ECLI:NL:OGEABES:2016:16

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 augustus 2016
Publicatiedatum
9 januari 2018
Zaaknummer
War BES 2016/9
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een tewerkstellingsvergunning voor een buitenlandse werknemer op basis van lokale arbeidskrachten

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 15 augustus 2016 uitspraak gedaan in het geschil tussen EMCLIR Cleaning Services B.V. en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) over de afwijzing van een aanvraag voor verlenging van een tewerkstellingsvergunning (twv) voor een Peruaanse werkneemster. De aanvraag was eerder afgewezen door de minister op basis van het oordeel dat er lokale arbeidskrachten beschikbaar waren voor de functie van supervisor schoonmaak. Eiseres, EMCLIR Cleaning Services B.V., betwistte deze afwijzing en stelde dat er geen geschikte lokale kandidaten waren voor de functie.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de informatie van het Openbaar Lichaam Bonaire (OLB) niet voldoende was om te concluderen dat er lokale arbeidskrachten beschikbaar waren. Er was slechts één kandidaat voor een andere functie, die niet voldeed aan de vereisten van de functie waarvoor de twv was aangevraagd. Het Gerecht oordeelde dat de minister de afwijzing niet had kunnen baseren op het oordeel van het OLB, omdat dit oordeel niet deugdelijk was gemotiveerd. Het Gerecht heeft de afwijzing van de twv herroepen en bepaald dat de vergunning alsnog verleend moest worden onder de gebruikelijke voorwaarden.

Daarnaast heeft het Gerecht de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiseres, die opgelopen waren in verband met het instellen van beroep. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving van de uitspraak.

Uitspraak

Wet administratieve rechtspraak BES (War BES)

Uitspraak: 15 augustus 2016
Zaaknr.: War BES 2016/9
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
zittingsplaats Bonaire
Uitspraak
In het geding tussen:
EMCLIR Cleaning Services B.V.,
gevestigd te Bonaire,
eiseres,
gemachtigde: mr. M. Bijkerk, advocaat,
en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid(SZW),
verweerder
,
gemachtigden: mrs. L.M. Virginia en W.J. de Nijs, advocaten.

Procesverloop

Bij beschikking van 16 september 2015 heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlenging van de tewerkstellingsvergunning (twv) voor haar werkneemster [werkneemster] afgewezen (de afwijzing).
Bij besluit van 10 februari 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het tegen de afwijzing door eiseres ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het Gerecht heeft de zaak, gevoegd met de zaak met kenmerk War BES 2016/10, ter openbare zitting behandeld op 17 juni 2016. Eiseres werd daar vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Voor verweerder zijn daar zijn gemachtigden verschenen.
Na de zitting heeft het Gerecht de zaken gesplitst om daarin separaat uitspraak te doen.

Overwegingen

1.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen BES (de Wav BES) is het een werkgever verboden een vreemdeling arbeid te laten verrichten zonder twv.
Op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, wordt een twv geweigerd indien naar het oordeel van het bestuurscollege van het openbaar lichaam waar de arbeid uitsluitend of in hoofdzaak wordt verricht of zal worden verricht, voor het doen verrichten van de arbeid waarop de tewerkstellingsvergunning betrekking heeft arbeidskrachten op de lokale arbeidsmarkt beschikbaar zijn.
2.
[werkneemster], van Peruaanse nationaliteit, werkt sedert 2013 voor het door eiseres geëxploiteerde schoonmaakbedrijf. Aan eiseres is met ingang van 27 augustus 2013 voor één jaar een twv verleend om [werkneemster] als “supervisor schoonmaak” (de functie) arbeid te doen verrichten. De twv voor die functie werd vervolgens met één jaar verlengd tot 27 augustus 2015.
Met het oog op de benodigde nieuwe verlenging heeft eiseres volgens de voorschriften van verweerder de vacature voor de functie op 25 juni 2015 bij de Afdeling Arbeidsaangelegenheden van het Openbaar Lichaam Bonaire (OLB) aangemeld, dat op 30 juli 2015 op schrift heeft gesteld: “Er is lokaal aanbod vanuit Unit Arbeid. Werkgever is niet bereid om andere mensen voor deze functie aan te nemen”. In aanvulling daarop is er een memo van 18 augustus 2015, gericht aan “Sociale Zaken en Werkgelegenheid, afdeling Twv”, waarin een medewerker van de Directie Samenleving en Zorg van het OLB relateert over de doorverwijzing naar eiseres van een kandidaat voor de functie van “medewerker huishoudelijk dienst”, die heeft afgehaakt, omdat zij niet de voor de functie geldende arbeidsvoorwaarden door eiseres kreeg aangeboden. De conclusie van het memo is dat eiseres niet bereid is om lokale arbeidskrachten in dienst te nemen.
Aan de bij het bestreden besluit gehandhaafde afwijzing heeft verweerder ten grondslag gelegd dat uit informatie van het bestuurscollege van Bonaire blijkt dat er lokale arbeidskrachten beschikbaar zijn voor de functie, zodat de twv moet worden geweigerd op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wav BES.
3.
Eiseres betoogt met succes dat verweerder de gehandhaafde afwijzing van de verlenging van de twv voor [werkneemster] ten onrechte heeft gebaseerd op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wav Bes.
Uit de gereleveerde informatie van het OLB kan niet worden opgemaakt dat er ten tijde hier van belang lokale arbeidskrachten beschikbaar waren voor de functie. Daaruit valt immers slechts af te leiden dat dat er maar één kandidaat (de kandidaat) was, en wél voor “medewerker huishoudelijke dienst”.
Wat betreft dit laatste kan het Gerecht er niet aan voorbijzien dat daarin het superviserende element van de functie mist, zodat niet met zekerheid gezegd kan worden dat de kandidaat redelijkerwijs geschikt was te achten voor de functie. Dat eiseres niet bereid was de kandidaat voor de functie aan te nemen, rechtvaardigt dan ook niet de door verweerder kennelijk overgenomen conclusie dat eiseres niet bereid was andere mensen voor de functie aan te nemen. Reeds hierom mist het bestreden besluit een deugdelijke motivering.
Verder is het Gerecht van oordeel dat uit het voorhanden zijn van één lokale kandidaat voor een bepaalde functie niet, zoals het OLB heeft gedaan, geconcludeerd kan worden dat er arbeidskrachten op de lokale arbeidsmarkt beschikbaar zijn. De Wav BES beoogt weliswaar erin te voorzien dat werkgevers op de BES-eilanden die personeel nodig hebben, eerst het op de Antilliaanse eilanden beschikbare aanbod inzetten, alvorens er twv’s worden vertrekt voor vreemdelingen, maar die wet voorziet niet in de bevoegdheid voor het OLB werkgevers met een vacature te verplichten een voorgedragen kandidaat in dienst te nemen, op straffe van het onvervuld blijven van de vacature. Dat is een onjuiste, want te verstrekkende, interpretatie van het bepaalde bij artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wav BES. Op grond van die bepaling zal het OLB zich in algemene zin een gefundeerd oordeel moeten vormen een oordeel waarnaar verweerder zich moet richten bij de beslissing op de aanvraag om een twv en dat de rechter slechts terughoudend mag toetsen of voor een bepaalde functie lokaal arbeidskrachten beschikbaar zijn, waaruit werkgevers redelijkerwijs geacht moeten worden geschikte werknemers voor de desbetreffende arbeid te kunnen selecteren.
4.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder de gehandhaafde afwijzing niet heeft kunnen baseren op het oordeel van het OLB dat op de lokale arbeidsmarkt arbeidskrachten beschikbaar waren voor de functie. Het bestreden besluit is dan ook niet deugdelijk gemotiveerd. Op grond van hetgeen bij de behandeling van deze zaak is gebleken, moet het er thans voor worden gehouden dat er voor de functie ten tijde hier van belang geen arbeidskrachten beschikbaar waren op de lokale arbeidsmarkt. Het Gerecht ziet verder in de omstandigheid dat het hier de tweede verlenging van de twv voor [werkneemster] betrof en overigens ook niet gebleken is van andere beletselen voor de verlenging, aanleiding om te oordelen dat de afwijzing moet worden herroepen en de gevaagde verlenging van de twv alsnog moet worden verleend onder de gebruikelijke voorwaarden.
5.
De slotsom is dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en deswege vernietigd moet worden. Het beroep moet gegrond worden verklaard. Het Gerecht zal zelf in de zaak voorzien door de afwijzing van de twv te herroepen en te bepalen dat de twv door verweerder alsnog aan eiseres dient te worden verleend onder de gebruikelijke voorwaarden. Deze uitspraak treedt in zoverre in de plaats van het vernietigde bestreden besluit.
6.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, bestaat er aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten opgekomen aan de zijde van eiser in verband met het instellen van beroep, als na te melden.

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept de afwijzing;
  • bepaalt dat verweerder eiseres de gevraagde twv voor [werkneemster] onder de gebruikelijke voorwaarden verleend en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden (het ministerie van SZW) tot betaling aan eiseres van de bij haar in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van $ 782,- (zegge: zevenhonderden tweeëntachtig dollar), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
  • gelast de Staat der Nederlanden (het ministerie van SZW) aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van $ 84,- (zegge vierentachtig dollar) te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mr. D. Haan en uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2016 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de War BES.