ECLI:NL:OGEABES:2017:23

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
AR 32 van 2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.P.M. van den Dungen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een boete wegens het niet voldoen aan bouwvoorschriften en verjaring van de vordering

In deze bodemzaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in de zaak tussen Emphora Fisheries Americas S.A. en een gedaagde partij. De zaak betreft een vordering tot betaling van een boete wegens het niet voldoen aan bouwvoorschriften die zijn opgenomen in de akte van levering van twee percelen grond. Emphora, de eiseres, had de percelen in 2006 gekocht, maar is niet binnen de gestelde termijn met de bouw gestart, wat leidde tot de eis van de gedaagde om de boete te betalen. De gedaagde stelde dat de vordering van Emphora was verjaard, terwijl Emphora betwistte dat zij te laat in verzet was gekomen tegen een eerder verstekvonnis.

Het Gerecht oordeelde dat de verjaringstermijn van de boete was begonnen op 22 augustus 2007 en eindigde op 23 augustus 2012. Aangezien de gedaagde zijn vordering pas in 2016 had ingediend, was deze ruimschoots na het verstrijken van de verjaringstermijn. Het Gerecht verklaarde Emphora tot goed opposant en vernietigde het eerdere verstekvonnis. De vordering van de gedaagde werd afgewezen, en het Gerecht beval de gedaagde om het beslag op de onroerende zaken op te heffen binnen drie dagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Burgerlijke zaken over 2017
Registratienummer: AR 32 van 2016
Datum uitspraak: 24 mei 2017

VONNIS

in de zaak van

De vennootschap Emphora Fisheries Americas S.A.,

gevestigd te Panama,
oppossant in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: Emphora,
gemachtigde: mr. L.M.G. Dundas,
tegen

[gedaagde],

Wonend te [woonplaats],
geopposseerde in conventie,
gedaagde in reconventie,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas.

Het procesverloop

1. Het procesverloop blijkt uit:
- het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde verstekvonnis van 26 oktober 2016 waarbij het Gerecht Emphora heeft veroordeeld om aan [gedaagde] te betalen US$ 11.173,18, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2016 tot de dag der algehele voldoening, alsmede Emphora in de proceskosten veroordeeld;
- het verzetschrift, tevens houdende eis in reconventie van Emphora van 16 december 2016;
- de conclusie van antwoord in oppositie, tevens conclusie van antwoord in reconventie van [gedaagde] 25 januari 2017;
- de conclusie van repliek in oppositie tevens conclusie van repliek in reconventie van Emphora van 22 februari 2017;
- de conclusie van dupliek in oppositie tevens conclusie van dupliek in reconventie van [gedaagde] van 29 maart 2017.
2. Daarna is vonnis bepaald waarvan de uitspraak is bepaald op heden.

De vaststaande feiten

3. De volgende feiten staan tussen partijen vast:
- Op 21 augustus 2006 heeft [gedaagde] twee percelen eigendomsgrond gelegen te Noord Nikiboko te Bonaire, kadastraal bekend afdeling 4, sectie G, nummers 1483 en 1487, voor de prijs van Naf. 69.525,- verkocht en geleverd aan Emphora. In de akte van levering zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
1.Bouwvoorschriften
a. De koper heeft een verplichting om op het verkochte binnen één (1) jaar na heden een aanvang te maken met de bebouwing; indien er op het verkochte constructiewerkzaamheden zijn gestart, dient de eigenaar binnen vierentwintig maanden het bouwwerk te voltooien (…)
3.Boetebepalingen
s. Bij overtreding van een of meer van de voorgaande bepalingen zal de overtreder ten behoeve van de verkoper een onmiddellijk opeisbare boete verbeuren van (…) Naf 10.000,- per overtreding (…)

De koper en haar rechtsopvolger(s) zullen in gebreke zijn door het enkele feit der overtreding zonder dat enige ingebrekestelling of sommatie benodigd zal zijn.

- Emphora is niet binnen een jaar met de constructiewerkzaamheden gestart, waardoor ook niet aan de verplichting is voldaan het bouwwerk binnen 24 maanden te voltooien.
- Op 30 mei 2016 is aan [gedaagde] verlof verleend om conservatoir beslag te leggen op de twee genoemde percelen. Het beslag is gelegd op 2 juni 2016.

De standpunten van partijen

4. [ [gedaagde] heeft gesteld dat Emphora in haar verzet niet-ontvankelijk is omdat zij dat
verzet niet heeft ingesteld binnen de termijn van artikel 84 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES (hierna: Rv BES). [gedaagde] heeft tweemaal een brief aan Emphora gestuurd waarmee hij haar in gebreke heeft gesteld. [gedaagde] heeft de boetebepaling in de akte van levering aldus opgevat dat hij Emphora eerst in gebreke diende te stellen alvorens deze boete verbeurd zou zijn. [gedaagde] heeft voorts gesteld dat Emphora in verband met haar onvindbaarheid nooit de boete heeft verbeurd. [gedaagde] meent dat de vordering pas op 14 mei 2017 is verjaard. De conclusie van [gedaagde] is (impliciet) dat Emphora tot kwaad opposant wordt verklaard, dat het verstekvonnis wordt bevestigd en dat de vordering in reconventie wordt afgewezen.
5. Emphora heeft bestreden dat zij te laat in verzet is gekomen. Voorts heeft zij gesteld dat
de vordering buiten de verjaringstermijn van artikel 3:310 BW BES is ingesteld, reden waarom de vordering van [gedaagde] alsnog moet worden afgewezen. In reconventie heeft zij de opheffing van het beslag op de percelen verzocht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd, waarop hierna zal worden ingegaan.

De beoordeling van het geschil

in conventie en in reconventie
6. Bij zijn laatste conclusie heeft [gedaagde] niet alleen in reconventie geconcludeerd maar
ook, en voor de derde keer, in conventie. Op 22 februari 2017 is de zaak voor uitsluitend een conclusie van dupliek in reconventie naar de rol van 29 maart 2017 verwezen. Voor het nemen van die derde conclusie in conventie is, anders dan op grond van artikel 36 Procesreglement 2016 vereist is, geen toestemming verleend. Het Gerecht laat die conclusie in conventie daarom buiten beschouwing, en slaat alleen acht op de conclusie in reconventie. Nu de conclusie in conventie buiten beschouwing wordt gelaten zal het Gerecht ook de inhoud van de akte uitlating producties, waarin Emphora zich uitlaat over producties die betrekking hebben op de conclusie in conventie, buiten beschouwing laten.
7. Emphora is ontvankelijk in haar verzet. De verzettermijn begint te lopen op het tijdstip
dat de bij verstek veroordeelde, Emphora, op de in artikel 84 lid 1 Rv BES bepaalde wijze op de hoogte is van het verstekvonnis. De plaatsgevonden betekening overeenkomstig artikel 5 aanhef en sub 7 Rv voldoet daar (ook voor een rechtspersoon) niet aan. Onweersproken is dat Emphora eerst op 8 december 2016 bekend is geraakt met het verstekvonnis van 26 oktober 2016, terwijl geen daad is gesteld of gebleken waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of een aangevangen tenuitvoerlegging haar bekend was.
8. Partijen zijn het erover eens dat de verjaringstermijn conform artikel 3:310 BW BES
vijf jaar bedraagt. Emphora heeft gesteld dat de vordering van [gedaagde] is verjaard. De boete waarop [gedaagde] op grond van de boetebepaling in de akte van levering aanspraak maakt was volgens Emphora, zonder voorafgaande ingebrekestelling, opeisbaar op 22 augustus 2007. Emphora voert aan dat de verjaringstermijn conform artikel 3:310 BW BES is geëindigd op 22 augustus 2012. [gedaagde] stelt echter dat de verjaringstermijn later is aangevangen, en dat de vordering pas op 14 mei 2017 is verjaard.
9. Het Gerecht oordeelt als volgt. In de boetebepaling in de akte van levering is
opgenomen dat de koper in gebreke zal zijn door het enkele feit van de overtreding. De boetebepaling laat er dus geen onduidelijkheid over bestaan dat de boete opeisbaar is zonder voorafgaande ingebrekestelling. Op grond van deze bepaling is de boete één jaar na 21 augustus 2006 opeisbaar geworden; de verjaringstermijn is derhalve gaan lopen op 22 augustus 2007 en geëindigd op 23 augustus 2012. Ook indien de door [gedaagde] op 17 maart 2008 verstuurde brief moet worden opgevat als een verschuiving van de in de akte van levering bepaalde termijnen er sprake is van verjaring. [gedaagde] heeft zijn vordering op 13 juni 2016 ingediend, derhalve ruimschoots na het verstrijken van de verjaringstermijn. Het Gerecht volgt [gedaagde] niet in zijn stelling dat de vordering pas op 14 mei 2017 is verjaard. Nu de vordering van [gedaagde] is verjaard dient deze te worden afgewezen.
10. Omdat de vordering in conventie wordt afgewezen, is de grond aan de beslaglegging
komen te ontvallen. De reconventionele vordering tot opheffing daarvan is daarom toewijsbaar. Dat geldt ook voor de gevorderde dwangsombepaling, nu [gedaagde] zich daartegen niet heeft verweerd. Wel zal de dwangsom worden gemaximeerd.
11. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] zowel in conventie als in reconventie
in de kosten van het geding worden veroordeeld, met gehalveerde puntentelling in reconventie. De kosten aan de zijde van Emphora worden begroot op:
- kosten betekening verzetschrift $ 110,24
- salaris advocaat in conventie (2 x 1 punt ad $ 559,-) $ 1.118,00
- salaris advocaat in reconventie (2 x 0,5 punt ad $ 559,-) $
559,00
Totaal $ 1.787,24

Beslissing

Het Gerecht:
in conventie
Verklaart Emphora tot goed opposant;
Vernietigt het tussen partijen gewezen verstekvonnis van 26 oktober 2016 waarvan verzet;
Wijst de vordering van [gedaagde] alsnog af.
in reconventie
Beveelt [gedaagde] het beslag op de onroerende zaken, gelegen te Noord Nikiboko te Bonaire, kadastraal bekend afdeling 4, sectie G, nummers 1483 en 1487 op te heffen en wel binnen drie dagen na betekening aan [gedaagde] van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van US$ 1.000,- per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, met die verstande dat aan dwangsommen niet meer dan US$ 50.000,- zal worden verbeurd;
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
in conventie en in reconventie
Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, aan de zijde van Emphora gevallen over het geheel van de conventie en de reconventie begroot op US$ 1.787,24;
Verklaart dit vonnis (ook) met betrekking tot de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.M. van den Dungen, rechter in voormeld Gerecht en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 mei 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.