ECLI:NL:OGEAA:2025:35

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 januari 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
AUA202302529
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ziekengeld vanwege alcoholgebruik en de beoordeling van de causaliteit

In deze zaak gaat het om de weigering van de Sociale Verzekeringsbank om appellant ziekengeld toe te kennen na een auto-ongeluk dat plaatsvond op 21 mei 2023. De Bank stelde dat de arbeidsongeschiktheid van appellant te wijten was aan het gebruik van alcoholhoudende drank of bedwelmende middelen. Appellant, die op 17 juli 2023 beroep aantekende tegen de beslissing van de Bank, ontkende dat hij onder invloed was van alcohol en voerde aan dat hij slechts één biertje had gedronken voorafgaand aan het ongeluk. De Bank baseerde haar conclusie op de verklaring van een arts die appellant in het ziekenhuis had onderzocht en op het gedrag van appellant bij zijn opname. Het College van Beroep oordeelde dat de motivering van de Bank onvoldoende was om te concluderen dat er een causaal verband bestond tussen het alcoholgebruik en het auto-ongeluk. Er was geen toxicologisch onderzoek uitgevoerd en de argumenten van de Bank waren niet voldoende onderbouwd. Het College verklaarde het beroep van appellant gegrond en vernietigde de beslissing van de Bank, met de opdracht om binnen twee maanden opnieuw te beslissen over het recht op ziekengeld.

Uitspraak

Uitspraak van 6 januari 2025
CVB nr. AUA202302529

COLLEGE VAN BEROEP

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van
Landsverordening Ziekteverzekering (LvZv) van:

[Appellant],

wonende te Aruba,
APPELLANT,
tegen de beslissing van 30 juni 2023 van:

DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,

gevestigd te Aruba,
VERWEERDER, hierna ook te noemen: de Bank,
gemachtigden: mr. P.R.C. Brown en mr. S.G. Tromp.

HET PROCESVERLOOP

1 In de beslissing van 30 juni 2023 heeft de Bank geweigerd om aan appellant een tegemoetkoming in verband met arbeidsongeschiktheid (ziekengeld) toe te kennen, omdat het ongeluk, waardoor appellant arbeidsongeschikt is geweest, te wijten is aan het gebruik van alcoholhoudende drank of bedwelmende middelen,
1.1
Tegen deze beslissing heeft appellant op 17 juli 2023 beroep aangetekend.
1.2
Op 4 september 2023 heeft de Bank een verweerschrift ingediend.
1.3
Het beroep van appellant is op de zitting van 20 november 2024 van dit College behandeld. Appellant is zelf op de zitting verschenen.
De Bank heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Tevens waren aanwezig dr. M. de Graaf, verzekeringsarts, en mr. M.N. Thiel, jurist bij de Bank.

DE BEOORDELING

Wat vinden partijen?

2. Appellant bestrijdt de conclusie van de Bank dat het auto-ongeluk van 21 mei 2023, op grond waarvan hij arbeidsongeschikt is geraakt, te wijten is aan alcoholgebruik. Volgens appellant had hij voorafgaand aan het ongeluk en de daar weer aan voorafgaande vechtpartij, slechts één biertje gedronken. Dit alcoholgebruik staat los van de vechtpartij en het auto-ongeluk.
3. De conclusie van de Bank dat appellant onder invloed was van alcohol is gebaseerd op ten eerste de verklaring van de arts die appellant na het ongeluk bij binnenkomst in het ziekenhuis heeft onderzocht. Die arts heeft opgemerkt dat hij een alcohollucht rook bij appellant. Bij de anamnese heeft deze arts opgenomen: ‘Patiënt zou aan het vechten zijn geweest, onder invloed van alcohol’. De Bank heeft ten tweede in het gedrag van appellant bij zijn opname een aanwijzing gezien voor alcoholgebruik. Dit gedrag wordt omschreven als ‘responsief maar agressief, niet stil liggen.’ Het is volgens de Bank algemeen bekend dat alcohol de hersenfunctie beïnvloedt. De onder invloed geraakte persoon is ontremd en daardoor de zelfcontrole en zijn beoordelingsvermogen kwijt. Door onder invloed van alcohol te gaan vechten heeft appellant de kans om gewond en dus arbeidsongeschikt te raken, vergroot.
De Bank heeft er verder op gewezen dat appellant zelf ook heeft erkend dat hij onder invloed was, omdat hij in zijn beroepschrift heeft geschreven dat hij eventueel onder invloed was van alcoholhoudende drank of bedwelmende middelen. Hierin ziet de Bank een extra aanwijzing voor zijn standpunt dat appellant onder invloed was van alcohol en dat het auto-ongeluk daaraan te wijten is.
Hoe beoordeelt het College het beroep van appellant?
4. De kern van deze zaak is of de arbeidsongeschiktheid van appellant te wijten is aan het gebruik van alcoholhoudende drank of bedwelmende middelen. Als dat het geval is, heeft appellant op grond van artikel 7, eerste lid, onder a, van de LvZv geen recht op uitbetaling van ziekengeld. Voor toepassing van artikel 7, eerste lid, onder a, LvZv is dus vereist A. dat komt vast te staan dat alcoholhoudende drank of bedwelmende middelen is/zijn gebruikt, B. dat sprake is van arbeidsongeschiktheid, en C. dat die arbeidsongeschiktheid is te wijten aan gebruik van alcohol of bedwelmende middelen. Anders gezegd, er moet een causale relatie bestaan tussen A en B.
4.1
Het College vindt de motivering van de bestreden beslissing dat deze situatie zich voordoet niet voldoende draagkrachtig. Het College zal dit oordeel hierna toelichten.
5. Vaststaat dat er geen toxicologisch onderzoek heeft plaatsgevonden bij appellant toen hij in het ziekenhuis werd opgenomen na het auto-ongeluk. Zijn bloed is niet getest op alcoholgebruik of op sporen van bedwelmende middelen. De Bank baseert zich op de alcohollucht die de arts bij de opname rook en het agressieve gedrag van appellant. Dit is echter te mager om hieraan de verregaande conclusie te verbinden dat het auto-ongeluk is te wijten aan alcoholgebruik.
6. Appellant heeft – anders dan de Bank aanneemt – niet erkend dat hij onder invloed was. Hij heeft dit juist stellig ontkend. Hij heeft bij herhaling vermeld dat hij na afloop van zijn nachtdienst bij een hotel om 07.00 uur naar huis is gegaan en daar niet meer dan één biertje heeft gedronken. Het standpunt van de Bank dat moet worden aangenomen dat hij meer alcohol heeft genuttigd, omdat de inname van één biertje niet zou kunnen leiden tot het waarnemen van een alcohollucht uren later die dag, is niet onderbouwd en berust op een aanname. Ook de stelling dat het agressieve gedrag van appellant in de ambulance en bij aankomst in het ziekenhuis het gevolg moet zijn geweest van alcohol of middelengebruik, is niet nader onderbouwd. De Bank heeft daarmee te weinig aangedragen dat de conclusie rechtvaardigt dat appellant onder invloed was van alcohol en dat het auto-ongeluk hieraan te wijten zou zijn.
7. Appellant heeft op de zitting uiteengezet wat er volgens hem is gebeurd voorafgaand aan het ongeval. Hij stelt dat hij na zijn nachtdienst naar huis is gegaan, dat hij op verzoek van zijn moeder - bij wie hij inwoont - boodschappen ging doen en toen op straat een hem bekende persoon ontmoette, met wie hij eerder problemen heeft ondervonden. Na een woordenwisseling heeft deze man appellant gevolgd naar het huis van zijn neef. Nadat appellant het huis van die neef verliet, kwam dezelfde man op appellant af met een slagwapen. Er is een vechtpartij ontstaan. Nadat appellant de man tegen de grond had gewerkt en wegliep in de richting van zijn auto, is de man in zijn auto gestapt en heeft hij appellant van achteren aangereden. Daardoor is appellant onder de auto van die man terecht gekomen en bekneld geraakt, met ernstig letsel tot gevolg.
8. De Bank heeft over de feitelijke gebeurtenissen voorafgaand aan het auto-ongeluk geen andersluidende informatie overgelegd. Een proces-verbaal van politie of informatie over een strafzaak naar aanleiding van het incident, ontbreekt. Bij deze stand van zaken is het College van oordeel dat de Bank onvoldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd dat er een causaal verband is tussen het gebruik van alcohol door appellant die ochtend en het auto-ongeluk. Dat de arbeidsongeschiktheid van appellant is te wijten aan het gebruik van alcoholhoudende drank of bedwelmende middelen, zoals is vereist bij toepassing van artikel 7, eerste lid, onder a, van de LvZv, is niet aannemelijk gemaakt of geworden.
9. Het beroep van appellant is gegrond. De bestreden beslissing zal worden vernietigd, omdat die beslissing onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd. Het College zal de Bank opdragen opnieuw te beslissen over het recht van appellant op ziekengeld.

DE BESLISSING

Het College
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beslissing van 30 juni 2023;
- draagt de Bank op binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen.
Aldus gegeven op 6 januari 2025 door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, T. de Cuba en H. Dirksz, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.C. Bakker, de secretaris.
Informatie over hoger beroep
• Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
• Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
• Het hoger beroep moet worden ingediend bij het Gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
• De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
- het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
- een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
- vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
• Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment worden ingediend.