ECLI:NL:OGEAA:2025:42

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
AUA202401807
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fictieve weigering uitspraak terstond en ontvankelijkheid beroep in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 22 januari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P.H. Bruns, had beroep ingesteld tegen de Minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening, vertegenwoordigd door mr. J.J.S. Poeran. De zaak betreft een fictieve weigering van de minister om tijdig te beslissen op een bezwaarschrift dat door de appellant was ingediend. De appellant had op 19 december 2023 een bezwaarschrift ingediend tegen een primaire beschikking van 8 november 2023. De wettelijke termijn voor het nemen van een beslissing op het bezwaarschrift was 12 weken, die eindigde op 13 maart 2024. De termijn voor het indienen van beroep tegen de fictieve weigering begon op die datum en eindigde op 8 mei 2024. Het beroepschrift werd echter pas op 3 juni 2024 ingediend, wat buiten de gestelde termijn viel. Het gerecht oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, aangezien de gemachtigde van de appellant voldoende tijd had om tijdig beroep in te stellen. De rechter verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. drs. A.A. Wever.

Uitspraak

Uitspraak van 22 januari 2025
Lar nr. AUA202401807

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

PROCES-VERBAAL VAN DE MONDELINGE UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

domicilie kiezend in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: de advocaat mr. P.H. Bruns,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN, INNOVATIE, OVERHEIDSORGANISATIE, INFRASTRUCTUUR EN RUIMTELIJKE ORDENING,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).
Openbare zittinggehouden op 22 januari 2025 om 8:30 uur.
Tegenwoordig:
mr. B.J. van Ettekoven, rechter.
mr. drs. A.A. Wever, griffier.
Verschenen:
Partijen bij de gemachtigden voornoemd.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

OVERWEGINGEN

1. In deze zaak ligt allereerst de vraag voor of het onderhavige beroep ontvankelijk is. Het gerecht beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
2.1
Ingevolge artikel 23, eerste lid, van de Lar kan degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een op een bezwaarschrift genomen beslissing, daartegen beroep instellen bij het gerecht. Het tweede lid bepaalt dat het uitblijven van een beslissing op een bezwaarschrift binnen de in artikel 20, eerste lid, bedoelde termijn, wordt gelijkgesteld met een afwijzende beslissing.
2.2
Bedoeld beroep wordt, ingevolge artikel 26 van de Lar, aanhangig gemaakt door indiening van een beroepschrift bij het gerecht. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt, volgens artikel 27, tweede lid van de Lar, acht weken indien het beroepschrift betrekking heeft op het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift. Deze termijn gaat in op de dag waarop het bestuursorgaan in gebreke raakt, tijdig op het bezwaarschrift te beslissen.
2.3
Ingevolge artikel 28, eerste lid van de Lar wordt, voor zover thans van belang, een beroepschrift niet-ontvankelijk verklaard indien het is ingediend nadat de termijn is verstreken. Volgens het derde lid blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift, niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
3.1
Gelet op het feit dat door appellant op 19 december 2023 een bezwaarschrift is ingediend tegen de primaire beschikking van 8 november 2023, begon de termijn voor het nemen van een beschikking te lopen op 20 december 2023. Deze termijn eindigde op 13 maart 2024 en niet op 10 april 2024, zoals appellant in het beroepschrift stelt. Appellant is uitgegaan van een termijn van 16 weken voor het nemen van de beschikking op bezwaar. Dat is echter onjuist. Die termijn is 12 weken. Appellant heeft ten onrechte meegenomen de mogelijkheid voor de bezwaarschriftenadviescommissie om de adviestermijn met vier weken te verlengen. In dit geval heeft een dergelijke verlenging echter niet plaatsgevonden. De termijn was dus 12 weken en eindigde op 13 maart 2024. Vanaf 13 maart 2024 is verweerder dus in gebreke gebleven om tijdig op het bezwaar te beslissen. Uit de hierboven aangehaalde wettelijke bepalingen volgt dat de termijn voor het instellen van beroep tegen een zogenaamde fictieve weigering te beslissen op het bezwaarschrift acht weken bedraagt. Deze termijn is gestart op 13 maart 2024 en acht weken later geëindigd op 8 mei 2024, en dus niet op 4 juni 2024, zoals in het beroepschrift wordt gesteld. Het beroepschrift van appellant is op 3 juni 2024 ingediend, oftewel bijna een maand na 8 mei 2024, en daarmee buiten de gestelde termijn.
3.2
Op grond van de wet moet niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijven indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt. De gemachtigde van appellant heeft, desgevraagd, aangegeven dat het beroepschrift is ingediend tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar van 19 augustus 2023. Hij stelt dat zijn beroep, mede gelet op het volledig uitblijven van enige reactie van de zijde van de overheid en het feit dat appellant aan alle vereisten voldoet voor de verzochte bouwvergunning, tijdig is ingediend.
3.3
Het gerecht ziet in de door de gemachtigde van appellant aangevoerde redenen voor de late indiening van het beroep geen grond om te oordelen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De gemachtigde heeft voldoende tijd gehad om tijdig beroep in te stellen, desnoods op nader aan te voeren gronden. De gevolgen van het feit dat de gemachtigde dit heeft nagelaten, komen voor rekening en risico van appellant.
4. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
5. Voor een proceskostenvergoeding is er geen aanleiding.
6. Ten overvloede en ter voorlichting aan partijen merkt het gerecht nog op dat verweerder verplicht is om een beslissing op het bezwaarschrift te nemen, tenzij dit bezwaarschrift is ingetrokken, bijvoorbeeld wegens het indienen van een nieuwe aanvraag om een bouwvergunning.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in dit gerecht, in samenwerking met mr. drs. A.A. Wever, griffier, en wordt geacht in het openbaar te zijn uitgesproken op woensdag, 22 januari 2025 in aanwezigheid van de griffier.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen zes wekenna de dagtekening van deze uitspraak.
Het hoger beroep moet worden ingediend bij het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment worden ingediend.
Voor het instellen van het hoger beroep is griffierecht verschuldigd.