Beoordeling van de bezwaren
30. [ [klager] kan in zijn bezwaar worden ontvangen, nu dit is ingediend binnen dertig
dagen nadat het bestreden besluit is genomen (artikel 41 Wet ambtenarenrechtspraak 1951 BES).
31. [ [klager] heeft zich op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit door een
daartoe onbevoegde persoon is getekend. Verweerder heeft erkend dat de mandatering van de directeur Politieel Beleid en Taakuitvoering niet in het mandaatbesluit was doorgevoerd. Thans is dat wel het geval. In ieder geval is de Directeur Generaal Politie bevoegd een ontslagbesluit namens verweerder te nemen. Bij brief van 20 september heeft de Directeur Generaal Politie het ontslagbesluit van 29 mei 2018, alsook andere genomen besluiten, namens verweerder bekrachtigd. Het gerecht is gelet hierop van oordeel dat het bevoegdheidsgebrek dat aan het bestreden besluit kleeft is hersteld. [klager] is hierdoor niet in zijn belangen geschaad, nu de bekrachtiging heeft plaatsgevonden voor de zitting en [klager] zich tegen het bestreden besluit heeft kunnen verweren.
32. De vraag die voorligt is of verweerder in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot
het opleggen van strafontslag c.q. ongeschiktheidsontslag.
33. Op grond van artikel 101 derde lid Brkp BES omvat plichtsverzuim zowel het
overtreden van een voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar van politie in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat verweerder bevoegd is tot oplegging van een disciplinaire straf aan een ambtenaar van de politie die zijn ambtelijke verplichtingen niet nakomt of zich schuldig maakt aan plichtsverzuim. Daarnaast is het de ambtenaar van de politie verboden zich tijdens de voor hem geldende werktijd zonder geldige reden te verwijderen van de plaats waar hij zijn werkzaamheden moet verrichten (artikel 76 tweede lid Brkp BES), en dient een ambtenaar van de politie die verhinderd is dienst te verrichten, daarvan onverwijld kennis te geven aan zijn hoofd van dienst (artikel 79 Brkp BES).
34. Verweerder verwijt [klager] dat hij veelvuldig ongeoorloofd afwezig is geweest.
[klager] heeft zijn afwezigheid niet betwist. Het gerecht overweegt dat uit vaste jurisprudentie volgt dat ongeoorloofde afwezigheid dient te worden aangemerkt als plichtsverzuim. Ook wordt als plichtsverzuim aangemerkt het niet opvolgen van instructies van een meerdere. Daarvan is in het geval van [klager] sprake. De verklaringen die [klager] in dit verband voor zijn handelswijze heeft gegeven overtuigen niet, zodat het gerecht van oordeel is dat [klager] zich in zoverre heeft schuldig gemaakt aan plichtsverzuim. Ook ten aanzien van de andere in het ontslagbesluit genoemde verwijten is naar het oordeel van het gerecht sprake van plichtsverzuim. Van de wijze waarop [klager] zich bij gelegenheid van de jamsessie heeft geuit jegens burgers en de wijze waarop hij zich over collega’s, leidinggevenden en officieren van justitie heeft uitgelaten kan niet worden gezegd dat dit past bij hetgeen een goed politieambtenaar betaamt. Dit geldt ook voor het feit dat [klager] herhaaldelijk heeft gedoken bij de Noordpier, hoewel dat verboden is en hij daarop is aangesproken.
35. [ [klager] stelt dat verweerder door oplegging van strafontslag het
evenredigheidsbeginsel heeft geschonden. Verweerder meent dat daarvan geen sprake is. Zoals verweerder terecht heeft aangevoerd dient, indien is komen vast te staan dat er sprake is van gedragingen die plichtsverzuim opleveren, te worden beoordeeld of verweerder met oplegging van de disciplinaire straf, in casu strafontslag, is gebleven binnen de grenzen van het evenredigheidsbeginsel. Daarvoor zijn de volgende aspecten van belang:
- i) de aard en de ernst van de overtreding;
- ii) de houding van de ambtenaar ten opzichte van zijn gedragingen;
- iii) de voorbeeldfunctie van de ambtenaar, waardoor aan zijn integriteit en
onberispelijkheid hogere eisen mogen worden gesteld dan aan die van een ambtenaar zonder voorbeeldfunctie;
- iv) de vraag of het plichtsverzuim maatschappelijke beroering heeft veroorzaakt;
- v) de staat van dienst van de ambtenaar.
36. In het onderhavige geval gaat het om meerdere overtredingen die elk afzonderlijk plichtsverzuim opleveren, en in ieder geval in samenhang zeer ernstig zijn. Daarbij rekent het gerecht [klager] zwaar aan dat hij op geen enkele wijze heeft laten zien dat hij de ernst van zijn gedragingen in ziet. Integendeel, [klager] stelt zich op het standpunt dat verweerder de gedragingen uit hun verband trekt. Hij meent dat zijn gedragingen niet zo ernstig zijn als verweerder doet voorkomen en dat binnen de organisatie sprake is van een heksenjacht om hem te beschadigen. [klager] legt, kortom, de verantwoordelijkheid voor zijn plichtsverzuim geheel buiten zichzelf. Als politieman, zeker in een leidinggevende positie, mag van [klager] worden verwacht dat hij een voorbeeld is voor anderen en zich integer en onberispelijk gedraagt. De uit het disciplinaire onderzoek naar voren gekomen gedragingen tonen aan dat daarvan in het geheel geen sprake is. Dat is in sterke mate gebleken bij gelegenheid van de confrontatie met burgers over de jamsessie. Wat er ook zij van de vraag of die jamsessie geoorloofd was en de wijze waarop de betrokken burgers zich jegens hem hebben gedragen, vastgesteld moet worden dat de wijze waarop [klager] zich heeft geuit niet professioneel was en zeker niet heeft bijgedragen aan een de-escalatie van de situatie. Van een ervaren politieman als [klager] mag verweerder in redelijkheid wezenlijk ander gedrag verwachten. Zeer ernstig acht het gerecht ook dat [klager] meerdere keren tijdens piketdienst niet bereikbaar was omdat hij dan ging duiken; hij nam dan welbewust het risico, zoals hij ter zitting heeft verklaard, dat er in geval van nood niemand bereikbaar was. In redelijkheid heeft verweerder hier zeer zwaar aan kunnen tillen. Het gerecht tekent hierbij aan dat [klager] ter zitting pas na herhaalde vragen heeft toegegeven dat hij niet aldus had moeten handelen. Ook van belang is dat de staat van dienst van [klager] niet onberispelijk is. Er zijn meerdere disciplinaire onderzoeken geweest en hoewel een eerder strafontslag is vernietigd, blijkt uit de uitspraak die tot die vernietiging heeft geleid dat het functioneren van [klager] als gebrekkig kon worden aangemerkt. Bovendien is [klager] doorgegaan met ongeoorloofd afwezig zijn, ook nadat juist vanwege vermoedens van ongeoorloofde afwezigheid in juli 2016 een disciplinair onderzoek tegen hem was begonnen. [klager] is er door verweerder meerdere malen op gewezen dat hij zijn functioneren diende te verbeteren, zo blijkt (mede) uit de in het geding gebrachte beoordelingsformulieren. [klager] stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van disfunctioneren, met als gevolg dat hij zijn houding en gedrag niet heeft veranderd. Ten slotte is van belang dat het plichtsverzuim in ieder geval voor wat betreft het incident bij het beëindigen van de jamsessie, de bijeenkomst voor de “Zeepkistenrace” en het onbevoegd duiken bij de Noordpier ook buiten de politieorganisatie effect heeft gehad, zodat in zoverre van maatschappelijke beroering sprake is geweest.
36. Uit de stukken blijkt voorts dat verweerder bij de voorbereiding van het besluit de belangen van [klager] en de nadelige gevolgen die het bestreden besluit voor hem heeft of zal hebben heeft afgewogen. Verweerder is echter tot de conclusie gekomen dat de met het besluit te dienen doelen zwaarder wegen dan de belangen van [klager] en de nadelige gevolgen die het bestreden besluit met zich meebrengt. Uit het vorenstaande volgt naar het oordeel van het gerecht dat verweerder met dit besluit binnen de grenzen van de evenredigheid is gebleven en dus in redelijkheid tot deze afweging heeft kunnen komen.
36. Van schending van het motiveringsbeginsel is eveneens geen sprake. Het bestreden besluit is uitvoerig gemotiveerd, en verweerder heeft per verwijt uiteengezet waar dit op is gebaseerd en welke feiten aan de door de verweerder getrokken conclusie ten grondslag liggen.
36. [klager] stelt verder dat verweerder het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden. Het gerecht overweegt dat uit de stukken blijkt dat verweerder ruimschoots de tijd heeft genomen voor de voorbereiding van het besluit, dat [klager] meerdere malen is gehoord, en in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. Verweerder heeft vervolgens per verwijt op de zienswijze van [klager] gereageerd. Van enige onzorgvuldigheid in het handelen van verweerder is naar het oordeel van het gerecht dan ook niet gebleken.
36. Ook het beroep op het rechtszekerheidsbeginsel faalt. De door verweerder gevolgde procedures zijn conform de wettelijke vereisten verlopen. Daarnaast is [klager] reeds op 20 december 2017 in kennis gesteld van het voornemen van verweerder, en is het ontslag niet met terugwerkende kracht verleend. Verder is er geen sprake van het terzijde schuiven van enige door verweerder opgestelde beleidsregel of werkwijze, noch van het met terugwerkende kracht wijzigen van een besluit met voor [klager] nadelige gevolgen.
41. De slotsom is dat verweerder in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Het bezwaar zal ongegrond worden verklaard.
in de zaak BON201800425 (Vovo)
42. Nu heden op de bodemzaak met nummer BON201800375 is beslist heeft [klager] bij de voorzieningen bij voorraad geen belang meer. De verzochte voorzieningen zullen worden afgewezen.
in de zaak BON20180092
42. [klager] heeft tijdig bezwaar gemaakt, namelijk binnen dertig dagen nadat het
bestreden besluit is genomen (artikel 41 Wet ambtenarenrechtspraak 1951 BES).
44. Het gerecht overweegt als volgt. Het bestreden besluit is door verweerder bij
besluit van 21 maart 2018 ingetrokken, waardoor de daarmee gepaard gaande rechtsgevolgen ongedaan zijn gemaakt. Uit de in het geding gebrachte stukken blijkt voorts dat de ingehouden bezoldigingen in de maand juni 2018 alsnog aan [klager] zijn uitbetaald. Nu het besluit door verweerder is ingetrokken is het belang van [klager] bij deze procedure komen te vervallen, waardoor het gerecht [klager] in zijn bezwaar niet-ontvankelijk zal verklaren.
45. [ [klager] heeft tijdig bezwaar gemaakt, namelijk binnen dertig dagen nadat het
bestreden besluit is genomen (artikel 41 Wet ambtenarenrechtspraak 1951 BES).
46. Het gerecht oordeelt als volgt. Op 29 mei 2018 heeft [klager] een definitief
ontslagbesluit ontvangen. Hierdoor zijn de schorsing, en de toegangsontzegging, geëindigd. [klager] heeft daarom geen belang meer bij deze procedure. Het gerecht zal hem in zijn bezwaar niet-ontvankelijk verklaren.
47. Voor een proceskostenveroordeling ziet het gerecht geen aanleiding.