Op 3 mei 2018 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in een belastingzaak betreffende speelvergunningsrechten. De belanghebbende, een N.V. gevestigd te Bonaire, had bezwaar gemaakt tegen de voldoening van speelvergunningsrechten over meerdere kwartalen van 2013 tot en met 2016 en het eerste kwartaal van 2017. De heffingsambtenaar had de bezwaren ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende beroep instelde. De belastingrechter oordeelde dat hij bevoegd was om uitspraak te doen over de zaak, aangezien het speelvergunningsrecht een eilandbelasting is en de heffing en invordering daarvan geschiedt volgens de Belastingwet BES.
In de procedure werd betwist of de heffingsambtenaar een toezegging had gedaan over de grondslag voor de heffing van het speelvergunningsrecht. De belanghebbende stelde dat de grondslag niet de bruto-ontvangsten, maar de netto-ontvangsten (de ‘win’) zou moeten zijn. Het Gerecht oordeelde dat een dergelijke toezegging in strijd is met de wet en dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet kon slagen. De rechter concludeerde dat de stelling van de belanghebbende over de toezegging niet tot een gunstiger resultaat kon leiden, omdat de wet duidelijk voorschrijft dat het speelvergunningsrecht gebaseerd is op de bruto-ontvangsten.
Uiteindelijk verklaarde het Gerecht het beroep van de belanghebbende ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. Tevens werd vastgesteld dat het griffierecht ten onrechte te hoog was vastgesteld, en het teveel betaalde bedrag zou worden terugbetaald aan de belanghebbende.