In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 22 januari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P.H. Bruns, had beroep ingesteld tegen de Minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening, vertegenwoordigd door mr. J.J.S. Poeran. De zaak betreft een fictieve weigering van de minister om tijdig te beslissen op een bezwaarschrift dat door de appellant was ingediend. De appellant had op 19 december 2023 een bezwaarschrift ingediend tegen een primaire beschikking van 8 november 2023. De wettelijke termijn voor het nemen van een beslissing op het bezwaarschrift was 12 weken, die eindigde op 13 maart 2024. De termijn voor het indienen van beroep tegen de fictieve weigering begon op die datum en eindigde op 8 mei 2024. Het beroepschrift werd echter pas op 3 juni 2024 ingediend, wat buiten de gestelde termijn viel. Het gerecht oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, aangezien de gemachtigde van de appellant voldoende tijd had om tijdig beroep in te stellen. De rechter verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. drs. A.A. Wever.