ECLI:NL:OGEABES:2017:38

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 oktober 2017
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
EJ 91 van 2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • G.P.M. van den Dungen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens gebrek aan vertrouwen en veroordeling tot doorbetaling van loon

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, heeft de verzoekster, Buddy Dive Resort B.V., een arbeidsovereenkomst met de werknemer [verzoekster] aangegaan voor de functie van Housekeeping Supervisor. De arbeidsovereenkomst, die op 23 maart 2017 inging, had een looptijd van één jaar en bevatte bepalingen over salaris, proeftijd en opzegtermijn. Na een voortgangsgesprek op 19 mei 2017 en een daaropvolgende vergadering op 1 juni 2017, ontstonden er spanningen tussen partijen, culminerend in een situatie waarin [verzoekster] op 2 juni 2017 niet op het werk verscheen. Buddy Dive Resort B.V. gaf haar een schriftelijke waarschuwing en dreigde met ontslag op staande voet. [verzoekster] heeft zich vervolgens tot het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gewend en heeft op 3 juni 2017 wederom niet gewerkt.

De verzoekster heeft in deze procedure primair verzocht om herstel van de dienstbetrekking en doorbetaling van het salaris, subsidiair om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Buddy Dive Resort B.V. heeft verweer gevoerd en zelf een ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht, primair wegens dringende redenen en subsidiair wegens veranderingen in de omstandigheden. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er een gebrek aan vertrouwen was tussen partijen en dat de arbeidsovereenkomst niet op correcte wijze was beëindigd. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de werkweigering van [verzoekster] niet als dringende reden voor ontslag kon worden aangemerkt en dat Buddy Dive Resort B.V. gehouden was tot doorbetaling van het salaris vanaf 1 juli 2017.

Uiteindelijk heeft het Gerecht de arbeidsovereenkomst ontbonden per 6 oktober 2017, Buddy veroordeeld tot doorbetaling van het salaris van [verzoekster] en de kosten van de procedure gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Burgerlijke zaken over 2017
Registratienummer: EJ 91 van 2017
Datum uitspraak: 6 oktober 2017

BESCHIKKING

in de zaak van

[verzoekster],

wonende te [woonplaats],
verzoekster, tevens verweerster op het zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas,
tegen

de besloten vennootschap Buddy Dive Resort B.V.,

gevestigd te Bonaire,
verweerder, tevens verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigde: mr. A.C.A. Gonzales.
Partijen worden verder genoemd: [verzoekster] en Buddy.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties van [verzoekster] (13 juli 2017);
- de ten behoeve van de mondelinge behandeling door mr. Gonzales toegezonden producties (21 september 2017);
- het op voorhand toegezonden voorwaardelijk tegenverzoek van Buddy (21 september 2017);
- de mondelinge behandeling op 25 september 2017, waarbij mr. Gonzales het verweerschrift in conventie tevens voorwaardelijke vordering in reconventie van Buddy heeft overgelegd (25 september 2017).
Beschikking is bepaald op heden.

De vaststaande feiten

Tussen partijen staat vast dat [verzoekster] op 23 maart 2017 op arbeidsovereenkomst voor de duur van 1 jaar als Housekeeping Supervisor in dienst is getreden van Buddy. Partijen zijn een maandelijks basissalaris van US$ 1.200,- met mogelijke verhoging naar US$ 1.300,- overeengekomen, een proeftijd van twee maanden alsmede een tussentijdse opzeggings-mogelijkheid met een opzegtermijn van eveneens twee maanden. De overeengekomen werkzaamheden omvatten volgens de arbeidsovereenkomst, voor zover hier van belang: schoonmaak van kamers, appartementen en openbare ruimten van het resort, alle werkzaamheden die te maken hebben met de laundry van Buddy, waarbij Buddy heeft bedongen dat ook werkzaamheden buiten de sfeer van de normale werkzaamheden kunnen worden opgedragen.
Op 19 mei 2017 hebben partijen een voortgangsgesprek gevoerd, met als conclusie: “het gaat, er is ruimte om te groeien”. Op 1 juni 2017 heeft Buddy een vergadering met [verzoekster] belegd, waarin Buddy een sterk gewijzigde houding van [verzoekster] ter sprake heeft gebracht en haar heeft aangekondigd dat zij in de laundry zou worden tewerkgesteld.
In de brief van diezelfde datum, die na de vergadering is verstuurd, heeft Buddy onder meer vermeld dat Buddy “genoodzaakt was deze maatregelen te treffen”.
[verzoekster] heeft zich daarop gewend tot het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Op 2 juni 2017 is [verzoekster] niet op het werk verschenen. Op diezelfde dag heeft Buddy [verzoekster] een schriftelijke waarschuwing gegeven voor haar ongeoorloofde afwezigheid en haar geschreven:
Mocht u morgen, zaterdag 3 juni 2017 opnieuw niet om 8.00 uur aanwezig zijn, om uw werkzaamheden conform ons gesprek van gisteren uit te voeren, dan gaan wij er vanuit dat u geen enkele intentie heeft om de u opgedragen werkzaamheden uit te voeren en zijn wij genoodzaakt om u op staande voet te ontslaan vanwege werkweigering.
[verzoekster] is op 3 juni 2017 niet op haar werk verschenen.
Bij brief van haar gemachtigde van 30 juni 2017 heeft [verzoekster] aan Buddy aangeboden haar werk als Housekeeping Supervisor direct te hervatten, zodra Buddy aangeeft van haar diensten gebruik te willen maken.

De verzoeken

[verzoekster] verzoekt:
primairBuddy uitvoerbaar bij voorraad te gebieden om de dienstbetrekking (in de functie van Housekeeping Supervisor) onmiddellijk of op zo kort mogelijke termijn te herstellen met nabetaling van het niet genoten salaris vanaf de datum ontslag tot datum van herstel dienstbetrekking, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7A:1614q BW BES;
subsidiairde arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, vermeerderd met een ontslagvergoeding gelijk aan de resterende maanden van de arbeidsovereenkomst dan wel een billijke schadevergoeding; alsmede Buddy ex artikel 7A:1614 c.q. 7A:1614a BW BES te veroordelen tot doorbetaling van het arbeidsloon vanaf de datum ontslag tot de datum van de rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst, vermeerderd met de vertragingsrente en wettelijke rente en de uitbetaling van de niet genoten vakantiedagen, of zoveel meer of anders als het Gerecht juist acht, kosten rechtens.
Buddy heeft daartegen verweer gevoerd met conclusie tot afwijzing van alle verzoeken van [verzoekster], behoudens het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Bij wijze van zelfstandig tegenverzoek (“reconventie”) heeft Buddy, na wijziging van het verzoek, de ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht, uitvoerbaar bij voorraad, primair wegens een dringende reden als bedoeld in artikel 7A:1615o BW BES en subsidiair wegens veranderingen in de omstandigheden als bedoeld in artikel 7A:1615w BW BES, zonder toekenning aan [verzoekster] van een vergoeding, en zowel in het primaire als in het subsidiaire geval met toekenning aan Buddy van een schadeloosstelling/vergoeding op grond van artikel 7A:1615o lid 3 jo. 7A; 1615r leden 1 en 3 BW BES, gelijk aan het netto salaris van [verzoekster] gedurende de in artikel 2 van de arbeidsovereenkomst overeengekomen twee maanden opzegtermijn, met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten.
Tegen die verzoeken heeft [verzoekster] op haar beurt verweer gevoerd met conclusie tot afwijzing daarvan.

De beoordeling van het geschil

1.
Op grond van artikel 429b lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES zal deze zaak met een beschikking worden afgedaan.
2.
Het Gerecht ziet aanleiding eerst de kwestie van het ontslag op staande voet te beoordelen.
Buddy heeft aangevoerd dat het voorwaardelijk op 2 juni 2017 gegeven ontslag (vgl. het citaat onder de vaststaande feiten) geldig is, nu de aanzegging van ontslag is gedaan onder de ontbindende voorwaarde van artikel 6:22 BW BES, die door toedoen van [verzoekster] in vervulling is getreden. [verzoekster] heeft gesteld dat sprake is van een nietig ontslag op staande voet: geen geldige ontslagreden, geen onverwijlde mededeling ervan, geen dringende reden.
3.
De brief van 2 juni 2017 bevat geen ontslagaanzegging. De bewoordingen ervan gaan niet verder dan een laatste dringende waarschuwing aan [verzoekster], dat zij op staande voet zou worden ontslagen als ze op 3 juni 2017 niet om 8.00 uur op haar werk zou zijn. Dat die waarschuwing niet is gevolgd door het daadwerkelijk verlenen van het ontslag staat tussen partijen vast. Het beroep van Buddy op artikel 6:22 BW BES faalt, alleen al omdat dat artikel ziet op verbintenissen en een (voorwaardelijke) ontslagaanzegging geen (voorwaardelijke) verbintenis is.
4.
De arbeidsovereenkomst is op 3 juni 2017 dus niet beëindigd. Dat betekent dat Buddy in beginsel gehouden is het loon van [verzoekster] door te betalen. Echter, voor de periode van 3 tot en met 30 juni 2017 heeft Buddy zich beroepen op de uitzondering van artikel 7A:1614b BW BES. Dat beroep gaat op, omdat [verzoekster] de bedongen werkzaamheden niet heeft verricht. Zij heeft zich niet bij Buddy gemeld noch de bereidheid heeft getoond de bedongen arbeid te verrichten. [verzoekster] kan er zich niet op beroepen dat Buddy haar in de laundry wilde plaatsen, omdat tot de bedongen arbeid van een Housekeeping Supervisor ook het werk in de laundry behoort.
Voor de periode na 30 juni 2017 geldt dat [verzoekster] werkhervatting als Housekeeping Supervisor heeft aangeboden, hetgeen in het licht van bedongen werkzaamheden betekent dat zij ook in de laundry zou zijn gaan werken. Vanaf 1 juli 2017 is Buddy derhalve gehouden tot loondoorbetaling. Dat [verzoekster], zoals Buddy heeft gesteld, (mogelijk) andere inkomsten is gaan verwerven kan Buddy niet baten. Gesteld dat die stelling juist is, dan nog kan het een werkneemster die geen loon uitbetaald krijgt niet worden verweten dat zij elders inkomsten gaat verwerven.
5.
Partijen zijn het erover eens dat aan de arbeidsovereenkomst een einde behoort te komen en zij hebben beiden de ontbinding daarvan verzocht. Buddy heeft dat gedaan op de grond dat de werkweigering van [verzoekster] een dringende reden voor opzegging van de arbeidsovereenkomst zou hebben opgeleverd. Tevens heeft zij de onrust bij het overige personeel van de afdeling Housekeeping over het zich ten onrechte toe-eigenen van fooien genoemd. Aangezien die laatste kwesties voor Buddy waren afgedaan door de beoogde overplaatsing van [verzoekster] naar de laundry kan Buddy daar thans niet een dringende reden voor ontslag aan ontlenen. Resteert dus de kwestie van de werkweigering.
6.
Van werkweigering door [verzoekster] is in elk geval vanaf 30 juni 2017 geen sprake meer geweest. Voor de periode vanaf 2 juni tot 30 juni 2017 geldt, dat Buddy niet heeft weersproken dat zij in weerwil van een toezegging begin juni 2017 geen contact heeft opgenomen met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waartoe [verzoekster] zich om advies en bemiddeling had gewend. Bij die stand van zaken kan het Gerecht er geen hardnekkige werkweigering in de zin van artikel 7A:1639p lid 2 onder 10 BW BES in zien.
7.
Wel is duidelijk dat het onderling vertrouwen tussen partijen geheel is verdampt. Buddy heeft ten onrechte aangenomen dat de arbeidsovereenkomst was geëindigd na de brief van 2 juni 2017 en heeft niet gereageerd op de brief van de gemachtigde van [verzoekster] van 30 juni 2017. Ook is onweersproken dat Buddy heeft nagelaten contact op te nemen met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zoals al vermeld, hoewel Buddy dat had toegezegd.
[verzoekster] heeft zich op 3 juni 2017 ten onrechte niet bij Buddy gemeld en zij heeft niet betwist zich tegenover haar leidinggevende [leidinggevende] in beledigende bewoordingen te hebben uitgelaten, die zelfs als een bedreiging konden worden opgevat. Bij een dergelijk dieptepunt in de verhoudingen is sprake van veranderingen in de omstandigheden, welke van dien aard zijn, dat de dienstbetrekking billijkheidshalve dadelijk behoort te eindigen. Voor toekenning van een vergoeding, zoals [verzoekster] heeft verzocht, bestaat, zeker nu zij alle gelegenheid heeft gehad om ander werk te zoeken in de periode van non-activiteit, waarover zij deels moet worden doorbetaald, daarvoor geen billijke grond.
8.
Schadevergoeding op grond van artikel 7A:1615o lid 2 BW BES kan aan een partij slechts worden toegewezen, indien de wederpartij door opzet of schuld een dringende reden heeft gegeven om de dienstbetrekking zonder opzegging of zonder inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen te doen eindigen, indien de wederpartij van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt of de rechter op die grond krachtens artikel 7A:1615w BW BES de arbeidsovereenkomst ontbonden heeft verklaard. Het ene noch het andere geval doet zich in dit geschil voor, zodat dit onderdeel van het verzoek van Buddy moet worden afgewezen.
9.
Nu niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 7A:1615t lid 1 BW BES, kan het primaire verzoek van [verzoekster] tot herstel van de dienstbetrekking niet worden toegewezen.
De verdere conclusie is dat voor toewijzing in aanmerking komen de verzoeken van beide partijen tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het verzoek van [verzoekster] tot toekenning van een vergoeding naar billijkheid op grond van artikel 7A:1639w lid 5 BW BES zal worden afgewezen, evenals het verzoek van Buddy tot toekenning van een schadevergoeding op grond van artikel 7A:1615o lid 2 BW BES.
Buddy zal vanaf de eerste dag na 30 juni 2017 tot heden het overeengekomen loon moeten doorbetalen. Nu de voorwaarde voor de loonstijging naar US$ 1.300,- per maand (vgl. artikel 6 van de arbeidsovereenkomst) niet is vervuld, bedraagt het door te betalen loon US$ 1.200,- per maand bruto. De vertragingsrente zal worden toegewezen tot het gematigde percentage van 10.
10.
Omdat elk der partijen gedeeltelijk in het ongelijk is gesteld, zullen zij elk de eigen kosten van de procedure hebben te dragen, waarbij het verzoek van [verzoekster] om haar toe te staan kosteloos te procederen kan worden toegewezen.

Beslissing

Het Gerecht:
op de verzoeken van beide partijen
staat [verzoekster] toe kosteloos te procederen;
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 6 oktober 2017;
veroordeelt Buddy om aan [verzoekster] te betalen het salaris van US$ 1.200,- per maand vanaf
1 juli 2017 tot heden, vermeerderd met een vertragingsrente van 10% en met de wettelijke rente vanaf de dag van verschuldigdheid van de salarisbetalingen tot aan de dag der algehele betaling daarvan, alsmede tot uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen;
verklaart deze beschikking met betrekking tot deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst hetgeen meer of anders is verzocht af;
compenseert de kosten van deze procedure aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.P.M. van den Dungen, rechter in voormeld Gerecht en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 oktober 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.