ECLI:NL:OGEABES:2018:42

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 september 2018
Publicatiedatum
17 juli 2019
Zaaknummer
400.00174/18
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en ontslag van rechtsvervolging in opiumdelictzaak

Op 13 september 2018 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1996. De zaak betrof een opiumdelict waarbij de verdachte werd beschuldigd van het bereiden, verkopen en vervoeren van cocaïne en hasjiesj in de periode van 1 januari 2018 tot en met 18 april 2018. Tijdens de openbare terechtzitting op 23 augustus 2018 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.J. Winkel. De officier van justitie, mr. A.A.E. Martis, eiste vrijspraak voor het primair ten laste gelegde feit en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor het subsidiair ten laste gelegde feit. De raadsman pleitte voor integrale vrijspraak.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om de zaak te behandelen. Na het horen van de argumenten van de officier van justitie en de raadsman, concludeerde het Gerecht dat het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte werd daarom vrijgesproken van dit feit. Voor het subsidiair ten laste gelegde feit oordeelde het Gerecht dat de bewijsvoering onvoldoende was om tot een veroordeling te komen. De verdachte werd ook hiervan vrijgesproken.

Uiteindelijk oordeelde het Gerecht dat de verdachte medeplichtig was aan de drugshandel van een medeverdachte, maar dat dit feit niet strafbaar was volgens de geldende wetgeving. Het Gerecht sprak de verdachte vrij van alle rechtsvervolging. Dit vonnis werd uitgesproken door rechter mr. G. Edelenbos, bijgestaan door zittingsgriffier mr. M.D.M. Connor.

Uitspraak

Parketnummer: 400.00174/18

Uitspraak: 13 september 2018 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1996 op [geboorteplaats],
wonende op [woonplaats], [adres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.J. Winkel, advocaat op Bonaire.
De officier van justitie, mr. A.A.E. Martis, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de verdachte ter zake het onder 1 primair tenlastegelegde zal vrijspreken en ter zake het onder 1 subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van drie jaren en onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende honderdtwintig uren onbetaalde werkzaamheden in het kader van dienstverlening zal verrichten, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte integraal zal worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:

Feit 1: primair

dat hij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2018 tot en met 18 april 2018, althans in of omstreeks de eerste vier maanden van het jaar 2018 op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meerdere ma(a)l(en), al dan niet opzettelijk, (telkens) heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
- ( (telkens) een hoeveelheid cocaïne, althans van enige bereiding van cocaïne, zijnde (telkens) een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumwet 1960 BES en/of (een) middel(len) als bedoeld in lijst I van de Regeling van 6 januari 2005 ter uitvoering van art. 3, eerste lid onder f Opiumwet 1960 BES,
en/of
- ( (telkens) een hoeveelheid hasjiesj en/of hennep, zijnde (telkens) (een) middel(len) als bedoeld in artikel 1 van de Opiumwet 1960 BES en/of (een) middel(len) als bedoeld in lijst II van de Regeling van 6 januari 2005 ter uitvoering van art. 3, eerste lid onder f Opiumwet 1960 BES;
althans, indien het voorgaande niet tot een bewezenverklaring mocht of zou kunnen leiden,

subsidiair

dat [medeverdachte 1] op één of meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2018 tot en met 18 april 2018, althans in of omstreeks de eerste vier maanden van het jaar 2018 op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meerdere ma(a)l(en), al dan niet opzettelijk, (telkens) heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
- ( (telkens) een hoeveelheid cocaïne, althans van enige bereiding van cocaïne, zijnde (telkens) een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumwet 1960 BES en/of (een) middel(len) als bedoeld in lijst I van de Regeling van 6 januari 2005 ter uitvoering van art. 3, eerste lid onder f Opiumwet 1960 BES,
en/of
- ( (telkens) een hoeveelheid hasjiesj en/of hennep, zijnde (telkens) (een) middel(len) als bedoeld in artikel 1 van de Opiumwet 1960 BES en/of (een) middel(len) als bedoeld in lijst II van de Regeling van 6 januari 2005 ter uitvoering van art. 3, eerste lid onder f Opiumwet 1960 BES,
waarbij hij (verdachte) opzettelijk behulpzaam is geweest door,
 informatie te verschaffen aan één of meerdere (potentiele) afhaler(s) en/of koper(s), omtrent de aanwezigheid en/of het ter beschikking zijn van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van voornoemd(e) verdovend(e) middel(en), en/of
 één of meerdere ma(a)l(en) afgifte te doen van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van voornoemd(e) verdovend(e) middel(en) aan één of meerdere afhaler(s) en/of koper(s) en/of gebruiker(s), en/of
 één of meerdere ma(a)l(en) (een) hoeveelheid/hoeveelheden van voornoemd(e) verdovend(e) middel(en) af te leveren bij één of meerdere gebruikers en/of koper(s), althans ontvangers.
Voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
Ten aanzien van feit 1 primair
Het Gerecht is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat hetgeen onder 1 primair is tenlastegelegd niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De verdachte zal daarom zonder nadere overweging daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair (eerste gedachtestreepje)
Het Gerecht heeft uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting niet buiten redelijke twijfel de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastgelegde feit heeft begaan. De aanwijzingen die daarvoor bestaan zijn onvoldoende overtuigend. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna aan dit vonnis toe te voegen aanvulling bevattende de bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair (tweede gedachtestreepje) ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande:

Feit 1: primair

dat hij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2018 tot en met 18 april 2018, althans in of omstreeks de eerste vier maanden van het jaar 2018 op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meerdere ma(a)l(en), al dan niet opzettelijk, (telkens) heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
- (
(telkens) een hoeveelheid cocaïne, althans van enige bereiding van cocaïne, zijnde (telkens) een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumwet 1960 BES en/of (een) middel(len) als bedoeld in lijst I van de Regeling van 6 januari 2005 ter uitvoering van art. 3, eerste lid onder f Opiumwet 1960 BES,

en/of

- (
(telkens) een hoeveelheid hasjiesj en/of hennep, zijnde (telkens) (een) middel(len) als bedoeld in artikel 1 van de Opiumwet 1960 BES en/of (een) middel(len) als bedoeld in lijst II van de Regeling van 6 januari 2005 ter uitvoering van art. 3, eerste lid onder f Opiumwet 1960 BES;
althans, indien het voorgaande niet tot een bewezenverklaring mocht of zou kunnen leiden,

subsidiair

dat [medeverdachte 1] op één of meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2018 tot en met 18 april 2018, althans in of omstreeks de eerste vier maanden van het jaar 2018 op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, één of meerdere ma
(a)l
(en
), al dan niet opzettelijk,
(telkens
)heeft
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht
en/of afgeleverden/of verstrekt
en/of vervoerd,
- (
(telkens) een hoeveelheid cocaïne, althans van enige bereiding van cocaïne, zijnde (telkens) een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumwet 1960 BES en/of (een) middel(len) als bedoeld in lijst I van de Regeling van 6 januari 2005 ter uitvoering van art. 3, eerste lid onder f Opiumwet 1960 BES,

en/of

- (
(telkens
)een hoeveelheid hasjiesj
en/of hennep, zijnde
(telkens) (een)middel
(len)als bedoeld in artikel 1 van de Opiumwet 1960 BES en/of
(een)middel
(len)als bedoeld in lijst II van de Regeling van 6 januari 2005
ter uitvoering van art. 3, eerste lid onder f Opiumwet 1960 BES,
waarbij hij
(verdachte
)opzettelijk behulpzaam is geweest door,

informatie te verschaffen aan één of meerdere (potentiele) afhaler(s) en/of koper(s), omtrent de aanwezigheid en/of het ter beschikking zijn van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van voornoemd(e) verdovend(e) middel(en), en/of

één of meerdere ma(a)l(en) afgifte te doen van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van voornoemd(e) verdovend(e) middel(en) aan één of meerdere afhaler(s) en/of koper(s) en/of gebruiker(s), en/of
 één of meerdere ma(a)l(en)
(een
)hoeveelheid
/hoeveelhedenvan voornoemd
(e
)verdovend
(e
)middel
(en)af te leveren bij één of meerdere gebruikers
en/of koper(s), althans ontvangers.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 subsidiair (tweede gedachtestreepje)
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medeplichtig is aan de (soft)drugshandel van [medeverdachte 1] door hasj te vervoeren en af te leveren bij een of meerdere gebruikers. Dit volgt uit de verklaring van [medeverdachte 1] waarin deze bevestigt dat [bijnaam verdachte ] drugs voor hem rondbrengt, maar dat dit alleen [medeverdachte 2] betreft en deze aangeeft dat hij liever zelf gaat maar dat dit soms niet lukt. Verder heeft [medeverdachte 2] verklaard dat [bijnaam verdachte] af en toe de drugs levert. Deze verklaringen worden voorts ondersteund door verschillende tapgesprekken waaruit het Gerecht afleidt dat verdachte wetenschap heeft van de handel en dat hij wordt gestuurd om drugs af te leveren.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het Gerecht is van oordeel dat het feit, zoals het is ten laste gelegd, niet strafbaar is. Ter overweging dient het volgende.
Gelet op de in de tenlastelegging gebruikte bewoordingen “heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd (telkens) een hoeveelheid hasjiesj en/of hennep”, in samenhang beschouwd met het requisitoir van de officier van justitie, gaat het Gerecht ervan uit dat telkens ondubbelzinnig is bedoeld de verdachte ten laste te leggen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een hoeveelheid hasjiesj en/of hennep. Dit terwijl ingevolge artikel 4, lid 1 onder A en B van de Opiumwet BES slechts het invoeren, uitvoeren, doorvoeren, bezitten of aanwezig hebben verboden is en strafbaar is gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet 1960 BES. Het Gerecht kan niet overgaan tot verbetering van de tenlastelegging zonder dat daardoor sprake zal zijn van ongeoorloofde verlating van de grondslag van de tenlastelegging. Gelet op het vorenstaande levert hetgeen bewezen kan worden verklaard geen strafbaar feit op en zal het Gerecht verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 1 subsidiair (eerste gedachtestreepje) ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair (tweede gedachtestreepje) ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het onder 1 subsidiair (tweede gedachtestreepje) bewezen verklaarde niet strafbaar;
ontslaat de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair (tweede gedachtestreepje) bewezen verklaarde van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Edelenbos, bijgestaan door mr. M.D.M. Connor, (zittingsgriffier), en op 13 september 2018 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op Bonaire.
uitspraakgriffier: