ECLI:NL:OGEAA:2025:90

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
604 van 2024
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid verdovende middelen in Aruba

In deze strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 28 maart 2025 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid verdovende middelen, waaronder cocaïne en hennep. De verdachte, geboren in 1976 en thans gedetineerd in het KIA in Aruba, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. D.L. Emerencia. De officier van justitie, mr. Y. Pronk, eiste een gevangenisstraf van vier jaren, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. Het onderzoek vond plaats op verschillende data, waarbij de verdachte aanwezig was.

De tenlastelegging omvatte het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en hennep op 9 juli 2024. De politie vond bij de kust van Aruba een vaartuig met pakketten die vermoedelijk verdovende middelen bevatten. De verdachte werd later die ochtend aangetroffen met medeverdachten. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte, door aan boord van het vaartuig te stappen, bewust de kans heeft aanvaard dat hij betrokken was bij een drugstransport. Het Gerecht achtte het bewezen dat de verdachte als medepleger opzettelijk de verdovende middelen aanwezig heeft gehad, maar sprak hem vrij van andere onderdelen van de tenlastelegging.

De strafbaarheid van de verdachte werd vastgesteld, en het Gerecht legde een gevangenisstraf van drie jaren op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan door mr. E.A. Lensink, bijgestaan door mr. S.M. Eman, en is openbaar uitgesproken in de rechtszaal.

Uitspraak

Parketnummer: P-2024/01476
Zaaknummer: 604 van 2024
Uitspraak: 28 maart 2025 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het KIA in Aruba.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2024 (pro forma), 9 januari 2025 (pro forma) en op 7 maart 2025 (inhoudelijke behandeling), waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. D.L. Emerencia, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. Y. Pronk, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier [4] jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte zijn de feiten ten laste gelegd die zijn vermeld op de dagvaarding. Een afschrift van de dagvaarding is aan dit vonnis gehecht.

3.Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewezenverklaring

Het Gerecht acht - op grond van de hierna vermelde redengevende feiten en omstandigheden, de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
1. dat hij op of omstreeks 9 juli 2024 in Aruba tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleenopzettelijk een hoeveelheid cocaïne
heeft ingevoerd en/of in bezit heeft gehad en/ofaanwezig heeft gehad;
2. dat hij op of omstreeks 9 juli 2024 in Aruba tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleenopzettelijk een hoeveelheid hennep
heeft ingevoerd en/of in bezit heeft gehad en/ofaanwezig heeft gehad.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
5. Bewijsoverwegingen [1]
Op 9 juli 2024 omstreeks 4:00 uur is door de politie bij de kust van de [plaats] een klein vaartuig aangetroffen. Bij de kustlijn, naast de boot, waren verschillende pakketten op elkaar gestapeld. Op de rotsen nabij de kustlijn tot aan de zandweg en de bosjes, die een aantal meter verderop voor de baai waren, lagen balen en enkele tassen, voorzien van omwikkeld touw, kennelijk om de balen te dragen. Het betrof vermoedelijk verdovende middelen. [2]
Ter plaatse en op dat moment werd aan verbalisanten gemeld dat een persoon in oostelijke richting aan het lopen was. Verbalisanten renden in die richting en troffen daar medeverdachte [medeverdachte] aan. Hij droeg een zwarte rugtas en lag op zijn buik met zijn twee handen omhoog. [3] In deze rugtas zat een pakket inhoudende 3 kilogram marihuana. [4]
In verband met het voorgaande zijn door de politie (na)bij de boot 28 balen inhoudende een groot aantal pakketten (en onder medeverdachte Diaz Suarez aldus 1 pakket) met verdovende middelen aangetroffen. In totaal betreft het 693 kilogram hennep en 7 kilogram cocaïne. [5]
Later die ochtend omstreeks 8:00 uur werden bij een zoekactie op een afstand van bijna één kilometer van de kust van Urirama drie mannen aangetroffen, waaronder de verdachte. [6]
Uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 7 maart 2025 kan worden opgemaakt dat hij vanwege de slechte economische situatie in Venezuela als passagier met het hiervoor bedoelde vaartuig naar Aruba is gereisd. Toen de verdachte in het vaartuig stapte (het Gerecht begrijpt: vóór het vertrek naar Aruba) kreeg hij van de mensen op de plaats van vertrek als ‘veiligheidsmaatregel’ een bivakmuts op zijn hoofd. Hij mocht de gezichten van degenen die op de boot meereisden niet zien. Dat hoorde bij de voorwaarden. Anders zouden ze hem doodmaken. De verdachte wist dat de reden hiervan was dat de situatie op het vaartuig niet in orde was. [7]
Naar aanleiding hiervan overweegt het Gerecht het volgende.
Inmiddels mag het als een feit van algemene bekendheid worden beschouwd dat op de Caribische zee met kleine boten verdovende middelen worden gesmokkeld vanuit het Zuid-Amerikaanse continent naar Aruba. Nog los daarvan geldt dat de verdachte, door onder de hiervoor beschreven omstandigheden aan boord van het vaartuig te stappen, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aan boord stapte van – en zou meereizen op – een boot die werd gebruikt voor een drugstransport.
Op grond van het voorgaande stelt het Gerecht vast dat de verdachte er welbewust, om hem moverende redenen, voor heeft gekozen om zich in te laten met een transport dat – naast het vervoer van personen – ten doel had verdovende middelen te transporten.
Onder deze omstandigheden kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat de verdachte de onderhavige verdovende middelen (als medepleger) opzettelijk aanwezig heeft gehad. Deze bevonden zich immers nabij de verdachte in een kleine boot, zodat de verdachte erover kon beschikken. Dat de verdovende middelen niet daadwerkelijk aan hem toebehoorden, doet daaraan niet af (zie bijvoorbeeld HR 28 mei 1985, ECLI:NL:HR:1985:AC8903 (https://www.recht.nl/rechtspraak/?ecli=ECLI:NL:HR:1985:AC8903), NJ 1985/822).
De verdachte had bovendien wetenschap van de verdovende middelen, althans van de aanmerkelijke kans daarop, zoals hiervoor overwogen.
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Niet kan worden vastgesteld dat de verdovende middelen daadwerkelijk van de verdachte waren of dat hij deze zelf in zijn bezit had. Ook kan niet worden vastgesteld dat de verdachte enige handeling heeft verricht die was gericht op de invoer van de onderhavige verdovende middelen. Dit brengt mee dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in bezit hebben en invoeren van de verdovende middelen. Van deze onderdelen van de tenlastelegging wordt de verdachte vrijgesproken.

6.Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid onder C, van de Landsverordening verdovende middelen, strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening;
Feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, eerste lid onder C, van de Landsverordening verdovende middelen, strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

8.Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid verdovende middelen. Cocaïne en hennep zijn voor de gezondheid van personen zeer schadelijke stoffen. Gelet op de hoeveelheid moeten de verdovende middelen die de verdachte aanwezig heeft gehad, bestemd zijn geweest voor verspreiding en handel. De verspreiding van en de handel in verdovende middelen gaan vaak gepaard met overlast en vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door de gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stoffen. Hiermee wordt ernstige schade toegebracht aan de veiligheid van het land en de inwoners.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht heeft er bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf enerzijds rekening mee gehouden dat verdachte uitsluitend voor het aanwezig hebben van de verdovende middelen wordt veroordeeld, maar anderzijds dat de verdachte recentelijk is veroordeeld voor een soortgelijke strafbare feit. Dat laatste wordt in strafverzwarende zin meegenomen. Ook heeft het Gerecht rekening gehouden met de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, en mede in acht genomen de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd, tot de slotsom gekomen dat na te noemen gevangenisstraf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:11, 1:62, 1:117, 1:118, 1:123, 1:136, 1:189 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidde(n) ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
drie [3] jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.A. Lensink, bijgestaan door
mr. S.M. Eman, (zittingsgriffier), en op 28 maart 2025 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Unit Georganiseerde Criminaliteit, d.d. 7 oktober 2024, geregistreerd onder volgnummers [volgnummer 1] tot en met [volgnummer 2] en [volgnummer 3] tot en met [volgnummer 4] en de onderzoeksnaam [plaats].
2.Zaaksdossier [plaats]: proces-verbaal van bevindingen, p. 1 (AMB2), proces-verbaal inbeslagname boot, verdovende middelen, gps en sateliettelefoon, p. 1 (AMB03), proces-verbaal bevinding fieldtest marihuana, p. 1 en p. 2, met bijlagen (AMB05), proces-verbaal beschrijving, wegen, testen en verzenden monsters, p. 2 (AMB07).
3.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte] (PD01).
4.Proces-verbaal onderzoek tassen, p. 1 t/m 3 (AMB09)
5.Zaaksdossier [plaats]: proces-verbaal van bevindingen, p. 1 (AMB2), proces-verbaal inbeslagname boot, verdovende middelen, gps en sateliettelefoon, p. 1 (AMB03), proces-verbaal bevinding fieldtest marihuana, p. 1 en p. 2, met bijlagen (AMB05), proces-verbaal beschrijving, wegen, testen en verzenden monsters, p. 2 (AMB07) en deskundigenrapport van 10 juli 2024 van de toxicoloog van de afdeling Bureau Forensisch Technische Onderzoeken, Korps Politie Aruba, p. 2 en p. 3 (AMB08).
6.Zaaksdossier [plaats]: proces-verbaal bevinding [plaats], p. 1 en p. 3 (AMB04).
7.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting, proces-verbaal onderzoek ter terechtzitting van 7 maart 2025.