ECLI:NL:OGEAA:2025:8

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
713 van 2024
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel, mensensmokkel en illegale tewerkstelling in Aruba

Op 27 januari 2025 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Colombia en wonende in Aruba. De verdachte werd beschuldigd van mensenhandel, mensensmokkel en illegale tewerkstelling. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte de tenlastegelegde feiten alleen had gepleegd en dat medeplegen niet bewezen kon worden. De feiten vonden plaats tussen 1 januari 2020 en 6 september 2021, waarbij de verdachte de aangeefster, die in een kwetsbare positie verkeerde, had misleid en uitgebuit. De verdachte had de aangeefster naar Aruba gehaald onder het voorwendsel dat zij voor haar moeder zou zorgen, maar betaalde haar een bedrag dat ver onder het wettelijk minimumloon lag. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensenhandel, mensensmokkel en illegale tewerkstelling, en dat er sprake was van een schending van de redelijke termijn in de berechting. Hierdoor werd de straf verlaagd tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 200 uren. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en het misbruik van de kwetsbare situatie van de aangeefster.

Uitspraak

Parketnummer: P-2023/01180
Zaaknummer: 713 van 2024
Uitspraak: 27 januari 2025 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1972 in Colombia,
wonende in Aruba, [adres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2024. De verdachte is verschenen, bijgestaan door haar raadsman, mr. V.A.V. Carlo, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. W.E.M. van Erp, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft primair bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde en heeft subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
dat zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 6 september 2021 te Aruba, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander te weten: [slachtoffer], (telkens) door dwang, geweld of andere feitelijkheden, of door dreiging met geweld of andere feitelijkheden, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer]
(lid 1 onder a)
en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder die omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader wisten of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
(lid 1 onder d)
en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer], (lid 1 onder f),
immers heeft/hebben zij en of haar mededaders ten aanzien van [slachtoffer], terwijl zij, verdachten en of haar mededaders, wisten dat die [slachtoffer] geen en/of weinig inkomsten had in haar eigen land van herkomst en/of de financiële verantwoordelijkheid had voor haar familie en/of niet beschikte over een geldige verblijfstitel op Aruba en/of op Aruba niemand kende waarop zij terug kon vallen en/of de weg op Aruba niet kende
  • contact gelegd met die [slachtoffer] en gevraagd om op de moeder van verdachte te passen en/of
  • die [slachtoffer] gezegd dat zij AFL 800,- per maand zou kunnen verdienen door op de moeder van verdachte te passen en/of
  • de reis van die [slachtoffer] naar Aruba voor toeristisch verblijf geregeld en die [slachtoffer] opgehaald van de airport en naar de woning van verdachte en/of haar mededaders gebracht en haar daar gehuisvest en/of
  • die [slachtoffer] zeven dagen per week, althans nagenoeg dagelijks, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laten zorgen voor de moeder van verdachte waaronder ook het wassen van die moeder en/of het koken voor die moeder en/of het verschonen van de luiers van die moeder en/of het geven van medicijnen aan die moeder, maar daarnaast ook ander huishoudelijk werk laten verrichten voor verdachte en of haar mededaders, zoals schoonmaken van de woning en/of koken en/of kleding wassen en/of
  • die [slachtoffer] laten slapen in de slaapkamer bij / van de moeder van verdachte en/of
  • de werktijden van die [slachtoffer] bepaald en/of bepaald wanneer [slachtoffer] weg mocht gaan van de woning en/of
  • die [slachtoffer] beperkt in haar bewegingsvrijheid en haar daarmee in een afhankelijkheidspositie van verdachte en/of haar mededaders gebracht en/of
  • die [slachtoffer] geen althans nauwelijks salaris betaald en/of
  • die [slachtoffer] bedreigd haar te laten uitzetten door te zeggen dat zij de immigratie en/of de Guarda nos Costa zouden bellen als zij haar werk niet of niet volledig zou verrichten.
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 6 september 2021 te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten: [slachtoffer]
behulpzaam zijn geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Aruba, of die [slachtoffer] daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen hebben verschaft, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat de aanwezigheid van die [slachtoffer] daar wederrechtelijk was,
(lid 1 sub a)
en/of
uit winstbejag behulpzaam zijn geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Aruba of die [slachtoffer] daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen hebben verschaft, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden dat dat verblijf van die [slachtoffer] daar wederrechtelijk was,
(lid 1 sub b)
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededaders:
  • telefonisch (app)contact onderhouden met [slachtoffer] over de reis naar Aruba en/of
  • een (retour) vliegticket naar Aruba geregeld en/of betaald voor [slachtoffer] en/of
  • een garantstelling (voor toeristisch verblijf) aangevraagd voor [slachtoffer] en/of
  • [slachtoffer] geholpen met het invullen van de ED card en/of
  • de COVID verzekering van [slachtoffer] betaald en/of
  • instructies gegeven over de reis naar en/of de toegang tot en/of het verblijf in Aruba, en/of
  • [slachtoffer] opgehaald op de luchthaven en/of
  • [slachtoffer] gebracht naar de woning aan de [adresgegevens] en/of
  • [slachtoffer] onderdak verschaft in de woning aan de [adresgegevens] en als begunstiging daarvoor die [slachtoffer] voor de moeder van verdachte laten zorgen en ander huishoudelijk werk verrichten
3.
zij in de periode van 22 april 2021 tot en met 6 september 2021, in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten, [slachtoffer] die zich wederrechtelijk toegang tot en/of verblijf in Aruba heeft verschaft, krachtens overeenkomst en/of aanstelling arbeid heeft doen verrichten, terwijl zij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat die toegang of dat verblijf wederrechtelijk was.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
1.
datzij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2020 tot en met 6 september 2021 te Aruba,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander te weten: [slachtoffer], (telkens) door
dwang, geweld of andere feitelijkheden, of door dreiging met geweld of andere feitelijkheden, door afpersing, fraude,misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en
/ofdoor misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest
ofenopgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer]
en
/of
- heeft
gedwongen en/ofbewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
dan wel onder die omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader wisten of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
en
/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer],
immers heeft
/hebbenzij
en of haar mededadersten aanzien van [slachtoffer], terwijl zij, verdachte
n en of haar mededaders, wist
endat die [slachtoffer] geen
en/of weiniginkomsten had in haar eigen land van herkomst en
/of de financiële verantwoordelijkheid had voor haar familie en/ofniet beschikte over een geldige verblijfstitel op Aruba en
/ofop Aruba niemand kende waarop zij terug kon vallen en
/ofde weg op Aruba niet kende
  • contact gelegd met die [slachtoffer] en gevraagd om op de moeder van verdachte te passen en
  • die [slachtoffer] gezegd dat zij AFL 800,- per maand zou kunnen verdienen door op de moeder van verdachte te passen en
  • de reis van die [slachtoffer] naar Aruba voor toeristisch verblijf geregeld en die [slachtoffer] opgehaald van de airport en naar de woning van verdachte
  • die [slachtoffer]
  • die [slachtoffer] laten slapen in de slaapkamer bij
  • de werktijden van die [slachtoffer] bepaald en
  • die [slachtoffer] beperkt in haar bewegingsvrijheid en haar daarmee in een afhankelijkheidspositie van verdachte
  • die [slachtoffer]
  • die [slachtoffer] bedreigd haar te laten uitzetten door te zeggen dat zij de immigratie en/of de Guarda nos Costa zouden bellen als zij haar werk niet of niet volledig zou verrichten.
2.
zij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2020 tot en met 6 september 2021 te Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een ander, te weten: [slachtoffer]
behulpzaam
zijnisgeweest bij het zich verschaffen van toegang tot Aruba,
ofendie [slachtoffer] daartoe gelegenheid, middelen
ofeninlichtingen
hebbenheeftverschaft, terwijl zij, verdachte
, en/of haar mededaderwist
en of ernstige reden hadden om te vermoedendat de aanwezigheid van die [slachtoffer] daar wederrechtelijk was,
en
/of
uit winstbejag behulpzaam
zijnisgeweest bij het zich verschaffen van verblijf in Aruba
ofendie [slachtoffer] daartoe gelegenheid, middelen
ofeninlichtingen
hebbenheeftverschaft, terwijl zij, verdachte,
en/of haar mededaderwist
en of ernstige redenen hadden te vermoedendat dat verblijf van die [slachtoffer] daar wederrechtelijk was,
immers heeft
/hebbenverdachte
en/of haar mededaders:
  • telefonisch (app)contact onderhouden met [slachtoffer] over de reis naar Aruba en
  • een (retour) vliegticket naar Aruba geregeld en
  • een garantstelling (voor toeristisch verblijf) aangevraagd voor [slachtoffer] en
  • [slachtoffer] geholpen met het invullen van de ED card en
  • de COVID verzekering van [slachtoffer] betaald en
  • instructies gegeven over de reis naar en
  • [slachtoffer] opgehaald op de luchthaven en
  • [slachtoffer] gebracht naar de woning aan de [adresgegevens] en
  • [slachtoffer] onderdak verschaft in de woning aan de [adresgegevens] en als begunstiging daarvoor die [slachtoffer] voor de moeder van verdachte laten zorgen en ander huishoudelijk werk verrichten.
3.
zij in de periode van 22 april 2021 tot en met 6 september 2021, in Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een ander, te weten, [slachtoffer] die zich wederrechtelijk toegang tot en
/ofverblijf in Aruba heeft verschaft, krachtens overeenkomst
en/of aanstellingarbeid heeft doen verrichten, terwijl zij wist
of ernstige reden had om te vermoedendat die toegang
ofendat verblijf wederrechtelijk was.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Hij heeft daartoe – samengevat – aangevoerd dat aangeefster op eigen initiatief naar Aruba is gekomen en dat zij in beginsel slechts 30 dagen zou blijven om de verdachte, die haar nicht is, te helpen met de verzorging van verdachtes moeder. Aangeefster zou vervolgens zelf de weg bewandelen om een verblijfsvergunning aan te vragen. De raadsman heeft verder aangevoerd dat de verdachte aangeefster niet heeft uitgebuit. Het ging slechts om een familiegunst op vrijwillige basis. Van een arbeidsovereenkomst tussen aangeefster en de verdachte waarbij een geldelijke vergoeding is overeengekomen was geen sprake, aldus de raadsman.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Het gerecht acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar en neemt deze als uitgangspunt voor de bewezenverklaring. De verklaring van aangeefster is gedetailleerd en consistent en vindt steun in ander bewijsmateriaal, zoals chatgesprekken, bevindingen van de politie en - deels - in verklaringen van verdachte en getuigen.
Feit 1: Mensenhandel
De strafbaarstelling van mensenhandel is gericht op het tegengaan van (het oogmerk van) uitbuiting van mensen, in zeer brede zin. Bij de strafbaarstelling staat het belang van het individu voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar geestelijke en lichamelijke integriteit en persoonlijke vrijheid.
De in artikel 2:239 Sr verboden gedragingen beïnvloeden de wil, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid, waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken. Dit gebrek aan een vrije keuze komt nader tot uitdrukking in de verschillende bestanddelen die deel uitmaken van artikel 2:239 Sr.
Om tot een bewezenverklaring van mensenhandel te komen moet – gelet op wat ten laste is gelegd – worden vastgesteld of sprake was van een handeling (werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en/of opnemen), van een middel (dwang, (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of van een kwetsbare positie), en van het oogmerk van uitbuiting.
De handelingen
Naar het oordeel van het Gerecht is in de ten laste gelegde periode sprake geweest van het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en opnemen van aangeefster.
Uit de bewijsmiddelen, waaronder de aangifte, de chatgesprekken tussen de verdachte en aangeefster, alsmede de eigen verklaring van de verdachte blijkt dat de verdachte en aangeefster (telefonisch) contact hadden over de moeder van de verdachte die nagenoeg 24 uur per dag zorg nodig had. Aan aangeefster is gevraagd of zij op de moeder van verdachte kon passen. De verdachte heeft vervolgens het vliegticket voor aangeefster betaald, een garantstelling (voor toeristisch verblijf) voor aangeefster geregeld, een covid-verzekering voor aangeefster afgesloten, aangeefster van de luchthaven opgehaald en aangeefster naar verdachtes woning te [adres] gebracht en daar gehuisvest.
De (dwang)middelen
Naar het oordeel van het Gerecht kan tevens wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan misleiding, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, en misbruik van de kwetsbare positie van aangeefster, zijnde (dwang)middelen in de zin van artikel 2:239 Sr.
Bij het bestanddeel
misbruik maken van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwichtis er sprake van een relationele ongelijkheid of van het brengen in een dergelijke situatie van ongelijkheid, waardoor de keuzevrijheid wordt beperkt.
Met een
kwetsbare positiewordt een situatie bedoeld waarin de betrokkene geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan. Een dergelijke situatie kan zich voordoen ten aanzien van personen die uit het buitenland komen, en zeker wanneer zij illegaal of ongedocumenteerd in het land verblijven. Het gaat om situaties die leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid, waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken.
Uit de eerdergenoemde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte die in Colombia woonde, geen inkomsten had en het financieel erg moeilijk had. De verdachte heeft aangeefster voorgespiegeld dat zij een bedrag van Afl. 800,- per maand zou kunnen verdienen als aangeefster op Aruba voor de moeder van verdachte zou komen zorgen. Vanaf het moment van aankomst op Aruba op 22 april 2021 tot aan haar vertrek uit de woning van de verdachte op 6 september 2021, moest aangeefster op instructie van de verdachte nagenoeg dagelijks van ‘s ochtends vroeg tot ’s avonds laat voor de moeder van de verdachte zorgen en daarnaast ook ander huishoudelijk werk voor de verdachte verrichten. Aangeefster heeft voor haar werkzaamheden in voornoemde periode in totaal slechts Afl. 700,- gekregen. Aangeefster bevond zich in een kwetsbare positie. Zij verbleef illegaal in Aruba, had geen sociaal vangnet in Aruba en was voor haar inkomen en verblijfplaats afhankelijk van de verdachte. Daarnaast stelde de verdachte regels aan aangeefster rondom het verlaten van de woning waar zij verbleef. Aangeefster moest hiervoor toestemming vragen. Dit blijkt onder meer ook uit chatgesprekken tussen de verdachte en de getuige [naam getuige]. Aangeefster werd hierdoor in haar bewegingsvrijheid beperkt. De verdachte heeft aldus met haar handelen aangeefster misleid, misbruik gemaakt van haar kwetsbare positie en van het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht ten aanzien van aangeefster.
Nu sprake is geweest van (dwang)middelen, doet de eventuele vrijwilligheid van het slachtoffer niet meer ter zake.
Het oogmerk van uitbuiting
Zoals hiervoor overwogen zijn de handelingen van sub a alleen strafbaar als deze zijn gefaciliteerd door een (dwang)middel en als zij zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting. Een oogmerk veronderstelt een noodzakelijkheidsbewustzijn en kan veelal worden afgeleid uit de omstandigheden.
Het bestanddeel (oogmerk van) uitbuiting is in de wet niet gedefinieerd. In het tweede lid van voormeld artikel staat slechts een (niet limitatieve) opsomming van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder gedwongen of verplichte arbeid of diensten. De vraag of – en zo ja, wanneer – sprake is van ‘uitbuiting’ in de zin van de onderhavige bepaling, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt in een geval als het onderhavige onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengen, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Arubaanse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd.
In de onderhavige zaak is, zoals hiervoor reeds weergegeven, misbruik gemaakt van de situatie waarin aangeefster zich bevond en werd zij in haar keuzevrijheid beperkt. Onder de hiervoor geschetste omstandigheden was aangeefster afhankelijk van de verdachte. Aangeefster was op een toeristenvisum, dat na 30 dagen was verlopen, naar Aruba gekomen. Aangeefster had geen andere verblijfstitel, waardoor zij na die 30 dagen illegaal op Aruba verbleef. Aangeefster moest zich nagenoeg zeven dagen per week, 24 uur per dag beschikbaar houden voor de zorg van verdachtes moeder en maakte lange werkdagen (meer dan wettelijk is toegestaan). Aangeefster heeft voor ruim vierenhalve maand werken uiteindelijk slechts Afl. 700,- ontvangen, een geldbedrag dat ver onder het wettelijk minimumloon ligt. Uit de verklaring van de verdachte alsmede uit het financieel onderzoek naar de verdachte, blijkt dat de verdachte van meet af aan niet in staat was om aangeefster het toegezegde bedrag van Afl. 800,- per maand te betalen. De verdachte heeft met haar handelen en door de gebruikte dwangmiddelen opzettelijk financieel voordeel getrokken uit de uitbuiting van aangeefster.
Gelet op voorgaande kan worden vastgesteld dat sprake was van mensenhandel-gerelateerde handelingen, het gebruik van (dwang)middelen en dat sprake is geweest van een oogmerk van uitbuiting. Wettig en overtuigen bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel.
Feit 2: Mensensmokkel
Het Gerecht stelt voorop dat artikel 8, eerste lid van de Landsverordening Toelating en Uitzetting (Ltu) bepaalt, dat bij het Toelatingsbesluit ter bevordering van het toerisme in afwijking van het bepaalde in artikelen 6 en 7, voorschriften worden gegeven ten aanzien van vergunningen tot tijdelijk verblijf met een geldigheidsduur van ten hoogste dertig opeenvolgende dagen. Ingevolge het tweede lid van deze bepaling wordt onder toerist verstaan: ieder die niet langer dan dertig opeenvolgende dagen in Aruba blijft voor ontspanning, sport, gezondheidsredenen, familieaangelegenheden, studie, godsdienstige doeleinden of zakenbezoeken en die tijdens zijn verblijf in Aruba geen werkzaamheden tegen beloning verricht. Ingevolge artikel 10 van de Ltu wordt hij die handelt in strijd met de hem verleende vergunning tot tijdelijk verblijf gelijkgesteld met degene die zonder vergunning in Aruba verblijft.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen zoals onder feit 1 is overwogen blijkt dat de verdachte al voorafgaand aan de komst van aangeefster naar Aruba het voornemen had om haar hier tegen betaling als verzorgster voor haar moeder te laten werken en dat aangeefster met dat doel naar Aruba is gekomen. Bovendien kan uit de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat aangeefster in Aruba vanaf het begin daadwerkelijk heeft gewerkt. Gelet hierop geldt dat haar verblijf in Aruba op de voet van artikel 10 van de Ltu van meet af aan wederrechtelijk was. Dat aangeefster bij binnenkomst in Aruba heeft gedaan alsof zij hier als toerist zou komen, doet hieraan niet af.
Op voorhand was duidelijk dat de verdachte niet in staat was om aangeefster ten minste het wettelijk minimumloon te betalen. Vanaf het begin moet daarom voor de verdachte duidelijk zijn geweest dat zij niet in staat zou zijn aangeefster loon naar werk te betalen. Ondanks dat heeft de verdachte aangeefster naar Aruba laten komen en voor haar laten werken. De verdachte heeft naar oordeel van het Gerecht zodoende gehandeld uit winstbejag. Daarnaast heeft de verdachte, door niet de daarvoor vereiste verblijfsvergunning aan te vragen, zichzelf de nodige moeite en kosten bespaard die gepaard gaan met het legaal in dienst nemen van een dienstbode uit het buitenland, zodat ook op die wijze sprake was van handelen uit winstbejag. De door de verdediging aangevoerde stelling dat aangeefster zelf de juiste verblijfsvergunning zou aanvragen, hetgeen door aangeefster wordt betwist, maakt dit niet anders.
Het Gerecht acht, gelet op het voorgaande, bewezen dat de verdachte uit winstbejag aangeefster behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Aruba en haar daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen heeft verschaft, terwijl zij wist dat aangeefster illegaal in Aruba verbleef.
Feit 3: Illegale werkverschaffing
Uit de gebezigde bewijsmiddelen en de overwegingen met betrekking tot de feiten 1 en 2 blijkt, dat aangeefster van meet af aan wederrechtelijk in Aruba verbleef en dat verdachte haar op basis van een (mondelinge) overeenkomst arbeid heeft laten verrichten als verzorgster voor haar moeder. Verder blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen dat aangeefster ook daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht en daarvoor een (geringe) vergoeding heeft ontvangen. De verdachte wist dat aangeefster als toerist tot Aruba was toegelaten en niet over een werkvergunning beschikte.
Het Gerecht acht bewezen dat de verdachte aangeefster, die zich wederrechtelijk verblijf in Aruba heeft verschaft, krachtens overeenkomst arbeid heeft doen verrichten, terwijl zij wist dat dat verblijf wederrechtelijk was.
Betrouwbaarheid getuigenverklaringen
In de onderhavige zaak zijn door de rechter-commissaris enkele getuigen gehoord over de tenlastegelegde feiten. Het Gerecht stelt vast dat deze getuigen met name tot de familie van de medeverdachte [naam medeverdachte] behoren of goede vrienden van hem zijn. Het Gerecht acht de verklaringen van deze getuigen minder betrouwbaar, nu deze verklaringen op diverse belangrijke punten tegenstrijdig zijn met elkaar en niet worden ondersteund door andere concrete en verifieerbare bewijsmiddelen. Verder wijken de verklaringen van de verschillende getuigen niet alleen onderling van elkaar af, er is tevens sprake van innerlijke tegenstrijdigheden en inconsistenties.
Medeplegen
De verdachte wordt verweten dat zij de ten laste gelegde feiten samen de medeverdachte [naam medeverdachte] heeft gepleegd.
Van medeplegen is slechts sprake in geval van bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en een ander of anderen. Daarvan kan slechts worden gesproken wanneer de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van zowel de verdachte als de medeverdachte(n) van voldoende gewicht zijn. De vraag of sprake is van een bijdrage van voldoende gewicht is in het bijzonder van belang wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat in gezamenlijke uitvoering met een ander of anderen tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht).
Het Gerecht is van oordeel dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet is gebleken dat de intellectuele en/of materiële bijdrage van de medeverdachte [naam medeverdachte] aan het bewezenverklaarde van voldoende gewicht is geweest. Bovendien is onvoldoende gebleken van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen [naam medeverdachte] en de verdachte op het punt van de ten laste gelegde handelingen, middelen en het oogmerk van uitbuiting. Dat [naam medeverdachte] op de hoogte was dat aangeefster op grond van een toeristenvisum naar Aruba zou komen om voor de moeder van de verdachte te zorgen en/of dat hij mogelijk heeft geprofiteerd van de arbeid en diensten van aangeefster in de woning waar ook hij verbleef, maakt nog niet dat [naam medeverdachte] een wezenlijke en significante bijdrage aan de tenlastegelegde feiten heeft geleverd. Bij deze afweging speelt mee dat de eventuele bijdrage van [naam medeverdachte] aan het ten laste gelegde en de omvang van zijn profijt onvoldoende concreet uit het dossier naar voren komen. Het Gerecht concludeert daarom dat van medeplegen geen sprake is en dat de verdachte de tenlastegelegde feiten alleen heeft gepleegd.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
Mensenhandel,
strafbaar gesteld bij artikel 2:239 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Feit 2
Mensensmokkel,
strafbaar gesteld bij artikel 2:154, eerste lid, aanhef en onder a en b van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Feit 3
Een ander, die zich wederrechtelijk toegang tot en verblijf in Aruba heeft verschaft, krachtens overeenkomst arbeid doen verrichten, terwijl hij weet dat die toegang en dat verblijf wederrechtelijk is,
strafbaar gesteld bij artikel 2:155, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straffen
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel, mensensmokkel en tewerkstelling van aangeefster, die illegaal in Aruba verbleef. Daarbij zijn wettelijke regels inzake de Landsverordening toelating en uitzetting bewust omzeild, waarvan een ontwrichtende werking op de samenleving uit gaat.
Verdachte heeft aangeefster uit winstbejag naar Aruba gehaald, onderdak voor haar geregeld, haar bewogen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en diensten van nagenoeg ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat, haar beperkt in haar keuze- en bewegingsvrijheid en onderbetaald. Door te handelen zoals bewezen verklaard heeft de verdachte misbruik gemaakt van de kwetsbare situatie waarin aangeefster verkeerde. Mensenhandel is een vergaande manier van uitbuiting, waarbij een ernstige inbreuk wordt gemaakt op fundamentele rechten als menselijke waardigheid en persoonlijke vrijheid. Bij slachtoffers van mensenhandel kunnen lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid blijven bestaan. De verdachte heeft de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangeefster, van wie zij wist dat zij kwetsbaar was, ondergeschikt gemaakt aan haar eigen belang bij het behalen van financieel gewin.
Daarnaast wordt door mensensmokkel niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegale toegang tot en verblijf in Aruba doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan het in standhouden van een illegaal circuit, waardoor het maatschappelijk verkeer wordt of kan worden gefrustreerd en gecorrumpeerd. Met haar handelen heeft de verdachte de belangen, die de Arubaanse overheid heeft bij het verwezenlijken van haar beleid ter zake van illegaal verblijf van vreemdelingen in Aruba en de bestrijding van illegale arbeid in Aruba, ondermijnd. Het is een feit van algemene bekendheid dat mensensmokkel gemakkelijk kan leiden tot vormen van uitbuiting en misbruik van kwetsbare personen, zoals in deze zaak ook is gebeurd.
Dit zijn ernstige strafbare feiten.
Het Gerecht heeft acht geslagen op de proceshouding van de verdachte. Ter terechtzitting heeft de verdachte geen enkel inzicht getoond in de ernst van de door haar begane strafbare feiten en heeft daarvoor ook geen verantwoordelijkheid genomen.
Het Gerecht houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is, zo blijkt uit haar strafkaart een first offender die niet eerder voor soortgelijke feiten strafrechtelijk is veroordeeld.
Redelijke termijn
Het Gerecht heeft zich tenslotte rekenschap gegeven van de vraag of de berechting van de verdachte heeft plaatsgehad binnen de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of haar raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Het gerecht overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. De verdachte is op 6 december 2021 voor het eerst aangehouden en door de politie gehoord. Op dat moment is de vervolgingstermijn gaan lopen. De behandeling van haar zaak in eerste aanleg is eerst op 16 december 2024 aangevangen en aldus niet binnen twee jaar met een eindvonnis afgerond. Daarvoor zijn geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen.
Het Gerecht stelt vast dat er sprake is van een schending van het recht van de verdachte op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.
Het Gerecht is van oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn in dit geval tot strafvermindering moet leiden, in die zin dat het Gerecht zal afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In plaats daarvan wordt een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd in combinatie met een werkstraf. De voorwaardelijke straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat de na te noemen straf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20 en 1:21, 1:45, 1:46, 1:62 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 [zes] maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
2 [twee] jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
200 [tweehonderd] uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 [honderd] dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van 2 (twee) uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. T.C. Henniphof, bijgestaan door mr. A.B. Bennett, (zittingsgriffier), en op 27 januari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
Datum uitspraak
27 januari 2025
Instantie
Gerecht in Eerste aanleg van Aruba
Zaaknummer(s)
713 van 2024
Inhoudsindicatie
Verdachte wordt veroordeeld voor 1. Mensenhandel, 2. Mensensmokkel en 3. Illegale tewerkstelling. Het Gerecht acht medeplegen niet bewezen. Bewezenverklaard wordt dat de verdachte de tenlastegelegde feiten alleen heeft gepleegd. Aan de verdachte wordt een lagere straf opgelegd, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn.
Rechtsgebieden
Strafrecht
Rechter
mr. T.C. Henniphof