ECLI:NL:OGEAA:2025:36

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 januari 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
AUA202302730
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering weduwenpensioen op basis van de AWW en de gevolgen voor de aanvrager

In deze zaak heeft de Sociale Verzekeringsbank (de Bank) op 5 juli 2023 geweigerd om aan appellante een weduwenpensioen toe te kennen. Appellante, die in beroep ging tegen deze beslissing, stelt dat zij geen bron van inkomsten heeft en voor haar drie kleinkinderen moet zorgen. De Bank heeft de aanvraag afgewezen omdat de overleden echtgenoot van appellante op de datum van hun huwelijk al de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt. Dit is in strijd met artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van de Landsverordening algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW), dat bepaalt dat in dergelijke gevallen geen recht op weduwenpensioen bestaat.

Appellante heeft op 13 juli 2023 beroep aangetekend, en de zaak is behandeld op 20 november 2024. Tijdens de zitting was appellante zelf aanwezig, terwijl de Bank werd vertegenwoordigd door haar gemachtigden. De beoordeling van het College van Beroep bevestigde de beslissing van de Bank, waarbij werd gesteld dat de wet geen ruimte biedt voor uitzonderingen in de situatie van appellante. Het College erkent de moeilijke omstandigheden waarin appellante zich bevindt, maar benadrukt dat de AWW geen mogelijkheid biedt voor een uitzondering op de regels.

De uitspraak van het College op 6 januari 2025 verklaart het beroep van appellante ongegrond. Het College adviseert appellante om, eventueel met hulp van een rechtsbijstandverlener, te onderzoeken of zij op andere manieren financiële ondersteuning kan krijgen voor de zorg van haar kleinkinderen. De beslissing biedt geen ruimte voor een weduwenpensioen, gezien de duidelijke wettelijke bepalingen die van toepassing zijn.

Uitspraak

Uitspraak van 6 januari 2025
CVB nr. AUA202302730

COLLEGE VAN BEROEP

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van
Landsverordening algemene weduwen- en wezenverzekering (de AWW) van:

[Appellante],

wonende te Aruba,
APPELLANTE,
tegen de beslissing van 5 juli 2023 van:

DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,

gevestigd te Aruba,
VERWEERDER, hierna ook te noemen: de Bank,
gemachtigden: mr. P.R.C. Brown en mr. S.G. Tromp.

HET PROCESVERLOOP

1 Bij de beslissing van 5 juli 2023 (de bestreden beslissing) heeft de Bank geweigerd om aan appellante een weduwenpensioen toe te kennen.
1.1
Tegen deze beslissing heeft appellante op 13 juli 2023 beroep aangetekend.
1.2
Op 26 september 2023 heeft de Bank een verweerschrift ingediend.
1.3
Het beroep van appellante is op de zitting van 20 november 2024 van dit College behandeld. Appellante is zelf verschenen. De Bank heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Tevens waren aanwezig dr. M. de Graaf, verzekeringsarts en mr. M.N. Thiel, jurist bij de Bank.

DE BEOORDELING

2. In de bestreden beschikking heeft de Bank de aanvraag van appellante om een weduwenpensioen afgewezen. Appellante komt volgens de Bank niet in aanmerking voor dit pensioen, omdat haar overleden echtgenoot op de datum van zijn huwelijk met appellante al de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt. Hij was in 2007 namelijk 67 jaar oud en de pensioengerechtigde leeftijd was toen 60 jaar. In artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van de AWW staat dat een weduwenpensioen in zo’n geval geweigerd moet worden.
3. Appellante heeft hiertegen beroep ingesteld. Zij voert aan dat zij geen bron van inkomsten heeft, terwijl zij wel voor haar drie kleinkinderen moet zorgen. Twee van haar kleinkinderen verblijven doordeweeks in kinderhuis [betrokkene] en zijn in het weekend bij haar. Haar oudste kleinzoon verblijft altijd bij appellante en heeft vanwege een mentale achterstand veel extra zorg nodig.
4. Het College geeft de Bank gelijk en zal hierna toelichten waarom.
4.1
In artikel 7 van de AWW staat dat de weduwe van een verzekerde, zolang deze de pensioengerechtigde leeftijd nog niet bereikt heeft, recht heeft op een weduwenpensioen overeenkomstig de bepalingen van deze landsverordening.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van de AWW heeft de weduwe van wie de echtgenoot op de dag van de huwelijkssluiting de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt of overschreden, geen recht op een weduwenpensioen, tenzij de weduwe met deze echtgenoot, vóórdat hij de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt, al eerder gehuwd is geweest.
4.2
In de wet is dwingend geregeld dat als de echtgenoot op de dag van het huwelijk al de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, er, na zijn overlijden, voor zijn echtgenote geen recht op een weduwenpensioen bestaat. Hierop zijn, behalve de al in artikel 8 van de AWW genoemde uitzondering, geen andere uitzonderingen mogelijk. In dit geval betekent dat dus, dat appellante geen aanspraak kan maken op een weduwenpensioen, omdat haar echtgenoot, toen hij met appellante in 2007 trouwde, al ruimschoots de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt.
5. Het College begrijpt de moeilijke situatie waarin appellante na het overlijden van haar echtgenoot is komen te verkeren. Het pensioen van haar echtgenoot is na zijn overlijden weggevallen en het is daardoor voor appellante moeilijk om rond te komen en voor haar drie minderjarige kleinkinderen te zorgen. De AWW biedt echter geen mogelijkheid om een uitzondering te maken voor de situatie van appellante. Het College raadt appellante dan ook aan om – eventueel met hulp van een rechtsbijstandverlener – te onderzoeken of zij op een andere manier financieel ondersteund kan worden bij de zorg voor haar kleinkinderen.
6. Omdat appellante geen recht heeft op een weduwepensioen, is haar beroep ongegrond.

DE BESLISSING

Het College van beroep:
-verklaart het beroep van appellante ongegrond.
Aldus gegeven op 6 januari 2025 door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, T. de Cuba en H. Dirksz, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.C. Bakker, de secretaris.
Informatie over hoger beroep
• Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
• Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
• Het hoger beroep moet worden ingediend bij het Gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
• De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
- het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
- een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
- vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
• Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment worden ingediend.