Op 26 februari 2025 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in de zaken AUA202500303 en AUA202500314. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.J.C. Odor, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf, die op 1 oktober 2024 was afgewezen. Na het indienen van het bezwaar op 8 november 2024 en het uitblijven van een beslissing, heeft de appellant op 3 februari 2025 beroep ingesteld. Tevens heeft hij op 5 februari 2025 een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend.
Tijdens de zitting op 26 februari 2025 heeft de rechter vastgesteld dat de verweerder, de Minister van Justitie en Sociale Zaken, nog geen reële beslissing op het bezwaar had genomen, wat in strijd is met de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De rechter heeft geoordeeld dat het uitblijven van een beslissing gelijkgesteld moet worden met een afwijzende beslissing, die niet gemotiveerd was. Daarom werd het beroep gegrond verklaard en werd de bestreden beslissing vernietigd. De verweerder werd opgedragen om binnen drie maanden na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar van de appellant.
Daarnaast werd de verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten van rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 350,-, en werd het door de appellant gestorte griffierecht van Afl. 25,- terugbetaald. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat de rechter op dat moment al een einduitspraak deed op het beroep. De uitspraak werd gedaan door mr. B.J. van Ettekoven, met mr. drs. A.A. Wever als griffier, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.