ECLI:NL:OGEABES:2018:35

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 oktober 2018
Publicatiedatum
7 november 2018
Zaaknummer
SAB201800013
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing en dubbele belasting op Saba met betrekking tot inkomsten uit Nederland

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gaat het om een geschil tussen een inwoner van Saba en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende heeft in 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting ontvangen, waarbij hij bezwaar heeft aangetekend. De Inspecteur handhaafde de aanslag, waarna de belanghebbende in beroep ging. De zaak werd behandeld op 5 oktober 2018, waarbij de belanghebbende en vertegenwoordigers van de Inspecteur aanwezig waren.

De belanghebbende betoogde dat de in Nederland verschuldigde inkomstenbelasting verrekend moest worden met de in Saba verschuldigde belasting. De Inspecteur stelde echter dat Saba slechts een belastingvrijstelling hoefde te verlenen voor de aan Nederland toegewezen inkomensbestanddelen. Het Gerecht oordeelde dat de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar was, gezien de omstandigheden rondom orkaan Irma, die de verzending van het beroepschrift had beïnvloed.

Het Gerecht concludeerde dat de Inspecteur ten onrechte aftrek ter voorkoming van dubbele belasting had verleend voor de lijfrente-uitkeringen. De aanslag werd gehandhaafd, maar het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur bij de berekening van de belasting rekening had moeten houden met een lagere aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. De belanghebbende's beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

Uitspraak van 9 oktober 2018
BBZ nr. SAB201800013
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Zittingsplaats Saba
Uitspraak
Op het beroep in de zin van
hoofdstuk VIII, titel acht, afdeling drie van de Belastingwet BES van:
X, wonende te Saba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Saba,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 11 juni 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting voor 2015 opgelegd naar een belastbaar inkomen van USD 88.191. Bij de berekening van de verschuldigde belasting is rekening gehouden met aftrek ter voorkoming van dubbele belasting ten bedrage van USD 20.714.
1.2
Belanghebbende is op 21 juni 2016 tegen de aanslag inkomstenbelasting in bezwaar gekomen.
1.3
De Inspecteur heeft op 2 september 2017 uitspraak op bezwaar gedaan en de aanslag gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende is op 21 augustus 2017 in beroep gekomen tegen de uitspraak op bezwaar en heeft daarvoor een bedrag van USD 28 aan griffierecht betaald.
1.5
De Inspecteur heeft op 18 juli 2018 een verweerschrift ingediend.
1.6
Belanghebbende heeft op 7 augustus 2018 een nader stuk ingediend.
1.7
De zaak is behandeld ter zitting van 5 oktober 2018 in The Bottom te Saba. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. A en B.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is geboren op 9 februari 1950. In het onderhavige jaar 2015 is belanghebbende ingezetene van Saba. Op 9 mei 2015 heeft belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.
2.2
Belanghebbende heeft in 2015 de volgende inkomsten uit Nederland genoten:
-Loon TU Delft en Erasmus Universiteit Rotterdam USD 29.948
-Pensioen ABP Nederland USD 21.015
-SVB Nederland (AOW-uitkering) USD 6.531
-Lijfrente Flexgarant assuradeuren BV Nederland
USD 36.126
Totaal USD 93.620
2.3
Bij het vaststellen van de aanslag heeft de Inspecteur ter zake van het loon, het ABP-pensioen en de lijfrente-uitkering, aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend voor een totaal bedrag van USD 20.714.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is of de Inspecteur op juiste wijze de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting heeft verleend.
3.2
Belanghebbende betoogt dat de in Nederland verschuldigde inkomstenbelasting dient te worden verrekend met de in Saba verschuldigde inkomstenbelasting. De Inspecteur neemt daarentegen het standpunt in dat Saba ter zake van de aan Nederland toegewezen inkomensbestanddelen slechts een belastingvrijstelling hoeft te verlenen. Verder stelt de Inspecteur dat bij het vaststellen van de aanslag ten onrechte een vrijstelling is verleend voor de lijfrente-uitkering, zodat de aanslag eerder te laag is dan te hoog. De lijfrente-uitkering is immers ter belastingheffing toegewezen aan Saba, aldus de Inspecteur.
3.3
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep en handhaving van de aanslag.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Ontvankelijkheid beroep

4.1
Ingevolge artikel 8.101, lid 2 van de Belastingwet BES kan beroep bij het Gerecht worden ingesteld binnen twee maanden na dagtekening van de uitspraak op bezwaar.
4.2
De uitspraak op bezwaar heeft als dagtekening 2 september 2017 en is, zoals de Inspecteur ter zitting heeft verklaard, reeds een maand eerder aan belanghebbende toegezonden. Het beroepschrift had uiterlijk twee maanden na de dagtekening, in dit geval dus op 2 november 2017, ingediend moeten zijn. Belanghebbende heeft het beroepschrift op 21 augustus 2017, overeenkomstig de rechtsmiddelverwijzing op de uitspraak op bezwaar, per post aangetekend verzonden aan het Gerecht te Sint Maarten. Aangezien een ontvangstbevestiging uitbleef, heeft belanghebbende zich bij brief met dagtekening 13 maart 2018 wederom gericht tot het Gerecht. Die brief is door het Gerecht op 25 april 2018 ontvangen.
4.3
Belanghebbende heeft bij zijn brief van 13 maart 2018 een bewijs gevoegd van de aangetekende verzending van het beroepschrift op 21 augustus 2017. Gelet daarop acht het Gerecht de termijnoverschrijding verschoonbaar. Op 6 september 2017 is Sint Maarten getroffen door de orkaan Irma. Gelet op de datum van aangetekende verzending van het beroepschrift, is het niet ondenkbaar dat het beroepschrift in het ongerede is geraakt. Dat mag naar het oordeel van het Gerecht niet voor rekening en risico van belanghebbende komen. Het Gerecht zal belanghebbende dan ook ontvankelijk verklaren in zijn beroep.
Aftrek ter voorkoming van dubbele belasting
4.4
Op grond van artikel 1.1 in verbinding met artikel 3.1 van de Wet inkomstenbelasting BES wordt inkomstenbelasting geheven van degenen die op de BES-eilanden wonen. Deze personen zijn belastingplichtig naar hun totale wereldinkomen. Het is daarbij niet van belang waar ter wereld dat inkomen is verkregen. In 2015 bedraagt het wereldinkomen van belanghebbende USD 93.620.
4.5
In het onderhavige geval zijn enige inkomensbestanddelen van belanghebbende ook in Nederland aan de belastingheffing onderworpen, zodat een situatie ontstaat van dubbele belastingheffing. De belastingregeling voor het land Nederland (BRN) bevat regels ter voorkoming van dubbele belastingheffing. Voor de door belanghebbende genoten inkomsten gelden de volgende regels.
Loon en pensioen overheidsfuncties
4.6
Ingevolge artikel 2.10 BRN mogen salarissen en pensioenen die door het Rijk worden betaald, in Nederland worden belast. Dit is anders als salarissen en pensioenen door het Rijk worden betaald aan een (gewezen) ambtenaar die is aangesteld om in openbare dienst op Bonaire, Sint Eustatius of Saba werkzaam te zijn en niet is aangesteld op grond van de Ambtenarenwet (http://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0001947&g=2018-09-27&z=2018-09-27).
4.7
Belanghebbende was in 2015 werkzaam bij de Technische Universiteit Delft en de Erasmus Universiteit Rotterdam. De dienstbetrekking tot beide openbare universiteiten heeft een publiekrechtelijk karakter, zodat beide functies moeten worden aangemerkt als een overheidsfunctie in de zin van artikel 2.10 BRN (vgl. HR 1 maart 2013, nr. 11/05763, ECLI:NL:HR:2013:BY2691). Dit leidt ertoe dat het door belanghebbende genoten salaris uit deze dienstbetrekkingen, evenals zijn ABP-pensioen, op grond van artikel 2.10 BRN ter belastingheffing is toegewezen aan Nederland.
4.8
Op grond van het bepaalde in artikel 3.1, lid 6, BRN worden deze inkomensbestanddelen op Saba vrijgesteld door een vermindering van de belasting toe te staan. Anders dan belanghebbende voorstaat, is de vermindering dus niet gelijk aan de Nederlandse belasting over deze bestanddelen (verrekening).
Pensioenen, lijfrenten en sociale zekerheidsuitkeringen
4.9
Ingevolge artikel 2.9 BRN zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen, alsmede lijfrenten en sociale zekerheidsuitkeringen, betaald aan een inwoner van Saba slechts belastbaar volgens de belastingwetgeving in Saba.
4.1
Voornoemde regeling brengt mee dat de door belanghebbende genoten AOW-uitkeringen en lijfrente-uitkeringen ter belastingheffing zijn toegewezen aan Saba. De Inspecteur heeft deze inkomsten dan ook terecht in het inkomen begrepen en hij hoeft ter zake geen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting te verlenen. Dat Nederland deze inkomsten eventueel in de heffing heeft betrokken, kan niet ertoe leiden dat in Saba geen heffing over deze inkomsten kan plaatsvinden.
4.11
De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de onderhavige aanslag ten onrechte aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend voor de lijfrente-uitkeringen. Bij de berekening van de verschuldigde belasting had de Inspecteur rekening moeten houden met een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting ten bedrage van USD 11.976, in plaats van USD 20.714. Dit betekent dat de aanslag eigenlijk te laag is vastgesteld. Nu het Gerecht de aanslag niet kan verhogen, zal deze worden gehandhaafd.
Vertrouwensbeginsel
4.12
Verder heeft belanghebbende nog gesteld dat hij na overleg met een belastingambtenaar op Saba bij de betaling van de onderhavige aanslag inkomstenbelasting, voorlopig het bedrag in mindering mocht brengen dat hij in Nederland aan inkomstenbelasting was verschuldigd. Zo deze toezegging al is gedaan, het Gerecht laat dat in het midden, kan daaraan niet het vertrouwen worden ontleend dat bij het vaststellen van de onderhavige aanslag – anders dan de BRN voorschrijft – de in Nederland betaalde belasting verrekend zal worden. Belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel kan derhalve niet slagen.
Slotsom
4.13
Gelet op het vorenstaande dient het beroep van belanghebbende ongegrond te worden verklaard.

5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2018, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen twee maanden na de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Frontstreet 58 (The Courthouse)
Philipsburg
Sint Maarten
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van USD 60 verschuldigd. In het beroepschrift kan aan het Gemeenschappelijk Hof van Justitie worden verzocht om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.