Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
zittingsplaats Bonaire
VONNIS IN KORT GEDING
[eiser sub 1],
[eiser sub 2],
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, hebben eisers op 25 januari 2017 een verzoekschrift ingediend met de vordering tot opheffing van een executoriaal beslag dat door [beslaglegger] op een perceel grond te Bonaire was gelegd. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 februari 2017, waarbij eisers vertegenwoordigd waren door hun gemachtigde, mr. E.R. Abdul, terwijl de gedaagde niet verschenen was. De eisers stelden dat zij recht en belang hadden bij de opheffing van het beslag om de juridische levering van het registergoed te kunnen effectueren, aangezien de juridische eigendom bij de gedaagde was blijven berusten.
De notariële akte van 18 februari 2017 vermeldde dat de gedaagde het recht van erfpacht op het perceel had verkocht aan de eisers, maar dat de juridische levering nog niet had plaatsgevonden. De eisers voerden aan dat het niet voldoen aan de veroordeling van de gedaagde door [beslaglegger] onrechtmatig was, maar het Gerecht oordeelde dat er geen specifieke omstandigheden waren gesteld die deze onrechtmatigheid konden onderbouwen. De eisers hadden niet aangetoond dat de gedaagde in staat was om aan de veroordeling te voldoen.
Het Gerecht concludeerde dat de hypotheekstelling ten gunste van de eisers voldoende zekerheid bood voor het geval de gedaagde niet zou meewerken aan de juridische levering. De vordering tot opheffing van het beslag werd afgewezen, en de eisers werden veroordeeld in de kosten van het geding. De uitspraak vond plaats op 23 februari 2017, en het vonnis werd uitgesproken door mr. G.P.M. van den Dungen.