ECLI:NL:OGEAA:2025:97

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
AUA202304215
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de gemeenschap na echtscheiding tussen partijen met betrekking tot onroerend goed en aandelen

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een geschil tussen een eiseres en een gedaagde over de verdeling van de gemeenschap na hun echtscheiding. De partijen waren met elkaar in algehele gemeenschap van goederen gehuwd en zijn op 25 juni 2018 gescheiden. De eiseres vordert onder andere de verdeling van de verkoopopbrengst van de voormalige echtelijke woning, die voor Afl. 1.068.000,-- is verkocht, en de helft van een dividenduitkering van Afl. 650.000,-- die de gedaagde zonder medeweten van de eiseres heeft ontvangen. De gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat de baten en lasten gelijk verdeeld moeten worden.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de woning en de inboedel gelijkelijk verdeeld moeten worden, en dat de gedaagde de helft van de dividenduitkering aan de eiseres moet betalen. Daarnaast is bepaald dat de gedaagde een vergoeding van Afl. 133.500,-- aan de eiseres moet betalen voor het uitsluitend gebruik van de woning gedurende de periode van 1 september 2018 tot 31 augustus 2023. De gedaagde is ook veroordeeld om de helft van de belastingschuld aan de eiseres te betalen. Het Gerecht heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat ieder zijn eigen kosten draagt, met uitzondering van de door de eiseres betaalde verschotten. Dit vonnis is uitgesproken op 30 april 2025 door rechter A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Vonnis van 30 april 2025
Behorend bij A.R. nr. AUA202304215
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiseres],
te Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. M.A. Ellis-Schipper,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: voorheen de advocaat mr. A.E.A. Hernandez (tot en met antwoord), thans de advocaat mr. D.G. Croes.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de conclusie van antwoord;
-de conclusie van repliek tevens houdende een wijziging van eis, met producties;
-de conclusie van dupliek, met producties;
-de op 9 oktober 2024 door [eiseres] ingediende akte uitlating producties.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende (nader) bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende (nader) bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
Partijen waren met elkaar in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. Bij beschikking van dit Gerecht van 25 juni 2028 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is de verdeling van die goederengemeenschap gelast. Die beschikking is op 6 augustus 2018 ingeschreven in het daartoe bestemde openbare register.
2.3
Van de ontbonden goederengemeenschap van partijen (hierna: de gemeenschap) maakte onder meer deel uit hun voormalige echtelijke woning gelegen in Aruba te [adres] (hierna: de woning).
2.4
Al vanaf 2012 woonden partijen gescheiden, in die zin dat [gedaagde] in de woning is blijven wonen en [eiseres] elders is gaan wonen. Kort nadat [eiseres] de woning had verlaten vanwege de slechte relatie tussen partijen, heeft een andere vrouw, thans de echtgenote van [gedaagde], de woning betrokken om daar samen te wonen met [gedaagde].
2.5
De woning is op 31 augustus 2023 met de zich daarin bevindende inboedel verkocht voor Afl. 1.068.000,--. Tot die tijd is de woning bewoond door [gedaagde].
2.6
Van de gemeenschap maakte verder deel uit de aandelen in de naamloze vennootschap Internistenpraktijk Dr. [gedaagde] N.V. (hierna: de internistenpraktijk). Ten tijde van de echtscheiding van partijen had de internistenpraktijk een positief saldo van ongeveer Afl. 195.000,--. [Gedaagde] heeft de internistenpraktijk zonder [eiseres] hierover te informeren ontbonden op 3 oktober 2020. Navraag bij de Kamer van Koophandel heeft uitgewezen dat [gedaagde] toen heeft verklaard dat er geen activa of baten waren binnen dat bedrijf.
2.7
Bij de verkoop van de woning is aan het licht gekomen dat [gedaagde] de aanslag inkomstenbelasting over 2017 ad Afl. 121.051,-- onbetaald had gelaten en dat hij veel meer verdiende met zijn werkzaamheden als internist dat was geschat tijdens de echtscheidingsprocedure van partijen. Uit door [eiseres] verkregen documentatie van de belastingdienst, waaronder begrepen de door [gedaagde] ingediende aangifte inkomstenbelasting over 2017, blijkt dat [gedaagde] gedurende dat jaar buiten medeweten van [eiseres] een dividenduitkering had ontvangen van Afl. 650.000,-- (hierna: de dividenduitkering). Die uitkering maakt deel uit van de gemeenschap en is onverdeeld gebleven tussen partijen.
2.8
Van de gemeenschap maakt voorts uit een bij partijen genoegzaam bekende ten behoeve van [gedaagde] bij Guardian Group N.V. ondergebrachte/gesloten pensioenvoorziening in de vorm van lijfrente (hierna: de lijfrente).

3.HET GESCHIL

3.1 [
Eiseres] vordert, na wijziging van eis, dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
i. bepaalt dat de verkoopopbrengst van de woning ad Afl. 1.068.000,-- wordt verdeeld tussen partijen, met dien verstande dat “
de schulden en vorderingen van het deel van die partij worden getrokken aan wie deze door het Gerecht zijn toegedeeld of waartoe die partij is veroordeeld deze te betalen”;
ii. [Gedaagde] veroordeelt de helft van de ontvangen dividenduitkering van Afl. 650.000,-- aan [eiseres] te betalen, althans dat alle belastingschulden van 2012 tot 2018 van in totaal Afl. 127.546,-- betrekking hebbende op het inkomen van [gedaagde] worden toebedeeld aan [gedaagde], althans een door het Gerecht te bepalen toebedeling;
iii. [Gedaagde] beveelt aan [eiseres] te betalen een vergoeding af Afl. 97.500,-- uit hoofde van overbedeling “
in verband met het niet uitkeren van baten uit een tot de huwelijksboedel toebehorende Internistenpraktijk [gedaagde] N.V.”;
iv. [Gedaagde] beveelt om aan [eiseres] te betalen Afl. 160.125,--, althans een door het Gerecht te bepalen ander bedrag, aan vergoeding voor het uitsluitend gebruik van de woning;
v. [Gedaagde] beveelt tot medewerking aan het splitsen van de lijfrente in twee verschillende lijfrentes, waarbij 1 daarvan op naam van [eiseres] wordt gesteld, althans machtiging verleent aan [eiseres] om zelf die splitsing te bewerkstelligen;
vi. [Gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
3.2 [
Gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [eiseres] verzochte, althans dat het Gerecht bepaalt dat zowel de baten als de lasten die deel uitmaken van de gemeenschap gelijk tussen partijen moeten worden verdeeld, kosten rechtens.
3.3
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
Eiseres] vordert de verdeling van de in het gewijzigde petitum van haar verzoekschrift vermelde vermogensbestanddelen, waarvan zij niet of onvoldoende bestreden heeft gesteld dat die deel uitmaken van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen (hierna weer: de gemeenschap) [1] . Hierbij wordt vooropgesteld dat het Gerecht voorbij gaat aan de door [eiseres] bestreden stelling van [gedaagde], dat rekening gehouden moet worden met de beweerdelijke omstandigheid dat hij de hypothecaire lening met betrekking tot de woning heeft afbetaald, omdat is gesteld noch gebleken dat die lening is afgelost door [gedaagde] met aan hem toebehorende gelden nadat het huwelijk van partijen door echtscheiding was ontbonden. Het Gerecht gaat er daarom vanuit dat bedoelde hypotheek ten tijde van het huwelijk van partijen is afgelost met gelden behorende tot de (niet ontbonden) huwelijksgoederengemeenschap. Verder wordt voorop gesteld dat ook de van de gemeenschap deeluitmakende lasten, net als baten, in de verdeling betrokken moeten worden. Het Gerecht volgt [gedaagde] in dat standpunt.
4.2
Nu de echtelijk woning en de zich daarin bevindende inboedel inmiddels is vervreemd kan die niet worden toebedeeld aan één der partijen. Bepaalt zal worden dat de zich onder de notaris bevindende netto verkoopopbrengst van de woning met inboedel, gelijkelijk moet worden verdeeld tussen partijen. In dier voege zal de hiervoor onder i. omschreven vordering van [eiseres] worden toegewezen.
4.3
Ter zake van de hiervoor onder ii. omschreven vordering van [eiseres] wordt het volgende overwogen. De aldaar vermelde door [gedaagde] aan de gemeenschap onttrokken dividenduitkering ad Afl. 650.000,-- zal worden toebedeeld aan [gedaagde], met als gevolg dat [gedaagde] ten titel van overbedeling zal worden veroordeeld om de helft van die uitkering, aldus Afl. 325.000,--, te betalen aan [eiseres].
4.4
De door [gedaagde] aan de gemeenschap onttrokken aan hem door de internistenpraktijk betaalde uitkering ad Afl. 195.000,-- zal worden toebedeeld aan [gedaagde], met als gevolg dat [gedaagde] ten titel van overbedeling zal worden veroordeeld om de helft van die uitkering, aldus Afl. 97.500,--, te betalen aan [eiseres]. In dier voege zal de hiervoor onder iii. omschreven vordering van [eiseres] worden toegewezen. Hierbij wordt nog overwogen dat [gedaagde] zijn door [eiseres] bestreden stelling, dat hij dat geld heeft gebruikt voor de aflossing van de hypothecaire lening van partijen, niet met verificatoire stukken heeft onderbouwd. Het Gerecht gaat daarom voorbij aan die stelling.
4.5
De van de gemeenschap deeluitmakende lijfrente moet ter verdeling tussen partijen worden gesplitst in de door [eiseres] verzochte zin. Het Gerecht zal machtiging verlenen aan [eiseres] om die splitsing zelf te bewerkstelligen.
4.6
Vast staat dat van de gemeenschap deel uitmaakt de hiervoor onder 2.7 vermelde op naam van [Gedaagde] staande belastingschuld ad Afl. 121.051,-- (hierna: de belastingschuld). Die schuld zal worden toebedeeld aan [gedaagde], met als gevolg dat [eiseres] ten titel van (schuld)overbedeling zal worden veroordeeld om aan [gedaagde] te betalen de helft van die schuld, ofwel Afl. 60.525,50. Dat sprake is van meer belastingschulden met betrekking tot het inkomen van [gedaagde] is niet gebleken.
4.7
Ter zake van de door [eiseres] verzochte vergoeding voor het gebruik door [gedaagde] van de voormalige echtelijke woning van partijen wordt het volgende overwogen. Vast staat dat vanaf 2012 partijen gescheiden woonden, in die zin dat [gedaagde] in de woning is blijven wonen en [eiseres] elders is gaan wonen. Kort nadat [eiseres] de woning had verlaten, heeft een andere vrouw, thans de echtgenote van [gedaagde], de woning betrokken om daar samen te wonen met [gedaagde]. In dat verband gaat het Gerecht voorbij aan de stelling van [gedaagde] dat ook [eiseres] altijd de mogelijkheid heeft gehad om de woning te gebruiken. Dat kon onder die omstandigheid in redelijkheid niet worden gevergd van [eiseres]. Aldus volgt het Gerecht [eiseres] in haar standpunt dat [gedaagde] een vergoeding verschuldigd is aan [eiseres] voor het eenzijdig en uitsluitend gebruik van de woning gerekend vanaf de door [eiseres] verzochte datum, te weten 1 september 2018, tot het moment dat [gedaagde] daar is blijven wonen, te weten 31 augustus 2023. Die door [gedaagde] maandelijks te betalen vergoeding stelt het Gerecht vast als volgt: 5% van de helft van de verkoopsom : 12 = Afl. 2.225,-- ofwel US$ 1.250,--. Over de periode vanaf 1 september 2018 tot en met 31 augustus 2023, zijnde in totaal 60 maanden, komt dat neer op een totaal door [gedaagde] aan [eiseres] te betalen gebruiksvergoeding ad Afl. 133.500,-- ofwel US$ 75.000,--. In zoverre zal de hiervoor onder iv. omschreven vordering van [eiseres] worden toegewezen.
4.8
Bij dit alles wordt nog overwogen dat [gedaagde] onbestreden heeft gesteld dat hij - zo het Gerecht begrijpt - vanaf het moment dat het huwelijk van partijen was ontbonden met betrekking tot de woning altijd de rekeningen kreeg ter zake van verzekering en grondbelasting. Indien en voorzover [gedaagde] ter zake van de die rekeningen bewijs van betaling kan tonen aan [eiseres], is [eiseres] gehouden de helft daarvan te dragen door betaling daarvan aan [gedaagde]. Het Gerecht zal [eiseres] daartoe veroordelen.
4.9
In de aard van de procedure (partijen waren gehuwd met elkaar) en de uitkomst daarvan ziet het Gerecht aanleiding de kosten van de procedure te compenseren tussen partijen aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt, behoudens de door [eiseres] betaalde verschotten, te weten het griffiegeld ad Afl. 5.830,-- en de kosten van oproeping van [gedaagde] ad Afl. 211,20. Dienaangaande zal het Gerecht op grond van redelijkheid en billijkheid bepalen dat [eiseres] de helft van die door haar betaalde verschotten, aldus ((5.830,-- + 21,50) : 2 =) Afl. 2.925,75 mag verrekenen met hetgeen zij ingevolge rechtsoverweging 4.6 zal moeten betalen aan [gedaagde].
4.10.
Al het vorenstaande leidt tot de volgende uitspraak; er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een andere uitspraak kunnen dragen.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
bepaalt dat de zich onder de notaris bevindende netto opbrengst van de verkoop van de woning met inboedel gelijkelijk moet worden verdeeld tussen partijen;
5.2
deelt toe aan [gedaagde] de dividenduitkering en veroordeelt [gedaagde] dienaangaande ten titel van overbedeling te betalen aan [eiseres] Afl. 325.000,--;
5.3
deelt toe aan [gedaagde] de hiervoor onder 4.4 vermelde door de internistenpraktijk aan [gedaagde] betaalde uitkering, en veroordeelt [gedaagde] dienaangaande ten titel van overbedeling te betalen aan [eiseres] Afl. 97.500,--;
5.4
deelt toe aan [gedaagde]de belastingschuld, en veroordeelt [eiseres] dienaangaande ten titel van (schuld)overbedeling te betalen aan [gedaagde] Afl. 60.525,50;
5.5
machtigt [eiseres] om de lijfrente te splitsen in 2 aan elkaar gelijke lijfrentes, waarbij 1 daarvan op naam van [eiseres] wordt gesteld en 1 daarvan op naam van [gedaagde] wordt gesteld;
5.6
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen Afl. 133.500,-- aan vergoeding voor het uitsluitend gebruik van de woning gedurende de periode 1 september 2018 tot en met 31 augustus 2023;
5.7
veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde] te betalen de helft van hetgeen [gedaagde] vanaf 6 augustus 2018 tot 31 augustus 2023 telkens met betrekking tot de woning heeft betaald aan verzekeringspremie en aan grondbelasting, onder de voorwaarde dat [gedaagde] telkens betalingsbewijs overlegt aan [eiseres] van die (beweerdelijke) betalingen;
5.8
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt, behoudens de door [eiseres] betaalde verschotten;
5.9
bepaalt dat [eiseres] Afl. 2.925,75, zijnde de helft van de door haar betaalde verschotten, mag verrekenen met hetgeen [eiseres] krachtens de hiervoor onder 5.4 omschreven veroordeling moet betalen aan [gedaagde];
5.1
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.11
wijst af het meer of anders door [eiseres] verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 30 april 2025 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Onderdeel iv. van dat petitum is overigens geen tot de gemeenschap behorend vermogensbestanddeel.