ECLI:NL:OGEABES:2015:4
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in strafzaak tegen verdachte met betrekking tot moorden op [SO A] en [SO B]
In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1988 te Bonaire, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 27 februari 2015 uitspraak gedaan. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.F. van Toll. Het openbaar ministerie had gevorderd om de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten, waarop de raadsvrouw eveneens vrijspraak bepleitte. Tijdens de openbare terechtzittingen op 12 augustus 2014, 11 november 2014 en 3, 4 en 6 februari 2015 zijn de feiten besproken, waarbij de benadeelde partijen vorderingen tot schadevergoeding indienen.
De tenlastelegging omvatte drie feiten, maar het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. Na beoordeling van de verklaringen van medeverdachten en getuigen, concludeerde het Gerecht dat de verklaringen inconsistent en onbetrouwbaar waren. De verklaringen van medeverdachten [A], [B] en [M] waren tegenstrijdig en niet in overeenstemming met objectieve gegevens. Ook de getuige [C.B] had wisselende verklaringen afgelegd die niet als bewijs konden dienen.
Uiteindelijk oordeelde het Gerecht dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte als pleger of medepleger van de moorden op [SO A] en [SO B] aan te merken. De verdachte werd vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De vorderingen van de benadeelde partijen werden afgewezen, omdat niet wettig en overtuigend was bewezen wat aan de verdachte was ten laste gelegd. Het vonnis werd uitgesproken door rechter mr. I.H. Lips in aanwezigheid van de griffier.