ECLI:NL:OGEAA:2025:40

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 januari 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
AUA202301689
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire straf opgelegd aan ambtenaar wegens nalatigheid met fatale gevolgen voor speurhond

Op 13 januari 2025 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak waarin een ambtenaar, klaagster, bezwaar maakte tegen een disciplinaire straf opgelegd door de Gouverneur van Aruba. De straf betrof een voorwaardelijke inhouding van het inkomen van Afl. 1.000,- naar aanleiding van een incident op 20 oktober 2021, waarbij een speurhond van het Departamento di Aduana (DAD) is overleden door nalatigheid van klaagster. Klaagster betwistte de beschuldiging van nalatigheid en stelde dat het om een noodlottig ongeval ging. Het gerecht oordeelde dat er sprake was van plichtsverzuim, maar dat de opgelegde straf onredelijk was gezien de bijzondere omstandigheden, waaronder het feit dat klaagster een uitstekende hondenbegeleidster is en emotioneel geleden heeft onder het voorval. Het gerecht vernietigde het landsbesluit van 18 april 2023 en verklaarde het bezwaar gegrond, waarbij het verweerder veroordeelde tot betaling van de proceskosten van Afl. 1.400,-. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en rechtszekerheid in disciplinaire procedures.

Uitspraak

Uitspraak van 13 januari 2025
Gaza nr. AUA202301689

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

PROCES-VERBAAL VAN DE MONDELINGE UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonende te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).
Openbare zittinggehouden op 13 januari 2025 om 8.30 uur.
Tegenwoordig:
mr. B.J. van Ettekoven, rechter.
M.R. de Cuba, griffier.
Verschenen:
Klaagster, bij haar gemachtigde.
Verweerder, bij zijn gemachtigde.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt het landsbesluit van 18 april 2023 no. 19;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 1.400,- aan gemachtigdensalaris.

OVERWEGINGEN

1. Het bezwaar van klaagster is gericht tegen het landsbesluit van 18 april 2023 no. 19 waarbij verweerder heeft besloten om aan klaagster een disciplinaire straf op te leggen van een eenmalige inhouding van het inkomen ten bedrage van Afl. 1.000,- met dien verstande dat de straf van eenmalig inhouding van het inkomen ter grootte van Afl. 1.000,- niet ten uitvoer zal worden gelegd, indien klaagster zich gedurende een jaar niet schuldig maakt aan een soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor de bestraffing plaatsvindt, noch aan enig ander ernstig plichtsverzuim.
2. Klaagster heeft zich volgens verweerder niet gedragen als een goed ambtenaar betaamt omdat door haar nalatigheid op 20 oktober 2021 een speurhond van Departamento di Aduana (DAD) is komen te overlijden. De speurhond had een kostprijs van Afl. 5.940,-. Het Land heeft imagoschade geleden en de ernstige nalatigheid van klaagster heeft geleid tot grote verontwaardiging in de maatschappij. Klaagster heeft hier tegenover gesteld dat er geen sprake was van nalatigheid maar van een noodlottig ongeval.
3.1
Het gerecht overweegt als volgt. Het gerecht stelt vast dat wegens een trieste samenloop van omstandigheden, de speurhond Morris is komen te overlijden. Omdat klaagster de hond tijdelijk onder haar hoede had en het klaagster is die de hond in de auto heeft achtergelaten en vergeten, is er naar het oordeel van het gerecht sprake van plichtsverzuim welke aan klaagster moet worden toegerekend. Verweerder was dan ook bevoegd een disciplinaire straf op te leggen. Als verweerder van die bevoegdheid gebruik maakt dient het te gaan om een passende sanctie gelet op het plichtsverzuim en eventuele bijzondere omstandigheden. In dit geval is sprake van bijzondere omstandigheden. Klaagster staat bekend als een uitstekende hondenbegeleidster met hart voor het werk. Het overlijden van diensthond Morris heeft klaagster zeer aangegrepen. Als hondenbegeleider is dit zo maar het ergste wat haar in haar werk kon overkomen. Klaagster heeft onder het voorval emotioneel geleden, heeft gebruik gemaakt van door de werkgever aangeboden slachtofferhulp en heeft daarnaast voor een langere periode psychologische hulp moeten zoeken. Uit de stukken is gebleken dat ook de directeur DAD onderkent dat er sprake was van een treurig ongeluk en niet van verwijtbare of opzettelijke nalatigheid. De directeur heeft daarom aangegeven dat indien al een disciplinaire sanctie zou moeten volgen een waarschuwing/schriftelijke berisping een passende maatregel zou zijn. Het gerecht zou een waarschuwing of berisping in dit geval ook passend hebben gevonden. Onduidelijk is waarom verweerder op advies van Departamento di Recurso Humano (DRH) heeft gemeend van het advies van de directeur DAD te moeten afwijken. Naar het oordeel van het gerecht moet de opgelegde voorwaardelijke financiële maatregel worden aangemerkt als een onredelijk gebruik van de verweerder toekomende bevoegdheid.
3.2
De reden voor vernietiging van het bestreden landsbesluit is echter eerst en vooral gelegen in strijd met het zorgvuldigheids- en het rechtszekerheidsbeginsel. Hoe treurig het incident ook is, de feiten over het incident zijn overzichtelijk en van eenvoudige aard en konden terstond worden vastgesteld. Daar was geen nader onderzoek voor nodig. Ook de directeur DAD was direct op de hoogte van het overlijden van de speurhond en heeft dit bij brief van 9 december 2021 gemeld bij DRH. Pas op 10 juni 2022 is klaagster vervolgens ter verantwoording opgeroepen. Klaagster heeft zich op 28 juni 2022 verantwoord. Het bestreden landsbesluit is echter van 10 april 2023. Dat wil zeggen ongeveer anderhalf jaar na het incident en ruim negen maanden na de verantwoording. Dat is in dit geval onaanvaardbaar lang en in strijd met de tegenover klaagster in acht te nemen zorgvuldigheid. Door zo lang te wachten met het opleggen van een disciplinaire straf heeft verweerder tevens gehandeld in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.
4. Het bezwaar is gegrond.
5. Verweerder dient in de proceskosten te worden verwezen. De proceskostenvergoeding kan worden berekend op Afl. 1.400,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt Afl. 700,-).
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven rechter in ambtenarenzaken, bijgestaan door M.R. de Cuba, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 januari 2025, in tegenwoordigheid van de griffier.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (RvBAz). Tegen de beslissing op het verzoek om een voorziening bij voorraad kan geen hoger beroep worden ingesteld.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen 30 dagenna de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen 30 dagen:
  • als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen 30 dagen na de dag van de uitspraak;
  • in de andere gevallen: binnen 30 dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.