ECLI:NL:OGEABES:2016:5

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 februari 2016
Publicatiedatum
2 maart 2016
Zaaknummer
BBZ nrs. 75153, 75154 en 75156 van 2015
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. drs. M.M. de Werd
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep inzake naheffingsaanslagen loonbelasting en premies levensverzekering

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 19 februari 2016 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het beroep van X N.V. tegen naheffingsaanslagen loonbelasting. De belanghebbende had pro forma bezwaar aangetekend tegen de aanslagen, maar de motivering ontbrak. De Inspecteur der Belastingen had naheffingsaanslagen opgelegd voor de jaren 2011 en 2013, na een boekenonderzoek. De belanghebbende heeft op 12 maart 2015 bezwaar aangetekend en later de beroepschriften gemotiveerd, maar niet binnen de gestelde termijn. Het Gerecht oordeelde dat de beroepschriften niet ontvankelijk zijn, omdat de belanghebbende niet tijdig de benodigde motivering heeft ingediend. De rechter benadrukte dat het ontbreken van een motivering in het beroepschrift niet kan worden gecompenseerd door andere stukken. De uitspraak concludeert dat de belanghebbende niet in staat was om de zakelijkheid van de premies levensverzekering aan te tonen en dat het juiste loonbelastingtarief niet was toegepast. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. M.M. de Werd en is openbaar gemaakt op 2 maart 2016.

Uitspraak

Uitspraak van 19 februari 2016
BBZ nrs. 75153, 75154 en 75156 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE
Enkelvoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van
hoofdstuk VIII, titel acht, afdeling drie van de Belastingwet BES van:
X N.V.,gevestigd te Bonaire,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Bonaire,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 14 februari 2015 naheffingsaanslagen loonbelasting over de tijdvakken oktober – december 2011 (aanslagnummer 107.11.24.14.382, hierna: 382), nogmaals oktober – december 2011 (aanslagnummer 107.11.24.14.381, hierna: 381) en oktober – december 2013 (aanslagnummer 107.13.24.03.615, hierna 615) opgelegd.
1.2.
Belanghebbende heeft op 12 maart 2015 pro forma bezwaar aangetekend tegen de aanslagen en de bezwaren nader gemotiveerd bij brief van 20 mei 2015.
1.3
Met dagtekening 24 juli 2015 heeft de Inspecteur uitspraak op bezwaar gedaan met betrekking tot de aanslagen 381, 382 en 615 en die aanslagen verminderd. Ter zake van de aanslag 615 is, ter herstel van een omissie, met delfde dagtekening een ambtshalve vermindering toegepast.
1.4
Bij brieven van 11 augustus 2015, bij het Gerecht binnengekomen op 19 augustus 2015, is belanghebbende pro forma in beroep gekomen tegen de uitspraken op bezwaar tegen de aanslagen 381, 382 en 615. Ter zake van de indiening van de beroepschriften heeft belanghebbende een bedrag van driemaal $ 30 aan griffierecht voldaan. Ter zake van nummer 75157 is ook een bedrag van $ 30 aan griffierecht geheven. Dit nummer is echter ten onrechte opgevoerd. Het nummer moet door het Gerecht ingetrokken worden en het griffierecht van $ 30 moet worden geretourneerd.
1.5
De Inspecteur heeft 27 november 2015 verweerschriften ingediend en op 28 december 2015 een aanvulling daarop.
1.6
Belanghebbende heeft op 5 januari 2016 de beroepschriften gemotiveerd.
1.7
Ter zitting van 8 januari 2016 te Kralendijk zijn namens de Inspecteur verschenen mrs. A en drs. B. Namens belanghebbende zijn verschenen de gemachtigde drs. C. en de vrouw van de directeur D.

2.FEITEN

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1
Belanghebbende is werkzaam in de steenbranche en houdt zich verder onder meer bezig met de verhuur van trucks. In 2014 is bij belanghebbende een boekenonderzoek loonbelasting en algemene bestedingsbelasting over de jaren 2011 tot en met 2013 verricht, waarvan op 9 september 2014 een verslag is opgemaakt. In dit verslag worden onder andere loonbelasting- en premieheffingscorrecties voorgesteld ter zake van privé gebruik auto, loon in natura en door belanghebbende betaalde premies levensverzekering. Met betrekking tot het loon in natura staat in het rapport het volgende vermeld:
‘Aan mevrouw D heb ik tijdens de controle een verklaring gevraagd wie allemaal een maaltijd hebben genoten. Volgens mevrouw D ontvangen medewerkers bij overwerk een maaltijd. Zij kon mij niet specificeren wie allemaal maaltijden hebben genoten. Op basis hiervan heb ik het voorgestelde loonbelastingpercentage toegepast. Het gebruteerde LB percentage bedraagt 43,68%. Het percentage premies bedraagt 18,4%. Tot nu toe is er geen reden om van de loonbelastingpercentage af te wijken aangezien ik niet over een specificatie beschik. Tevens heeft de inhoudingsplichtige niet aangegeven de verstrekkingen te zullen verhalen op haar werknemers’. Met betrekking tot de correctie levensverzekering is in het rapport opgenomen:
‘Tijdens het onderzoek heb ik geconstateerd dat inhoudingsplichtige premies van levensverzekering heeft betaald. Inhoudingsplichtige heeft tot heden de zakelijkheid van deze levensverzekering niet kunnen aantonen. Ik stel daarom voor om deze betalingen als loon aan te merken.’
2.2
Overeenkomstig de resultaten van het boekenonderzoek heeft de Inspecteur naheffingsaanslagen loonbelasting opgelegd waarin ook de premieheffing is begrepen. Voor het jaar 2011 zijn daarbij twee aparte naheffingsaanslagen opgelegd en voor het jaar 2013 is ingevolge artikel 12A Wet loonbelasting BES volstaan met één gecombineerde naheffingsaanslag, waarin zowel de belasting als de premies zijn begrepen. Tegelijkertijd met de aanslagen zijn vergrijpboetes opgelegd.
2.3
Belanghebbende heeft tegen voornoemde aanslagen bezwaar aangetekend. In de ‘Toelichting pro forma bezwaar’ van 20 mei 2015 maakt zij bezwaar tegen de in aanmerking genomen bijtelling privé gebruik auto. Tevens verzoekt zij om de boetes kwijt te schelden.
2.4
Met dagtekening 24 juli 2015 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslagen verminderd en de vergrijpboetes vernietigd en in plaats daarvan verzuimboetes in aanmerking genomen (zie artikel 8.34, lid 3 van de Belastingwet BES). In de bijgevoegde motivering van de verminderingen is het volgende opgenomen:
‘Samenvatting van het bezwaar:
Zoon maakt gebruikt van zijn eigen privé auto. Correcties die voortvloeien uit het boekenonderzoek, waren niet te kwader wil gedaan maar meer door onwetendheid.
Motivering:
De feiten en omstandigheden genoemd in de motivering van het bedrijf geven aanleiding tot vermindering van de correcties en de vergrijpboete.’
2.5
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar op 19 augustus 2015 pro forma beroep aangetekend. In de beroepschriften staat vermeld:
“Hierbij teken ik namens belastingplichtige pro forma beroep aan tegen de in hoofde genoemde aanslag. Het beroepschrift zal op korte termijn nader worden gemotiveerd.”
2.6
Met dagtekening 17 september 2015 heeft het Gerecht een brief gestuurd aan belanghebbende, waarin het volgende is opgenomen:
“op 19 augustus 2015 heeft u voormeld(e) beroepschrift(en) ingediend. Het door u ingestelde beroepschrift voldoet niet aan de daaraan gestelde eisen aangezien:
Het beroepschrift niet of onvoldoende is gemotiveerd.
…..
U wordt hierbij in de gelegenheid gesteld om tot uiterlijk 6 weken na dagtekening van deze brief uw motivering (in tweevoud) bij het Gerecht in te dienen. Voorts maak ik u erop attent dat indien dit verzuim niet wordt hersteld uw beroepschrift niet-ontvankelijk kan worden verklaard. In dat geval zal geen inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsvinden.”
2.7
Belanghebbende heeft op 5 januari 2016 de beroepschriften gemotiveerd.

3.GESCHIL

Primair is in geschil of de beroepen ontvankelijk zijn. Indien die vraag bevestigend wordt beantwoord dan is vervolgens in geschil of de betaalde premies levensverzekering als loon aangemerkt dienen te worden en of het juiste loonbelastingtarief is toegepast. De Inspecteur concludeert tot niet ontvankelijkheid van het beroep en zij beantwoordt de daarop volgende vragen positief. Belanghebbende heeft de tegenovergestelde mening.

4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

Ontvankelijkheid beroep
4.1
Ingevolge artikel 8.103 van de Belastingwet BES (hierna: BwB) dient een beroepschrift de gronden van het beroep te bevatten. Artikel 8.103, lid 4 BwB bepaalt:
‘Het beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan een in dit artikel of in enig ander in deze wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroepschrift, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.’
4.2
Belanghebbende heeft pro forma beroepschriften ingediend en daarin opgenomen dat zij de beroepschriften op korte termijn nader zal motiveren. Bij brief van 17 september 2015 heeft het Gerecht verzocht de beroepschriften binnen zes weken te motiveren en heeft daarbij op gewezen op de mogelijkheid van niet-ontvankelijk verklaring indien dit verzuim niet wordt hersteld. Belanghebbende heeft de beroepschriften niet binnen de vermelde termijn voorzien van een motivering. Gelet daarop is het Gerecht van oordeel dat de beroepen van belanghebbende niet ontvankelijk dienen te worden verklaard.
4.3
Belanghebbende heeft aangevoerd dat zij een behoorlijk aantal keren om toelichting op de in het geding zijnde aanslagen heeft verzocht. Zij heeft daarbij verwezen naar een groot aantal emailberichten, die zij als bijlagen heeft meegezonden bij de motivering van de beroepschriften. Het Gerecht begrijpt belanghebbende aldus dat zij hiermee heeft willen stellen dat zij niet in staat was om eerder een motivering in te dienen omdat de correcties haar niet duidelijk waren. Naar het oordeel van het Gerecht hadden eventuele onduidelijkheden die in de betreffende emailberichten besproken zijn, belanghebbende er evenwel niet van hoeven weerhouden om het beroep binnen voornoemde termijn van zes weken te motiveren op de wijze zoals zij dat op 5 januari 2016 heeft gedaan. Immers, reeds in de controlerapporten zijn de correcties inzake de premies levensverzekering en het tarief aangekondigd en onderbouwd. Het betreffende emailverkeer heeft daar niets aan toegevoegd.
4.4
Indien in het beroepschrift een motivering ontbreekt maar het uit andere stukken zonneklaar is tegen welke punten de belastingplichtige in beroep wenst te komen, dan zou in die zin van een motivering gesproken kunnen worden. Naar het oordeel van het Gerecht doet een dergelijke situatie zich hier niet voor. Noch uit het emailverkeer in voormelde periode van zes weken noch uit andere stukken die in voormelde periode van zes weken zijn ingediend valt op te maken tegen welke correcties belanghebbende in beroep wenste te komen. Nu het beroep niet ontvankelijk is verklaard komt het Gerecht formeel bezien niet toe aan een inhoudelijke behandeling.
4.5
Ten overvloede overweegt het Gerecht dat belanghebbende met het ter zitting overleggen van de polis van levensverzekering nog steeds de zakelijkheid daarvan niet aannemelijk heeft gemaakt en dat zij evenmin een lager tarief voor het loon in natura aannemelijk heeft gemaakt.

5.5. BESLISSING

De rechter in dit gerecht verklaart het beroep niet ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter in dit gerecht, en werden uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 februari 2016, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 8.116a, lid 1 Belastingwet BES).
Het hoger beroep kan worden ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg overeenkomstig artikel 8.116 Belastingwet BES.