ECLI:NL:OGEAA:2025:67

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
EJ AUA202403726, AUA202403727, AUA202403729, AUA202403730, AUA202403731, AUA202403732, AUA202403733, AUA202403734, AUA202403735, AUA202403736, AUA202403737 en AUA202403738
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verklaring voor recht inzake onregelmatig ontslag en cessantia-uitkering na faillissement van Prographics N.V.

In deze zaak hebben twaalf verzoekers, allen voormalige werknemers van Prographics N.V., een verzoek ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Zij vroegen om een verklaring voor recht dat hun ontslag onregelmatig dan wel kennelijk onredelijk was, met nevenverzoeken om vergoedingen. De verzoekers waren in dienst bij Prographics tot de beëindiging van hun arbeidsovereenkomsten op 30 april 2024, na de faillietverklaring van Prographics op 5 december 2024. De verzoekers stelden dat hun ontslag in strijd was met de arbeidsrechtelijke bepalingen, omdat Prographics geen toestemming had gevraagd voor de beëindiging van de dienstverbanden en er geen dringende reden voor ontslag was. De verzoekers vorderden onder andere een cessantia-uitkering en een billijke vergoeding.

Interprint, de verweerster, voerde aan dat er geen sprake was van een overgang van onderneming en dat zij niet als werkgever van de verzoekers kon worden aangemerkt. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de identiteit van Prographics niet was behouden na de beëindiging van de activiteiten en dat er geen materieel overname van activa, klanten of personeel had plaatsgevonden. De verzoeken van de verzoekers zijn integraal afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten van Interprint. De beschikking is uitgesproken op 4 maart 2025 door rechter T.A.M. Tijhuis.

Uitspraak

Behorend bij EJ AUA202403726, AUA202403727, AUA202403729, AUA202403730, AUA202403731, AUA202403732, AUA202403733, AUA202403734, AUA202403735, AUA202403736, AUA202403737 en AUA202403738
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaken van:

1.[Verzoeker 1],

2.
[Verzoeker 2],
3.
[Verzoeker 3],
4.
[Verzoeker 4],
5.
[Verzoeker 5],
6.
[Verzoeker 6],
7.
[Verzoeker 7],
8.
[Verzoeker 8],
9.
[Verzoeker 9],
10.
[Verzoeker 10,
11.
[Verzoeker 11],
12.
[Verzoeker 12],
te Aruba,
verzoekers,
hierna afzonderlijk te noemen: [verzoeker 1], [verzoeker 2], [verzoeker 3], [verzoeker 4], [verzoeker 5], [verzoeker 6], [verzoeker 7], [verzoeker 8], [verzoeker 9], [verzoeker 10], [verzoeker 11] en [verzoeker 12],
gemachtigde: de advocaat mr. A.E.A. Hernandez,
tegen:
de naamloze vennootschap
DRUKKERIJ INTERPRINT N.V.,
te Aruba,
verweerster,
hierna te noemen: Interprint,
gemachtigde: de advocaat mr. D. Canwood.

1.DE PROCEDURES

1.1
Het verloop van de procedures blijkt uit:
- de twaalf verzoekschriften van ieder van verzoekers met producties 1 tot en met 4, alle ingediend op 28 oktober 2024;
- het verweerschrift van Interprint van 14 januari 2025;
- productie 5 van verzoekers, ingediend op 23 januari 2025;
- de mondelinge behandeling op 28 januari 2025, waarbij zijn verschenen [verzoeker 1], [verzoeker 2], [verzoeker 6], [verzoeker 8] en [verzoeker 9], bijgestaan door mr. Hernandez die tevens is verschenen namens de overige verzoekers, en namens Interprint mr. Canwood vergezeld door de heer [zoon van directeur], de zoon van de directeur van Interprint en de feitelijk leidinggevende van Interprint;
- de pleitnota van verzoekers;
- de pleitnota van Interprint.
1.2
Beschikking in alle zaken is bepaald op vandaag. Vanwege de gelijke aard van de zaken, is de uitspraak in alle zaken neergelegd in dit vonnis.

2.DE FEITEN

Prographics en Interprint
2.1
Prographics N.V. exploiteerde - tot aan een brand die in haar bedrijfspand heeft gewoed - een offset drukkerij in Aruba (hierna: Prographics). Tijdens het na de brand met instemming van de vakbond in gang gezette liquidatieproces, hebben (onder andere) verzoekers het faillissement van Prographics aangevraagd. Prographics is op 5 december 2024 in staat van faillissement verklaard met benoeming van een curator.
2.2
Interprint exploiteert een commerciële drukkerij in Aruba. Zij verzorgt voor haar klanten elk aspect van de printproductie, van ontwerp tot levering, inclusief technische ondersteuning.
2.3
De directeur van Prographics en Interprint is de heer [directeur van Prographics en Interprint] (hierna: [directeur van Prographics en Interprint]). De heer [zoon van directeur] (hierna: [zoon van directeur]) is belast met de dagelijkse leiding van Interprint, hij is assistent directeur. De heer Hein was als procuratiehouder feitelijk belast met de leiding over Prographics.
Indiensttreding verzoekers bij Prographics
2.4 [
Verzoeker 1] is op 3 januari 2007 in dienst getreden bij Prographics in de functie van ‘offset drukker’, laatstelijk tegen een brutoloon van Afl. 3.125,- per maand.
2.5 [
Verzoeker 2] is op 1 mei 1990 in dienst getreden bij Prographics in de functie van ‘lithograaf’, laatstelijk tegen een brutoloon van Afl. 2.502,26 per maand.
2.6 [
Verzoeker 3] is op 10 augustus 1999 in dienst getreden bij Prographics in de functie van ‘offset drukker’, laatstelijk tegen een brutoloon van Afl. 3.201,62 per maand.
2.7 [
Verzoeker 4] is op 1 oktober 1976 in dienst getreden bij Prographics in de functie van ‘degel drukker’, laatstelijk tegen een brutoloon van Afl. 3.329,61 per maand.
2.8 [
Verzoeker 5] is op 29 juli 1996 in dienst getreden bij Prographics in de functie van administratief medewerkster, laatstelijk tegen een brutoloon van Afl. 2.788,27 per maand.
2.9 [
Verzoeker 6] is op 2 mei 2001 in dienst getreden bij Prographics in de functie van administratief medewerkster, laatstelijk tegen een brutoloon van Afl. 2.600,77 per maand.
2.10 [
Verzoeker 7] is op 1 december 1999 in dienst getreden bij Prographics in de functie van schoonmaakster, laatstelijk tegen een brutoloon van Afl. 1.195,20 per maand.
2.11 [
Verzoeker 8] is op 1 maart 1991 in dienst getreden bij Prographics in de functie van ‘vergaarster’, laatstelijk tegen een brutoloon van Afl. 2.212,13 per maand.
2.12 [
Verzoeker 9] is op 16 februari 1999 in dienst getreden bij Prographics in de functie van ‘offset drukker’, laatstelijk tegen een brutoloon van Afl. 3.518,95 per maand.
2.13 [
Verzoeker 10] is op 12 november 2003 in dienst getreden bij Prographics in de functie van ‘helper magazijn’, laatstelijk tegen een brutoloon van Afl. 2.191,52 per maand.
2.14 [
Verzoeker 11] is op 1 juni 1970 in dienst getreden bij Prographics in de functie van ‘binder’, laatstelijk tegen een brutoloon van Afl. 3.120,50 per maand.
2.15 [
Verzoeker 12] is op 27 september 1982 in dienst getreden bij Prographics in de functie van ‘offset printer’, laatstelijk tegen een brutoloon van Afl. 3.583,80 per maand.
De situatie vanaf de (feitelijke) beëindiging van de arbeidsovereenkomsten met verzoekers
2.16
Bij brief van 29 april 2024 heeft [directeur van Prographics en Interprint] namens Prographics aan ieder van verzoekers laten weten dat zijn/haar arbeidsovereenkomst met Prographics met ingang van 30 april 2024 wordt beëindigd. Prographics heeft als reden hiervoor gegeven dat zij ophield te bestaan.
2.17
In de brieven van 14 augustus 2024 van mr. Hernandez, afzonderlijk namens iedere verzoeker verzonden, aan [directeur van Prographics en Interprint] in zijn hoedanigheid van bestuurder van Prograghics en Interprint, stellen verzoekers zich op het standpunt dat Prographics bij de beëindiging van de respectieve dienstverbanden in strijd met de arbeidsrechtelijke wettelijke bepalingen heeft gehandeld. Meer in het bijzonder stellen verzoekers daartoe dat Prographics heeft nagelaten voor de beëindiging van het dienstverband toestemming van de directeur Directie Arbeid te vragen. Ook bestaat volgens verzoekers geen dringende reden voor beëindiging van de arbeidsovereenkomsten met onmiddellijke ingang. Volgens verzoekers is sprake van kennelijk onredelijk en onregelmatig ontslag. Blijkens de brieven berusten verzoekers allen in hun ontslag. Zij vragen (in eerste instantie in het kader van een minnelijke regeling) om betaling van vier maanden opzeggingstermijn, cessantia, een billijke vergoeding en achterstallige bonus. Verder beroepen zij zich op het bepaalde in artikel 7:663 BW (rechten van de werknemer bij overgang onderneming).

3.HET GESCHIL

3.1
Verzoekers verzoeken, ieder voor zich bij afzonderlijk verzoekschrift, om bij
beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht te verklaren dat het aan hem/haar verleende ontslag onregelmatig is geschied;
2. voor recht te verklaren dat hij/zij recht heeft op de cessantia-uitkering op grond van de Cessantia Landsverordening;
3. voor recht te verklaren dat het aan hem/haar verleende ontslag kennelijk onredelijk is;
4. Interprint te veroordelen om tegen kwijting aan opzegtermijn te betalen aan
 [ [Verzoeker 1] Afl. 12.500,-;
 [ [Verzoeker 2] Afl. 10.009,04;
 [ [Verzoeker 3] Afl. 12.806,48;
 [ [Verzoeker 4] Afl. 13.318,44;
 [ [Verzoeker 5] Afl. 11.153,08;
 [ [Verzoeker 6] Afl. 10.403,08;
 [ [Verzoeker 7] Afl. 4.780,80;
 [ [Verzoeker 8] Afl. 8.848,52;
 [ [Verzoeker 9] Afl. 14.075,80;
 [ [Verzoeker 10] Afl. 8.766,08;
 [ [Verzoeker 11] Afl. 12.482,-;
 [ [Verzoeker 12] Afl. 14.335,20,
5. Interprint te veroordelen om tegen kwijting aan cessantia te betalen aan
 [ [Verzoeker 1] Afl. 14.648,44;
 [ [Verzoeker 2] Afl. 31.591,29;
 [ [Verzoeker 3] Afl. 26.013,33;
 [ [Verzoeker 4] Afl. 65.343,40;
 [ [Verzoeker 5] Afl. 26.837,19;
 [ [Verzoeker 6] Afl. 18.530,42;
 [ [Verzoeker 7] Afl. 9.711,-;
 [ [Verzoeker 8] Afl. 26.821,96;
 [ [Verzoeker 9] Afl. 28.591,55;
 [ [Verzoeker 10] Afl. 13.429,19;
 [ [Verzoeker 11] Afl. 70.601,77;
 [ [Verzoeker 12] Afl. 59.580,68,
6. Interprint te veroordelen om tegen kwijting aan billijke vergoeding te betalen aan
 [ [Verzoeker 1] Afl. 50.000,-;
 [ [Verzoeker 2] Afl. 60.000,-;
 [ [Verzoeker 3] Afl. 45.000,-;
 [ [Verzoeker 4] Afl. 13.318,44;
 [ [Verzoeker 5] Afl. 70.000,-;
 [ [Verzoeker 6] Afl. 55.000,-;
 [ [Verzoeker 7] Afl. 4.780,80;
 [ [Verzoeker 8] Afl. 60.000,-;
 [ [Verzoeker 9] Afl. 14.075,80;
 [ [Verzoeker 10] Afl. 13.500,-;
 [ [Verzoeker 11] Afl. 12.482,-;
 [ [Verzoeker 12] Afl. 14.335,20,
dan wel enige andere tegemoetkoming welke het Gerecht passend acht;
7. Interprint te veroordelen om aan hem/haar op grond van artikel 6:119 BW wettelijke rente te betalen over de ten aanzien van hem/haar onder 4, 5 en 6 gevorderde bedragen, te rekenen vanaf de opeisbaarheid van die bedragen tot de dag van de voldoening;
8.
subsidiair: iedere andere door U E.A. in alle goede justitie te vermenen voorziening te treffen;
9. alles met veroordeling van Interprint in de kosten van dit geding.
3.2
Interprint voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vordering van ieder van verzoekers, met veroordeling van verzoekers in de kosten van de procedure.

4.DE BEOORDELING IN ALLE ZAKEN

4.1
Het Gerecht stelt voorop dat het zich bewust is van het emotionele aspect van deze zaak voor verzoekers. Invoelbaar is dat de wijze waarop een en ander is verlopen, voor ieder van verzoekers - zeker na hun (zeer) lange dienstverbanden bij Prographics - moeilijk is te verkroppen. Dit aspect kan echter vanwege de aan het Gerecht voorgelegde (rechts)vraag bij de beoordeling niet worden meegewogen.
4.2
Vast staat dat alle verzoekers in dienst zijn getreden van Prographics. In deze procedure vragen verzoekers Interprint te veroordelen tot betaling aan hen van vergoedingen die verband houden met de beëindiging van hun dienstverband. Zij leggen aan hun verzoek ten grondslag dat sprake is van een overgang van onderneming in de zin van afdeling 8 van Boek 7 Titel 10 BW en dat Interprint daarom als werkgever moet worden aangemerkt en is gehouden het verzochte te betalen. De vraag dient dan ook te worden beantwoord of tussen Prographics en Interprint sprake is van een overgang van onderneming.
4.3
Voor de vraag of sprake is van een overgang van onderneming is beslissend of de identiteit van het bedrijf behouden blijft, wat met name blijkt uit de daadwerkelijke voortzetting of de hervatting van de exploitatie ervan. Bij deze beoordeling moet rekening worden gehouden met alle feitelijke omstandigheden die de betrokken transactie kenmerken.
4.4
In het onderhavige geval heeft Prographics de exploitatie van de drukkerij - nadat een brand had gewoed in het pand waarin de drukkerij was gevestigd, terwijl de zaken van Prographics kennelijk al afnamen vanwege de terugloop van de aangeboden diensten vanwege een veranderende markt - plotseling gestaakt, zonder dat op dat moment enig duidelijk zicht bestond of, en zo ja, op welke wijze haar activiteiten in ander verband zouden worden voortgezet.
4.5
Volgens verzoekers heeft Interprint vervolgens onder meer machines, klanten, opdrachten en personeelsleden van Prographics overgenomen, zodat Interprint als voortzetter van de onderneming van Prographics moet worden beschouwd. Volgens verzoekers zijn zelfs de telefoonnummers van Prographics nog actief en worden de klanten van Prographics door Interprint geholpen. Ter onderbouwing van hun stelling hebben verzoekers naar de door hun als productie 5 overgelegde verklaring van werknemers van Prographics verwezen.
4.6
Interprint heeft bestreden dat (een deel van) de onderneming van Prographics naar haar is overgegaan. Volgens Interprint werden Prographics en Interprint tot aan het staken van de activiteiten van Prographics als twee van elkaar gescheiden entiteiten geëxploiteerd, met verschillende locaties en te bedienen klanten. Na het failissement van Prographics heeft Interprint daarin ten behoeve van zichzelf geen wijziging gebracht. Na het (feitelijk) staken van de activiteiten van Prographics heeft Interprint slechts een beperkt aantal machines (de MO-, GTO-, Indigo- en lijmmachines) overgenomen, waarvoor zij aan Prographics heeft betaald. Dit heeft Interprint ook medegedeeld aan de curator. Andere machines en de inboedel van Prographics staan op de inventarislijst van Prographics bij de curator en zijn niet in het bezit van of in gebruik bij Interprint. Kort na de brand bij Prographics heeft Interprint onverplicht een aantal klanten van Prographics, die al voor werkzaamheden hadden betaald, geholpen. De in dat verband verrichte werkzaamheden heeft zij in rekening gebracht bij (de curator van) Prographics. Dat een aantal van die klanten vervolgens ervoor heeft gekozen om projectmatige opdrachten bij Interprint neer te leggen, is de eigen vrije keuze van die klanten geweest. Interprint heeft vervolgens met die klanten eigen opdrachtovereenkomsten gesloten en de overeenkomst die Prographics met hen had niet voortgezet. Van de werknemers van Prographics is één werknemer vanwege zijn specifieke kennis in dienst getreden bij Interprint. Deze werknemer heeft op deze openstaande functie gesolliciteerd. Een andere werknemer van Prographics verricht als freelancer werkzaamheden voor Interprint en is niet bij haar in dienst. Direct na de brand zijn wel voormalig administratief medewerkers van Prographics tijdelijk bij Interprint ingezet, maar dit was enkel met het doel om klanten van Prographics na de brand te woord te kunnen staan en om ervoor te zorgen dat Prographics bereikbaar was in het kader van de administratieve en verzekeringsrechtelijke afwikkeling van de brand. De telefoonnummers van Prographics zijn niet meer in gebruik. Voor de ontruiming van de inventaris van Prographics zijn werknemers van Interprint ingezet, omdat de werknemers van Prographics weigerden om deze werkzaamheden uit te voeren.
4.7
Interprint heeft met haar verweer de stellingen van verzoekers aangaande het overnemen van onder meer machines, klanten, opdrachten en personeelsleden van Prographics gemotiveerd weersproken. Gelet hierop en nu verzoekers hun stellingen, anders dan met hun als productie 5 overgelegde verklaring, niet hebben onderbouwd, kan niet van de juistheid van die stellingen worden uitgegaan. De (als productie 5 overgelegde) verklaring van verzoekers is daarvoor een onvoldoende onderbouwing. Zij verklaren immers enkel over de conclusies die zij zelf op basis van de door hen waargenomen gang van zaken na de brand hebben getrokken. Dat materiele activa, klantenkring en personeelsbestand van Prographics op Interprint zijn overgegaan (anders dan de overname van enkele machines), kan daarom niet worden gezegd. Evenmin is gebleken dat sprake is van het duurzaam overnemen van een economische eenheid die (een deel van) de onderneming van Prographics vormde. De identiteit van de onderneming van Prographics is ook niet bewaard gebleven. Dat [directeur van Prographics en Interprint] en [zoon van directeur] op enig moment na april 2024 hebben gezocht naar een oplossing voor de penibele (financiële) situatie van verzoekers (door de vanwege de brand uit te keren gelden aan te willen wenden ten behoeve van verzoekers) en dit niet tot een bevredigend resultaat heeft geleid (omdat de verzekeringsmaatschappij daaraan niet wilde meewerken), waarna verzoekers - kennelijk op instigatie van de SVb - het faillissement van Prographics hebben aangevraagd, is tevens een indicatie dat van overgang van de onderneming naar Interprint geen sprake is. Ditzelfde geldt voor de omstandigheid dat in elk geval één van verzoekers ([verzoeker 6]) haar geldelijke claim op Prographics (zoals in dezen door haar gevorderd) bij de curator van Prographics heeft ingediend.
4.8
Het voorgaande brengt het Gerecht tot de conclusie dat in dit geval geen sprake is van een overgang van onderneming, zoals bedoeld in artikel 7:662 BW e.v. Indien en voor zover de werkzaamheden en het klantenbereik van Prographics en Interprint deels (zijn gaan) overlappen (na de feitelijke beëindiging van Prographics), leidt dat niet tot een ander oordeel. Dat anderszins sprake is geweest van overgang ten gevolge van een overeenkomst (bijvoorbeeld inbreng), van een fusie of splitsing is bovendien gesteld noch gebleken. Het door verzoekers gevorderde wordt daarom integraal afgewezen.
4.9
Verzoekers worden, nu zij in het ongelijk worden gesteld, veroordeeld in de proceskosten van Interprint, die (nu één verweerschrift is ingediend en gelijkluidend verweer is gevoerd) tot aan deze uitspraak worden begroot op Afl. 2.500,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5) en derhalve per verzoeker op Afl. 208,33.

5.DE BESLISSING IN ALLE ZAKEN

Het Gerecht:
5.1
wijst af het door ieder van verzoekers verzochte;
5.2
veroordeelt verzoekers in de kosten van deze procedures aan de zijde van Interprint gevallen en
voor ieder van verzoekers tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 208,33 aan salaris voor de gemachtigde;
5.3
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 maart 2025 in aanwezigheid van de griffier.