ECLI:NL:OGEAA:2025:49

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
AUA202304419
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring voor recht inzake CAO-overeenkomst tussen Post Aruba N.V. en SEPPA

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 5 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Post Aruba N.V. (hierna: Post) en SEPPA Sindicato di Empleadonan Publico y Priva di Aruba (hierna: SEPPA) over de naleving van een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO). De CAO, die oorspronkelijk was aangegaan voor de periode van 1 januari 2010 tot 31 december 2012, bevatte bepalingen over jaarlijkse salarisverhogingen. Post heeft de CAO in 2013 opgezegd, maar heeft tot en met 2021 jaarlijks een loonsverhoging van Afl. 105,- aan haar werknemers betaald. In 2022 is Post gestopt met deze betalingen, wat leidde tot rechtszaken van individuele werknemers die eisten dat Post de loonsverhoging bleef doorbetalen. Het Gerecht heeft eerder in 2023 de vorderingen van de werknemers toegewezen, maar Post heeft hoger beroep ingesteld. In een latere beschikking heeft het Hof de eerdere beslissingen vernietigd en geoordeeld dat het onaanvaardbaar is om van Post te verwachten dat zij de CAO-naleving voortzet, gezien haar financiële positie. In de huidige procedure heeft Post verzocht om te verklaren dat de verplichting tot loonsverhoging niet meer van toepassing is. Het Gerecht heeft geoordeeld dat het onredelijk is om van Post te verwachten dat zij artikel 25 van de CAO naleeft na 1 januari 2022, en heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.

Uitspraak

Vonnis van 5 februari 2025
Behorend bij A.R. AUA202304419 AR
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
POST ARUBA N.V.,
te Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: Post,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
SEPPA SINDICATO DI EMPLEADONAN PUBLICO Y PRIVA DI ARUBA,
te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: SEPPA,
gemachtigde: de advocaat mr. E.E. Rosenstand.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Post en SEPPA zijn een CAO overeengekomen. In deze CAO is (voor zover voor deze procedure van belang) het volgende opgenomen:
Artikel 3 Algemene bepalingen
Deze cao wordt aangegaan voor een tijdvak van 3 jaren, van 1 januari 2010 en te eindigen op 31 december 2012.
De cao wordt geacht telkenmale voor één jaar te worden verlengd, tenzij één der partijen, haar tenminste 4 maanden voor afloop per aangetekende brief opzegt. De partij die deze cao opzegt is gehouden ten minste drie maanden voor afloop haar aanpassingen c.q. wijzigingen voor een nieuwe cao schriftelijk aan de andere partij (-en) voor te leggen.
Indien na opzegging van deze cao, overeenkomstig lid 2 van dit artikel, onderhandelingen over een nieuwe cao niet binnen de opzeggingstermijn zijn voltooid, wordt deze met instandhouding van de opgezegde cao, in onderling overleg voortgezet.
Artikel 25 Jaarlijkse salarisaanpassing
Aan de werknemer wordt jaarlijks in de maand januari 105.00 bruto toegekend op zijn salaris.
2.2
Post heeft de CAO per 31 december 2013 opgezegd.
2.3
Over de periode tussen 2014 en 2020 heeft Post jaarlijks het bedrag van Afl. 105,- bruto (hierna: de loonsverhoging) aan haar werknemers betaald. In 2021 is de loonsverhoging uitbetaald in de vorm van een eenmalige lumpsum van 12x Afl. 105,-. Met ingang van 2022 is Post gestopt met het betalen van de loonsverhoging.
2.4
Tussen Post en tien individuele werknemers zijn tien procedures aanhangig geweest, waarin de werknemers (samengevat) vorderden dat Post verplicht zou worden om de loonsverhoging te blijven doorbetalen.
2.5
Bij beschikkingen van 4 juli 2023 heeft het Gerecht die vorderingen toegewezen. Post heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen die uitspraken.
2.6
Bij vonnis in kort geding van 25 oktober en beschikking van 5 december 2023 is (in procedures tegen SEPPA, respectievelijk individuele werknemers) de verplichting tot betaling van de loonsverhoging uit de beschikkingen van 4 juli 2023 opgeschort totdat ofwel in een bodemprocedure anders wordt geoordeeld, ofwel in de appelprocedure tegen de beschikkingen van 4 juli 2023 anders wordt beslist.
2.7
Bij beschikkingen van 30 juli 2024 heeft het Hof de beschikkingen van 4 juli 2023 vernietigd en de verzoeken van de werknemers alsnog afgewezen. Het Hof heeft daarbij overwogen dat het – gelet op de financiële positie van Post – naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om nog langer van Post te verwachten dat zij artikel 25 van de CAO naleeft

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Het verzoek van Post luidt als volgt:
Primair:
Voor recht te verklaren dat door de beëindiging van de tussen partijen gesloten CAO in 2013 de alsdan bestaande verplichting conform artikel 25 van die CAO om in januari van elk jaar de slarissen te verhogen met Afl. 105,- vanaf de beëindiging niet meer van toepassing was en dat Post de hierna uitbetaalde verhogingen onverplicht heeft gedaan en daarom na stopzetting daarvan per 1 januari 2022 daartoe niet meer verplicht is;
Subsidiair:
Conform artikel 6:258 BW de verplichting van artikel 25 van de tussen partijen gesloten CAO, althans de nawerking daarvan te wijzigen in die zin dat deze verplichting per 1 januari 2022 ophoudt, dan wel deze verplichting per 1 januari 2022 te ontbinden;
Meer subsidiair:
Voor recht te verklaren dat de verplichting van Post voortvloeiende uit artikel 25 van de CAO om de salarissen jaarlijks in de maand januari met Afl. 105,- aan te passen, per 1 januari 2022 ex artikel [artikelnummer] niet (meer) van toepassing is aangezien dat in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn;
Met veroordeling van SEPPA in de kosten en uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2
SEPPA heeft verweer gevoerd.
3.3
Het Gerecht zal hierna ingaan op de standpunten van partijen, voor zover die nodig zijn voor de beoordeling van het geschil.

4.DE BEOORDELING

4.1
Insteek van deze procedure was aanvankelijk een inhoudelijk oordeel over de vragen (a) of artikel 25 van de CAO ook na het einde van die CAO is blijven gelden, en zo ja, (b) of van Post kan worden verlangd dat zij de loonsverhoging jaarlijks blijft betalen. Die geschilpunten zijn door de beschikkingen van het Hof van 30 juli 2024 beslecht. Uit de processtukken die partijen na de beschikkingen van 30 juli 2024 hebben gewisseld (de conclusie van repliek en de conclusie van dupliek) leidt het Gerecht af dat tussen partijen niet langer ter discussie staat dat (alleen) de meer subsidiair gevorderde verklaring voor recht moet worden toegewezen.
4.2
Partijen zijn het niet eens over de vraag of SEPPA in de proceskosten moet worden veroordeeld (zoals Post bepleit), of dat de proceskosten tussen partijen moeten worden gecompenseerd (zoals SEPPA betoogt).
4.3
Uitgangspunt is dat de partij die in het ongelijk wordt gesteld, wordt veroordeeld in de proceskosten. SEPPA betoogt dat in dit geval van dit uitgangspunt moet worden afgeweken, omdat het Hof in de beschikkingen van 30 juli 2024 de proceskosten tussen partijen heeft gecompenseerd.
4.4
Omdat iedere zaak op zijn eigen merites wordt beoordeeld, brengt het feit dat het Hof de proceskosten heeft gecompenseerd, niet automatisch met zich dat ook het Gerecht dat zal of moet doen. Het Gerecht is echter van oordeel dat ook in deze procedure aanleiding bestaat voor een proceskostencompensatie. De primair en subsidiair gevorderde verklaringen voor recht worden immers afgewezen (tussen partijen staat immers niet langer ter discussie dat artikel 25 van de CAO ook na het einde van de CAO is blijven gelden, maar dat slechts nakoming daarvan niet kan worden afgedwongen). Dit betekent dat partijen over en weer in het (on)gelijk worden gesteld. Ook in deze procedure zullen daarom de proceskosten worden gecompenseerd.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
verklaart voor recht dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat SEPPA van Post verwacht dat zij artikel 25 van de CAO ook na 1 januari 2022 naleeft en de daarin bepaalde salarisverhoging doorbetaalt;
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Brandt, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag, 5 februari 2025 in aanwezigheid van de griffier.