschil of in 2016 de woning aan de [adres 2] als hoofdverblijf ter beschikking stond van belanghebbende. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.
3.2
Tussen partijen is niet langer in geschil dat de premie voor de brand- en natuurrampenverzekering aftrekbaar is. De Inspecteur concludeert derhalve tot een vermindering van de aanslag IB 2014 naar een belastbare som van USD 45.682 minus USD 1.199, ofwel USD 44.483, en tot een vermindering van de aanslag IB 2015 naar een belastbare som van USD 53.038 minus USD 221, ofwel USD 52.817.
3.3
Belanghebbende concludeert tot een verdere vermindering van de aanslag IB 2014 naar een belastbare som van USD 44.483 minus USD 11.769, ofwel USD 32.714, en tot een vermindering van de aanslag IB 2015 naar een belastbare som van USD 52.817 minus USD 17.048, ofwel USD 35.769.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

4.1
Ingevolge artikel 16, lid 1, letter h, Wet inkomstenbelasting BES (hierna: Wet IB) zijn de rente van schulden en kosten van geldlening die verband houden met de eigen woning aftrekbaar als persoonlijke lasten, indien die woning de belastingplichtige als hoofdverblijf ter beschikking staat.
4.2
Vaststaat dat de woning aan de [adres 2] in de jaren 2014 en 2015 nog in aanbouw was en in 2016 is gereedgekomen. Deze woning stond in de onderhavige jaren 2014 en 2015 dus niet als hoofdverblijf ter beschikking aan belanghebbende. Op grond van artikel 16, lid 1, letter h, Wet IB zijn in 2014 en 2015 de kosten die verband houden met die woning derhalve niet aftrekbaar.
4.3
De Inspecteur heeft aangegeven dat op grond van ongeschreven (begunstigend) beleid van de Belastingdienst de rente van schulden en kosten van geldlening die verband houden met een woning in aanbouw toch aftrekbaar zijn als deze woning in één van de daaropvolgende twee jaren als hoofdverblijf aan belanghebbende ter beschikking is komen te staan.
4.4
Het Gerecht is van oordeel dat de woning aan de [adres 2] ook in de jaren 2016 en 2017 niet als hoofdverblijf is aan te merken, omdat de centrale levensplaats van belanghebbende en zijn gezin zich daar in die jaren niet bevond. Zijn partner en kinderen zijn in die jaren in de woning aan de [adres 2] blijven wonen en hadden ook nimmer de intentie op enig moment naar [adres 2] te verhuizen. Dat belanghebbende gedurende een jaar in de woning aan de [adres 2] is verbleven, brengt niet mee dat deze woning als centrale levensplaats voor belanghebbende en zijn gezin is aan te merken. Daarbij speelt ook een rol dat in die periode belanghebbende regelmatig verbleef in de woning aan de [adres 2] , dat daar zijn kleding werd gewassen, dat hij daar veelal zijn avondeten nuttigde, en dat hij daar ook de administratieve werkzaamheden voor zijn bedrijf verrichtte. Dit betekent dat de rente van schulden en kosten van geldlening die verband houden met de woning aan de [adres 2] ook niet op grond van het ongeschreven beleid van de Belastingdienst aftrekbaar zijn.
4.5
Gelet op het overwogene in 3.2 komt de premie voor brand- en natuurrampenverzekering alsnog in aftrek, zodat het beroep van belanghebbende om die reden gegrond is.

5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

5.1
Belanghebbendes gemachtigde heeft uitsluitend ter zitting rechtsbijstand verleend. Daarom heeft belanghebbende alleen om een proceskostenvergoeding verzocht als hij in het gelijk zou worden gesteld voor wat betreft de aftrek van de kosten voor de woning in aanbouw. Belanghebbende is echter in het ongelijk gesteld, zodat het Gerecht geen aanleiding ziet voor een proceskostenvergoeding.
5.2
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 8:104, lid 4, Belastingwet BES het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslag IB 2014 naar een belastbare som van USD 44.483;
- vermindert de aanslag IB 2015 naar een belastbare som van USD 52.817; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van USD 30 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 mei 2018, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël - van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
Partijen hebben ook de mogelijkheid hun beroepschrift in te dienen bij de griffie van het Gerecht dat deze uitspraak heeft gedaan:
Het Gerecht in eerste aanleg
Plasa Reina Wilhelmina (Fort Oranje)
Kralendijk
Bonaire
De datum van binnenkomst bij de griffie van het Gerecht in eerste aanleg is in dat geval bepalend voor de vraag of het beroep tijdig is ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is griffierecht ten bedrage van USD 60 verschuldigd. In het beroepschrift kan aan het Gemeenschappelijk Hof van Justitie worden verzocht om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.