ECLI:NL:OGEAA:2025:50

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
AUA202304155
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot levering van aandelen en jaarrekeningen in een vennootschap

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, vordert eiser, wonende in Argentinië, dat gedaagde, wonende in Aruba, verplicht wordt om 9% van de aandelen in de vennootschap H&G aan hem te leveren. Eiser stelt dat er afspraken zijn gemaakt over de aandelenverhouding en dat hij recht heeft op deze aandelen. Gedaagde, die als bestuurder van H&G fungeert, heeft de vorderingen van eiser betwist en stelt dat de aandelenverhouding zoals vastgelegd in de oprichtingsakte correct is. De procedure is gestart na een sommatie van eiser aan gedaagde om de aandelen en jaarrekeningen te verstrekken, waarop gedaagde niet heeft gereageerd. Het Gerecht heeft geoordeeld dat eiser recht heeft op de 9% aandelen en dat gedaagde verplicht is om de jaarrekeningen op te stellen en te deponeren. De vordering van eiser om de aandelen in Searuba te verkrijgen is afgewezen, omdat gedaagde geen aandeelhouder blijkt te zijn. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 5 februari 2025
Behorend bij A.R. AUA202304155
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],
wonende in Argentinië,
eiser,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
[Gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. R.C. Samuels.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 november 2024 en de daarin genoemde stukken;
- de akte van 4 december 2024, met de Nederlandse vertaling van producties 8 tot en met 11, 13, 15 en 18.
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE FEITEN

2.1.
Tussen [eiser], [gedaagde] en haar echtgenoot, de heer [echtgenoot van gedaagde] (hierna: [echtgenoot van gedaagde]), hebben in 2013 gesprekken plaatsgevonden over het doen van investeringen in de op dat moment nog op te richten joint venture [echtgenoot van gedaagde] & [eiser] Aruba Vacation Destiny N.V., met de handelsnaam Diver Factory (hierna: H&G). Het doel was om met deze vennootschap activiteiten op het gebied van watersport en watertoerisme te verrichten
.Ook bestond het plan dat H&G de onderneming Sport 88 N.V., h.o.d.n. Searuba Fly ’N Dive (hierna: Searuba) zou overnemen. [Eiser] heeft in dat kader aan [gedaagde] een bedrag betaald; volgens [eiser] USD 150.000,-, volgens [gedaagde] USD 139.784,43.
2.2.
H&G is bij notariële akte van 10 december 2013 opgericht. Daarbij is de eenmanszaak van [gedaagde], Aruba Vacation Destiny, ingebracht. [Eiser] heeft [gedaagde] gevolmachtigd om de oprichtingsakte te doen verlijden. Blijkens de oprichtingsakte heeft [gedaagde] 60% van de aandelen in H&G verkregen en [eiser] 40%. [Gedaagde] is bij de oprichting benoemd tot bestuurder van H&G en dat is zij nog steeds.
2.3. [
Gedaagde] is één van de bestuurders van Searuba.
2.4.
Vanaf augustus 2014 was er weinig tot geen contact tussen [eiser], [gedaagde] en [echtgenoot van gedaagde].
2.5.
Bij brief van 7 augustus 2023 van de gemachtigde van [eiser] zijn [gedaagde] en ook [echtgenoot van gedaagde] verzocht en gesommeerd om:
“1. de uitgebleven 9% aandelen in [echtgenoot van gedaagde] & [eiser] ARUBA VACATION DESTINY N.V. aan mijn cliënt uit te geven;
2. de jaarrekeningen over de periode van datum van oprichting tot heden van deze vennootschap aan mijn cliënt te doen toekomen;
3. het afgesproken deel van 50% van het bedrijf Sport 88 N.V. (Searuba Fly ’N Dive) aan mijn cliënt te verstrekken;
4. de jaarrekeningen over de periode vanaf datum van aankoop tot en met heden van dit bedrijf aan cliënt te doen toekomen.”
2.6. [
Gedaagde] (en [echtgenoot van gedaagde]) heeft (hebben) aan deze sommatie geen gehoor gegeven.

3.HET GESCHIL

3.1.
Zoals uit het vonnis van 20 november 2024 reeds blijkt, vordert [eiser] (zakelijk weergegeven) dat het Gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om:
1. binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis 9% van de aandelen in H&G aan [eiser] te leveren, met de bepaling dat de verhouding van aandelen van 50-50% zal gelden vanaf de datum van oprichting van H&G;
2. binnen 60 dagen na betekening van dit vonnis de jaarrekeningen van H&G over de periode vanaf de oprichting tot 2023 aan [eiser] te verstrekken en een algemene vergadering van aandeelhouders bijeen te roepen om deze jaarrekeningen te behandelen;
3. binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis het overeengekomen aandeel van 50% in Searuba aan [eiser] te leveren dan wel uit te geven en te bepalen dat tussen partijen zal gelden dat deze verhouding vanaf de datum van verkrijging van deze aandelen door [gedaagde] (of [echtgenoot van gedaagde]) wordt gehanteerd;
4. binnen 60 dagen na betekening van dit vonnis de jaarrekeningen van Searuba over de periode vanaf de aankoop door [gedaagde] (of [echtgenoot van gedaagde]) tot 2023 aan [eiser] te verstrekken en een algemene vergadering van aandeelhouders bijeen te roepen om deze jaarrekeningen te behandelen;
5. aan [eiser] een dwangsom te betalen van Afl. 500,- per (gedeelte van een) dag dat [gedaagde] nalaat aan voormelde veroordelingen te voldoen,
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2. [
Eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat partijen afspraken hebben gemaakt die [gedaagde] moet nakomen en dat [gedaagde] als bestuurder van H&G en Searuba moet zorgdragen voor de jaarrekeningen en het bijeenroepen van de algemene vergaderingen van aandeelhouders.
3.3. [
Gedaagde] voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] in zijn vorderingen, dan wel afwijzing van deze vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding. [Gedaagde] vordert verder om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beslissing van belang, ingegaan.

4.DE BEOORDELING

Niet-ontvankelijkheid
4.1.
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem gevorderde. Het ontvankelijkheidsverweer van [gedaagde] wordt daarom verworpen.
H&G
4.2. [
Eiser] stelt dat partijen de afspraak hebben gemaakt dat hij 49% van de aandelen in H&G zou verwerven en [gedaagde] 51%. [Eiser] meent op grond van die afspraak dat hij nog recht heeft op 9% van de aandelen in H&G. [Eiser] heeft ter onderbouwing van zijn stelling verwezen naar de door hem overgelegde correspondentie.
[Gedaagde] heeft betwist dat een dergelijke afspraak is gemaakt. Volgens haar klopt de aandelenverhouding van 40/60% zoals weergegeven in de oprichtingsakte en betrof de tussen partijen besproken verhouding 49/51%, de winstverdeling tussen partijen.
4.3.
Dienaangaande geldt als volgt.
4.3.1.
Bij oprichtingsakte van H&G heeft [eiser] 40% van de aandelen in het kapitaal van H&G verkregen. Gelet op (de bewijskracht van) deze akte kan behoudens tegenbewijs worden aangenomen dat partijen overeenstemming hadden dat [eiser] 40% van de aandelen zou verwerven. Naar het oordeel van het Gerecht heeft [eiser] dit tegenbewijs geleverd. Omdat de oprichtingsakte met een volmacht van [eiser] is verleden en niets is gesteld of gebleken over de omvang en/of aard van deze volmacht en evenmin is gesteld of gebleken dat [eiser] voorafgaand aan het verlijden van de akte kennis van de inhoud daarvan had, sluit dit de juistheid van de stelling van [eiser] dat bij de oprichting in strijd is gehandeld met de door hem gestelde - en door [gedaagde] betwiste - afspraak dat [eiser] bij de oprichting 49% van de aandelen zou verkrijgen, niet uit. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft [eiser] verwezen naar zijn productie 8. Dit is een bericht van [gedaagde] aan de vrouw van [eiser] van 19 maart 2019, waarin (vertaald) onder meer staat: “
In principe hebben jullie 50% van de bedrijfsaandelen die wij hebben in de vennootschap “[echtgenoot van gedaagde] & [eiser] Aruba Vacation Destiny” (hoewel het op papier 49% lijkt, houden we ons aan ons woord van 50%). (…) Daarnaast zouden we bereid zijn om jullie onze aandelen die een waarde hebben van $ 150.000 te verkopen, zodat de totale aanvankelijke waarde gelijk blijft.”. Het Gerecht constateert dat [gedaagde] het in dit bericht zelf heeft over een beoogd aandelenbelang van [eiser] in H&G van 49%. Dat dit bericht ziet op een afspraak over de winstverdeling, zoals [gedaagde] stelt, blijkt niet uit dat bericht (er wordt immers over ‘bedrijfsaandelen’ gesproken) en is ook overigens niet door [gedaagde] onderbouwd. Verder staat vast dat partijen een (ver)koopprijs van USD 150.000,- zijn overeengekomen. De stelling van [eiser] dat het overeengekomen bedrag van USD 150.000,- als (ver)koopprijs voor 50% van de aandelen in H&G heeft te gelden, vindt eveneens steun in voormeld bericht. [Gedaagde] stelt daarin immers dat de door haar gehouden 50% van de aandelen die waarde heeft. In het licht van het voorgaande heeft [gedaagde] de stelling van [eiser] dat partijen (anders dan in de oprichtingsakte is neergelegd) waren overeengekomen dat [eiser] 49% van de aandelen in H&G zou verkrijgen, onvoldoende weersproken. Dit wordt daarom als vaststaand aangenomen. Nu voorts is gesteld noch gebleken dat [eiser] op enig moment alsnog met verkrijging van slechts 40% van de aandelen in H&G heeft ingestemd, dient [eiser] 49% van de aandelen in H&G te verkrijgen.
4.3.2.
De stelling van [eiser] dat hij de aandelen bij de oprichting (en niet op een later moment) zou verkrijgen, heeft [gedaagde] evenmin weersproken. Gelet hierop en nu ook geen concrete feiten en/of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die (mits bewezen) tot een ander oordeel leiden, overweegt het Gerecht ten overvloede dat van een levering van door [gedaagde] gehouden aandelen aan [eiser] geen sprake is. Nu [gedaagde] een bedrag van USD 150.000,-, dan wel in elk geval een bedrag van USD 139.784,43 heeft betaald en vervolgens bij oprichting de aandelen in H&G heeft verkregen, impliceert dit dat hij zijn aandeel in het van H&G heeft gestort en niet, zoals [gedaagde] meent, aan haar betaald. Niet is gesteld of gebleken dat [eiser] de betaling aan [gedaagde] heeft verricht als vergoeding voor de inbreng van [gedaagde] van haar eenmanszaak in H&G. Dit betekent dat het door [eiser] betaalde bedrag, of dat wat daarvoor in de plaats is gekomen (de auto, de boot), aan H&G toebehoort.
4.3.3.
Het voorgaande leidt ertoe dat [gedaagde] alsnog 9% van de aandelen in H&G aan [eiser] dient te leveren, met de bepaling dat de verhouding 49%-51% zal gelden vanaf de datum van oprichting van H&G en onder de verplichting voor [eiser] om het eventueel nog verschuldigde deel van de koopsom aan [gedaagde] te voldoen. De vordering onder 1 wordt daarom toegewezen zoals hierna te vermelden. Omdat [gedaagde] niets heeft aangevoerd waaruit genoegzaam blijkt dat zij deze veroordeling vrijwillig zal nakomen, stelt het Gerecht de gevorderde dwangsom vast op Afl. 250,- per dag(deel), met een maximum van Afl. 50.000,-.
4.4. [
Eiser] stelt dat [gedaagde] als bestuurder van H&G de voor deze vennootschap geldende wettelijke en statutaire verplichtingen niet goed is nagekomen. Onder meer stelt hij dat zij heeft nagelaten jaarrekeningen op te stellen en te deponeren. [Gedaagde] erkent dat de jaarrekeningen niet zijn opgesteld en gedeponeerd, maar stelt tegelijkertijd dat dit een gezamenlijke verplichting en kostenpost van partijen is.
4.5.
Het Gerecht overweegt dat het blijkens het bepaalde in artikel 2:120 lid 1 BW een wettelijke verplichting van het bestuur van een naamloze vennootschap is om binnen zes maanden na afloop van het boekjaar van de vennootschap (behoudens verlenging) een jaarrekening en jaarverslag op te maken. Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] de (enige) bestuurder van H&G is en dat sinds de oprichting van H&G nimmer jaarrekeningen zijn opgemaakt. De jaarrekeningen dienen alsnog te worden opgesteld en gedeponeerd. De verplichting om dit te doen rust op [gedaagde] in haar hoedanigheid van bestuurder van H&G. Het Gerecht begrijpt de vordering onder 2 aldus, dat [eiser] bedoeld heeft de vordering tegen [gedaagde] in die hoedanigheid in te stellen. Dit moet ook door [gedaagde] zo zijn begrepen. Ingevolge lid 6 van artikel 2:120 BW dient een jaarrekening aan de algemene vergadering ter goedkeuring te worden voorgelegd. Het gedeelte van de vordering onder 2 dat ziet op het bijeenroepen van een algemene vergadering dient met dat doel te worden toegewezen. De gevraagde termijn van 60 dagen waarbinnen [gedaagde] aan de gehele veroordeling moet voldoen acht het Gerecht redelijk, gelet op de door [gedaagde] gestelde weinige activiteiten die binnen H&G zijn en worden verricht en het aantal aandeelhouders. Nu [gedaagde] niets heeft aangevoerd waaruit genoegzaam blijkt dat zij deze veroordeling vrijwillig zal nakomen, stelt het Gerecht de dwangsom per boekjaar vast op Afl. 250,- per dag(deel), met een maximum van Afl. 50.000,-. De kosten die gemoeid gaan met het opstellen van de jaarrekeningen komen voor rekening van de vennootschap.
4.6.
Gevorderd is dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dat betekent dat [eiser] het vonnis ook kan executeren als [gedaagde] hoger beroep instelt. Nu [gedaagde] haar verzoek om deze vordering af te wijzen niet concreet heeft onderbouwd, weegt het belang van [eiser] om het vonnis direct ten uitvoer te kunnen leggen zwaarder dan het belang van [gedaagde] om tenuitvoerlegging van het vonnis achterwege te laten totdat daartegen aan te wenden rechtsmiddelen zijn uitgeput.
Searuba
4.7. [
Eiser] stelt dat hij volgens een met [gedaagde] gemaakte afspraak recht heeft op 50% van de aandelen in Searuba. Hij vordert daarom [gedaagde] te veroordelen tot overdracht van die aandelen aan hem. Nu [gedaagde] heeft betwist dat zij aandelen houdt in het kapitaal van Searuba en [eiser] niets, althans onvoldoende heeft aangevoerd waaruit anders blijkt, houdt het Gerecht het ervoor dat [gedaagde] geen aandeelhouder in het kapitaal van Searuba is. Tot overdracht van aandelen in Searuba kan [gedaagde] daarom niet worden veroordeeld. Daarmee heeft [eiser] geen belang bij de vordering strekkende tot het opstellen en deponeren van jaarrekeningen van Searuba. De vorderingen onder 3 en 4 worden afgewezen.
Proceskosten
4.8. [
Gedaagde] wordt, als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij, veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiser], tot aan deze uitspraak begroot op (Afl. 450,- + Afl. 212,- =) Afl. 662,- aan verschotten (griffiegeld en explootkosten) en Afl. 2.500,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5). De kosten van de akte van 4 december 2024 dienen voor rekening van [eiser] te blijven.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis 9% van de aandelen in H&G aan [eiser] te leveren, onder de verplichting om het eventueel nog verschuldigde deel van de koopsom aan [gedaagde] te voldoen en met de bepaling dat de verhouding 49-51% zal gelden vanaf de datum van oprichting van H&G, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van Afl. 250,- per dag(deel) dat [gedaagde] hieraan niet voldoet, met een maximum van Afl. 50.000,-;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in haar hoedanigheid van bestuurder van H&G om binnen 60 dagen na betekening van dit vonnis de jaarrekeningen over de periode vanaf de datum van oprichting van H&G tot 2023 aan [eiser] te verstrekken en een algemene vergadering uit te roepen om deze jaarrekeningen te behandelen, zulks op straffe van een dwangsom per boekjaar van Afl. 250,- per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] hieraan niet voldoet, met een maximum van Afl. 50.000,-;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [eiser] worden begroot op Afl. 662,- aan verschotten en Afl. 2.500,- aan salaris voor de gemachtigde;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 5 februari 2025 in aanwezigheid van de griffier.