In deze bodemzaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in de zaak tussen Emphora Fisheries Americas S.A. en een gedaagde partij. De zaak betreft een vordering tot betaling van een boete wegens het niet voldoen aan bouwvoorschriften die zijn opgenomen in de akte van levering van twee percelen grond. Emphora, de eiseres, had de percelen in 2006 gekocht, maar is niet binnen de gestelde termijn met de bouw gestart, wat leidde tot de eis van de gedaagde om de boete te betalen. De gedaagde stelde dat de vordering van Emphora was verjaard, terwijl Emphora betwistte dat zij te laat in verzet was gekomen tegen een eerder verstekvonnis.
Het Gerecht oordeelde dat de verjaringstermijn van de boete was begonnen op 22 augustus 2007 en eindigde op 23 augustus 2012. Aangezien de gedaagde zijn vordering pas in 2016 had ingediend, was deze ruimschoots na het verstrijken van de verjaringstermijn. Het Gerecht verklaarde Emphora tot goed opposant en vernietigde het eerdere verstekvonnis. De vordering van de gedaagde werd afgewezen, en het Gerecht beval de gedaagde om het beslag op de onroerende zaken op te heffen binnen drie dagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten.