In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 7 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen X N.V. en het Openbaar Lichaam Bonaire over de heffing van verhuurautobelasting (VAB). X N.V. had op 10 juli 2013 aangifte gedaan van de verschuldigde VAB over de periode april-juni 2013, maar het Openbaar Lichaam had geen uitspraak op het bezwaar gedaan dat X N.V. op 1 augustus 2013 had ingediend. Het Gerecht oordeelde dat het beroep van X N.V. ontvankelijk was, omdat het Openbaar Lichaam niet tijdig had gereageerd op het bezwaar.
De kern van het geschil was of de VAB terecht was geheven, gezien het feit dat X N.V. ook algemene bestedingsbelasting (ABB) had betaald over dezelfde omzet. X N.V. stelde dat er sprake was van dubbele belastingheffing, wat in strijd zou zijn met de wetgeving. Het Gerecht oordeelde echter dat de wetgever het vrijstaat om een dienst op verschillende manieren te belasten, en dat er geen sprake was van een heffing naar inkomen, winst of vermogen, zoals vereist door de Wet Financiën Openbare Lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Daarnaast voerde X N.V. aan dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden, omdat andere autoverhuurbedrijven geen VAB betaalden. Het Gerecht oordeelde dat X N.V. voldoende bewijs had geleverd dat de meerderheid van de autoverhuurbedrijven geen VAB betaalde, en dat het Openbaar Lichaam niet had gereageerd op de argumenten van X N.V. Het Gerecht verklaarde het beroep gegrond en verleende teruggaaf van het betaalde bedrag van $ 28.236, evenals de vergoeding van het griffierecht van $ 30.