In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is de verdachte op 13 september 2018 veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet 1960 BES. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 27 maart 2018, waarbij de verdachte, al dan niet in vereniging met anderen, ongeveer 405 gram cocaïne heeft ingevoerd en/of uitgevoerd. De verdachte is verschenen op de openbare terechtzitting van 23 augustus 2018, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.T.C. Nicolaas. De officier van justitie, mr. A.A.E. Martis, heeft een gevangenisstraf van negen maanden geëist, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De verdachte heeft verweer gevoerd, maar het Gerecht heeft geoordeeld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de verdachte door het aannemen van potjes met onbekende inhoud, zonder onderzoek naar de herkomst en het doel, bewust de kans heeft aanvaard dat deze potjes verdovende middelen bevatten. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet had op de uitvoer van cocaïne. Het Gerecht heeft het bewezen verklaarde gekwalificeerd als opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet 1960 BES. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat in zijn voordeel heeft gewerkt bij de strafoplegging.
Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Het Gerecht heeft besloten dat de inbeslaggenomen cocaïne niet aan het verkeer zal worden onttrokken, omdat deze van rechtswege aan het openbaar lichaam Bonaire komt te vervallen. De uitspraak is gedaan door rechter mr. G. Edelenbos, bijgestaan door zittingsgriffier mr. M.D.M. Connor.