Uitspraak
ContourGlobal Bonaire B.V.,
Water- en Energiebedrijf Bonaire N.V.,
1.Bestreden beschikking
2.Procesverloop
- het pro forma beroepschrift, met producties, van 13 november 2017 van eiseres;
- de aanvullende gronden van beroep, met producties, van 4 januari 2018 van eiseres;
- het verweerschrift, met producties, van 20 maart 2018 van verweerder;
- de aanvullende stukken van 4 juni 2018 van eiseres;
- de pleitnota van 12 juni 2018 van eiseres;
- de pleitnota van 12 juni 2018 van verweerder.
3.Feiten
- sinds 10 oktober 2010 is Bonaire, onderdeel van de BES-eilanden, een openbaar lichaam van Nederland. De staatkundige verandering is aanleiding geweest tot het opstellen van nieuwe wetten;
- op 1 juli 2016 is de Wet elektriciteit en drinkwater BES (wet E&D BES) in werking getreden, waarin aan producenten en distributeurs van elektriciteit en drinkwater taken en verplichtingen worden opgelegd. De wet belast verweerder met het economisch toezicht op de tariefregulering;
- eiseres produceert op Bonaire elektriciteit;
- eiseres heeft met WEB een Power Purchase Agreement (PPA) gesloten naar aanleiding van een door WEB uitgeschreven aanbesteding. Deze PPA loopt tot 27 augustus 2025;
- verweerder stelt de productieprijs vast over de periode waarvoor deze tarieven moeten gelden, de zogeheten ex ante vaststelling;
- bij besluit van 16 december 2016, met kenmerk ACM/DE/2016/207759, (verder te noemen: het besluit) heeft verweerder de maximale productieprijs van elektriciteit voor eiseres voor het jaar 2017 vastgesteld op 0,1088 USD/kWh exclusief de brandstof component;
- eiseres heeft op 24 januari 2017 beroep ingesteld bij dit Gerecht en heeft op 9 maart 2017 haar gronden van beroep aangevuld;
- op 21 maart 2017 heeft dit Gerecht verweerder op grond van artikel 54 WAR BES verzocht om het door eiseres ingediende beroepschrift te heroverwegen in bezwaar;
- op 21 maart 2017 heeft verweerder bevestigend gereageerd op dit verzoek, waarna verweerder het beroep als bezwaar heeft behandeld;
- na een bericht in de Staatscourant van 29 maart 2017 heeft WEB verweerder verzocht om als derde-belanghebbende in de procedure te worden aangewezen. Dit verzoek is, nadat eiseres is gehoord, op 23 mei 2017 toegewezen;
- op 29 juni 2017 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarvan een verslag is opgesteld.
4.WEB als derde belanghebbende
www.rechtspraak.nlonder nummer ECLI:NL:CBB:2016:40), waaruit volgt dat een dergelijke beslissing als voorlopig heeft te gelden. In die uitspraak heeft het CBB verwezen naar de Procesregeling bestuursrechtelijke colleges 2014. Deze procesregeling geldt niet voor de BES. Het Gerecht handhaaft toch de verwijzing naar deze uitspraak, waarbij het volgende van belang is. Op het moment dat een partij vraagt om als derde-belanghebbende aan het geding te mogen deelnemen, zal het Gerecht veelal nog niet het betreffende dossier (volledig) hebben doorgenomen. Dat rechtvaardigt dat op het moment dat daarvan wel sprake is, de beslissing wordt heroverwogen.
5.Relevante wetgeving
6.Inleiding
7.Partijstandpunten
8.Beoordeling
hoofdlijnen van het wetsvoorstel”over de wet E&D BES:
“doelstellingen en methode”stelt de MvT onder meer:
zodanig dat die methode de producent en distributeur prikkelt tot een doelmatige bedrijfsvoering, (…). Werkelijke kosten die niet efficiënt zijn, zullen een dergelijke prikkel immers niet geven.
Peer group determination for Dutch Caribbean energy and water companies, hierna: het rapport peer group)en het aanvullend memo op dat rapport, bevinden zich bij de dossierstukken. Blijkens het rapport peer group en het aanvullend memo stelt BCCF dat, om het redelijk rendement te bepalen een WACC moet worden vastgesteld. Om die WACC te berekenen moet het risicoprofiel worden bepaald. Om over voldoende gegevens te kunnen beschikken heeft BCCF gekeken naar vergelijkbare bedrijven met een vergelijkbaar financieel risico, die aandelen verhandelen. De aandelen van de bedrijven in kwestie moeten voldoende liquide zijn. Op grond van deze twee voorwaarden, is een aantal bedrijven in de Caribische regio al afgevallen.
- BCCF heeft zich niet beperkt tot de Caribische regio, omdat er daar te weinig vergelijkbare bedrijven zijn die beursgenoteerd zijn, dezelfde beperkte activiteiten hebben en voldoende liquiditeit van aandelen kennen. BCCF heeft daarom gekozen voor bedrijven in de aangrenzende regio’s: de Verenigde Staten en Latijns Amerika en Europa. De eerste twee vanwege hun geografische nabijheid en het niveau van economische ontwikkeling, de laatste omdat Bonaire onderdeel is van het Koninkrijk der Nederlanden.
- Voor wat betreft de liquiditeit van de aandelen erkent BCCF dat ook de in het rapport van Nera genoemde bid-ask spread een goede maatstaf voor liquiditeit is, maar BCCF heeft de ACM-standaard gebruikt (verhandelen van aandelen op 90% van de dagen waarop de index wordt verhandeld).
- BCCF erkent dat er geen bedrijven in de Caribische regio zijn gevonden die dezelfde mix van windenergie en diesel gebruiken om energie te produceren, als eiseres en heeft daarom gekozen voor bedrijven die een andere mix van brandstoffen gebruiken om energie te produceren. Wel heeft BCCF vastgehouden aan het criterium dat de gekozen bedrijven hetzelfde product leveren omdat dit criterium over het algemeen tot gelijkenissen met de overige criteria leidt. Dat de gekozen bedrijven een andere mix gebruiken, maakt het systematische risico niet anders.
- Voor wat de bedrijven Endesa, Talen en NRG betreft, waarvan eiseres stelt dat zij te veel afwijken van eiseres om tot de vergelijkingsgroep te behoren, stelt BCCF:
- Voor wat het bedrijf Zespol betreft, waarvan eiseres heeft gesteld dat het niet in de vergelijkingsgroep thuishoort vanwege overheidsingrijpen in de verkoop van een concurrent van Zespol, stelt BCCF dat BCCF niet bekend is met academische literatuur die ondersteunt dat overheidsingrijpen van invloed is op het systematisch risico. De lage bèta van Zespol betekent niet dat het niet het juiste niveau van systematisch risico weergeeft;
- BCCF heeft er voor gekozen om, ondanks verschillen in grootte van het land en grootte van het bedrijf, toch een vergelijking met die grotere landen en bedrijven te maken, omdat er geen andere relevante of meer vergelijkbare types bedrijven zijn en omdat onderzoek binnen academische literatuur BCCF geen bewijs heeft gegeven dat er een verband is tussen de grootte van een bedrijf en het systematisch risico of tussen de grootte van de economie en het systematisch risico;
- Voor wat betreft de projectvennootschap stelt BCCF dat ook de juridische structuur van een bedrijf niet relevant is voor het systematisch risico.
- BCCF heeft in de loop van het proces van bepalen van de vergelijkingsgroep criteria verruimd, maar heeft nadrukkelijk vastgehouden aan het criterium dat de gekozen bedrijven hetzelfde product leveren omdat dit criterium over het algemeen tot gelijkenissen met de overige criteria leidt.
.Verweerder heeft op deze grond uitgebreid gereageerd in haar verweerschrift. Deze reactie komt er op neer dat eiseres met dit argument duidt op een niet-systematisch risico. Zoals eerder overwogen zijn niet-systematische risico’s voor de bepaling van het marktrisico niet relevant. Het is daarbij niet de vraag of eiseres haar risico’s kan spreiden, maar of een investeerder zijn risico’s kan spreiden. Hetzelfde geldt voor het betoog van eiseres over de omvang van de relevante markt (punt IV.4.12 van haar beroep): ook daar betreft het een niet-systematisch risico.