ECLI:NL:OGEAA:2025:88

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
570 van 2024
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en vuurwapenbezit in Aruba met verwerping van noodweer

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 14 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag en vuurwapenbezit. De verdachte heeft op 19 juni 2024 met een vuurwapen op een rijdende auto geschoten, waarbij een passagier, het slachtoffer, in haar linkerarm werd geraakt. De verdachte heeft aangevoerd dat hij handelde uit noodweer, maar dit beroep werd verworpen. Het Gerecht oordeelde dat de door de verdachte opgegeven feitelijke toedracht niet aannemelijk was, aangezien camerabeelden aantonen dat het portierraam van de auto gesloten was op het moment van het schieten. De verdachte is ter terechtzitting bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.E.A. Hernandez, en de officier van justitie, mr. P.A.J. van der Biezen, heeft een gevangenisstraf van zeven jaren geëist. Het Gerecht heeft uiteindelijk de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, rekening houdend met zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij niet eerder voor strafbare feiten was veroordeeld. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is gepubliceerd op Rechtspraak.nl.

Uitspraak

Parketnummer: P-2024/01326
Zaaknummer: 570 van 2024
Uitspraak: 14 maart 2025 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2006 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het KIA in Aruba.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2025 (pro forma), 23 januari 2025 (pro forma) en 21 februari 2025 (inhoudelijke behandeling). De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.E.A. Hernandez, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. P.A.J. van der Biezen, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder feit 1 primair en onder feit 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven [7] jaren, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder feit 1 primair ten laste gelegde onderdeel “medeplegen”.
De raadsman heeft primair bepleit dat de verdachte ter zake van het onder feit 1 ten laste gelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en heeft subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte zijn de feiten ten laste gelegd die zijn vermeld op de dagvaarding. Een afschrift van de dagvaarding is aan dit vonnis gehecht.

3.Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4. Bewezenverklaring

Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 primair en onder feit 2 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
1. dat hij op
of omstreeks19 juni 2024 in Aruba
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] en
/ofeen (tot nu toe) onbekende persoon, opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen in de richting van een
(wegrijdende)auto, waarin die [slachtoffer] en
/ofdeze(tot nu toe) onbekende persoon zich bevonden, heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. dat hij op
of omstreeks19 juni 2024 in Aruba,
een pistool ofeen revolver en
/of een ofmeer
derescherpe patronen,
in elk geval een vuurwapen en/of munitie,als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening, voorhanden heeft gehad
;.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Bewijsmiddelen

Nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en zijn raadsman ten aanzien daarvan geen vrijspraak heeft bepleit, zal overeenkomstig artikel 402, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen expliciete landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Aruba.
1.
De
bekennende verklaring van de verdachteop 21 februari 2025 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting;
2.
Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 20 juni 2024 (bijlage 23 van het zaaksdossier), voor zover inhoudende het
relaas van de desbetreffende verbalisanten;
3.
Een proces-verbaal van bevindingen schietincident d.d. 19 juni 2024 (bijlage 1 van het zaaksdossier), voor zover inhoudende het
relaas van de desbetreffende verbalisanten.

6.Bewijsoverweging

Met de officier van justitie en de verdediging is het Gerecht van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde samen met een ander heeft begaan, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

7.Strafbaar feit, strafbare dader?

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 een beroep gedaan op noodweer en (putatief) noodweerexces en heeft bepleit dat de verdachte ten aanzien van dit feit moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Ter onderbouwing van dit verweer heeft de raadsman – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de verdachte op de tot nu toe onbekend gebleven bestuurder van de Toyota Vitz (hierna: de NN-persoon), heeft geschoten doordat deze, terwijl hij langs de verdachte reed, zijn
autoraam (het rechterportierraam) omlaag deed en (de punt van) een vuurwapen op hem richtte. De verdachte raakte daardoor in paniek en vreesde voor zijn leven.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het beroep op noodweer en (putatief) noodweerexces dient te worden verworpen. De officier van justitie heeft verwezen naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad en heeft gesteld dat de door de verdachte opgegeven feitelijke toedracht niet aannemelijk is. Uit de objectieve bewijsmiddelen blijkt dat toen de bestuurder van de auto voorbij verdachte reed het rechter- en het linker portierraam van de Toyota Vitz de hele tijd gesloten waren. Er was dus geen sprake van een noodweersituatie.
Het oordeel van het Gerecht
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is voor een geslaagd beroep op noodweer in de eerste plaats vereist dat de rechter de door de verdachte opgegeven feitelijke toedracht, die uit wettige bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid, aannemelijk acht. Eerst als dat het geval is, kan worden toegekomen aan de vraag of die toedracht kan worden aangemerkt als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding en of het door de verdachte begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging daartegen.
Het Gerecht stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat op 19 juni 2024 omstreeks 13:50 uur een confrontatie tussen verdachte en zijn vriend Dorismond enerzijds, en de NN-persoon anderzijds, heeft plaatsgevonden. De NN-persoon is
vervolgens (als bestuurder) in een auto (Toyota Vitz) weggereden, met naast zich (op de bijrijderstoel) het slachtoffer [slachtoffer]. Tezelfdertijd zijn de verdachte en Dorismond samen weggerend. Kort hierna is de Toyota Vitz langs de verdachte gereden. Toen heeft de verdachte eenmaal met een revolver op het rechterportierraam (de bestuurdersplaats was rechts in het voertuig) geschoten. Hierdoor is, voor zover bekend, niet de NN-persoon geraakt, maar wel [slachtoffer]: zij is door de kogel uit de revolver in haar arm geraakt .
Verdachte heeft verklaard dat de NN-persoon, toen hij langs de verdachte reed, het rechterportierraam van de auto omlaag deed en een vuurwapen op hem, verdachte, richtte, waardoor hij zich bedreigd voelde en genoodzaakt was (althans voelde) om zichzelf te verdedigen. Daardoor heeft hij met een revolver in de richting van de NN-persoon geschoten.
Het Gerecht volgt deze lezing niet. Immers, uit de beschrijving van de camerabeelden is gebleken dat het rechterportierraam van de Toyota Vitz, op het moment dat hij langs de verdachte reed, de hele tijd gesloten was. De verdachte is hiermee ter terechtzitting geconfronteerd en heeft verklaard dat het portierraam toch open was, dit was volgens hem precies op het moment dat de auto achter een boom reed die de camera het zicht op het desbetreffende portierraam tijdelijk ontnam. Het Gerecht acht dit onmogelijk, althans onaannemelijk, nu moet worden aangenomen dat de auto maar heel kort (een fractie van een seconde) achter de boom is geweest. Dit geldt te meer nu de verdachte heeft verklaard dat de Toyota Vitz op dat moment met een snelheid van zeventig kilometer per uur voorbij reed.
Het Gerecht is dan ook van oordeel dat de door de verdachte opgegeven feitelijke toedracht in het licht van de objectieve bewijsmiddelen niet aannemelijk is. Uit de camerabeelden blijkt niet dat NN—persoon zijn portierraam omlaag heeft gedaan, om nog maar te zwijgen van het tevoorschijn halen of richten van een vuurwapen.
Gelet hierop is niet aannemelijk is geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de zijde van NN-persoon. Reeds daarom moet het beroep op noodweer worden verworpen. Gelet op het voorgaande zijn ook geen omstandigheden aannemelijk geworden die verdachte redelijkerwijs aanleiding konden geven te veronderstellen dat hij dreigde te worden aangevallen. Ook overigens is daarvoor niets aangevoerd. Daarmee komt de verdachte ook geen beroep toe op (putatief) noodweerexces.
Er zijn, gelet op het voorgaande, geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair: van poging tot doodslag, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 2:259 juncto artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba;
Feit 2: overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening.
Er zijn, gelet op het voorgaande, geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, zodat de verdachte strafbaar is.

8.Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag gericht op twee personen door eenmaal met een vuurwapen op een rijdende auto te schieten, wetende dat zich naast de bestuurder ook een passagier in de auto bevond, te weten: het slachtoffer [slachtoffer]. Dit slachtoffer is door de van de verdachte afkomstige kogel getroffen in haar linkerarm. [Slachtoffer] heeft hierdoor een botfractuur opgelopen, een operatie moeten ondergaan en is nog steeds aan het herstellen.
De verdachte heeft zich evenzeer schuldig gemaakt aan vuurwapenbezit. Het voorhanden hebben van vuurwapens kan (levens)gevaarlijke situaties met zich meebrengen, zoals ook dit incident weer duidelijk laat zien.
Hoewel de precieze aanleiding voor het schietincident in nevelen is gehuld, heeft de verdachte met zijn handelen getoond geen respect te hebben voor het leven van (onschuldige) anderen. Dat er geen doden zijn gevallen is een gelukkige omstandigheid die geenszins aan het handelen van verdachte te danken is.
De verdachte aarzelt blijkbaar niet om op de openbare weg een vuurwapen met munitie te dragen en deze te gebruiken, dat is zorgwekkend.
Het betreft ernstige feiten die gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving in het land Aruba veroorzaken.
Gelet op het voorgaande is in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur passend.
De verdachte was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten meerderjarig, zodat in beginsel het volwassenstrafrecht van toepassing is. De raadsman heeft evenwel verzocht het minderjarigenstrafrecht toe te passen, nu de verdachte ten tijde van het feit pas net meerderjarig was. Het Gerecht is van oordeel dat in de door de raadsman geschetste argumenten onvoldoende reden is gelegen tot het afwijken van de hoofdregel dat het minderjarigenstrafrecht van toepassing is.
Enkel zijn jonge leeftijd is daartoe onvoldoende. Ook overigens ontbreken daarvoor aanknopingspunten; ook tijdens de behandeling ter terechtzitting is het Gerecht niet gebleken dat er sprake is van feiten of omstandigheden die maken dat het minderjarigenstrafrecht moet worden toegepast. Het Gerecht zal dan ook het volwassenenstrafrecht toepassen.
Wel zal het Gerecht daarbij – in sterkere mate dan de officier van justitie – rekening houden met de jeugdige leeftijd van de verdachte. Het Gerecht acht het belangrijk dat de verdachte niet op voorhand de kans wordt ontnomen om (alsnog) het rechte pad in te slaan en iets van zijn leven te maken.
Verder geldt dat uit het strafblad van de verdachte van 3 oktober 2024 blijkt dat hij niet eerder voor enig strafbaar feit is veroordeeld.
Tot slot zal het Gerecht rekening houden met de omstandigheid dat de verdachte ter zitting heeft laten blijken dat hij inzicht heeft getoond in het kwalijke van zijn handelen, en spijt heeft betuigd.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:11, 1:119, 1:224, 1:136 en 1:189 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
vijf [5] jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.A. Lensink, bijgestaan door mr. S.M. Eman, (zittingsgriffier), en op 14 maart 2025 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Divisie Centrale Recherche, sectie Jeugd- en Zedenpolitie, d.d. 30 september 2024, geregistreerd onder proces-verbaalnummer [proces-verbaalnummer] en de onderzoeksnaam “Filmazo”.