4.1Het College vindt de motivering van de bestreden beslissing dat deze situatie zich voordoet niet voldoende draagkrachtig. Het College zal dit oordeel hierna toelichten.
5. Vaststaat dat er geen toxicologisch onderzoek heeft plaatsgevonden bij appellant toen hij in het ziekenhuis werd opgenomen na het auto-ongeluk. Zijn bloed is niet getest op alcoholgebruik of op sporen van bedwelmende middelen. De Bank baseert zich op de alcohollucht die de arts bij de opname rook en het agressieve gedrag van appellant. Dit is echter te mager om hieraan de verregaande conclusie te verbinden dat het auto-ongeluk is te wijten aan alcoholgebruik.
6. Appellant heeft – anders dan de Bank aanneemt – niet erkend dat hij onder invloed was. Hij heeft dit juist stellig ontkend. Hij heeft bij herhaling vermeld dat hij na afloop van zijn nachtdienst bij een hotel om 07.00 uur naar huis is gegaan en daar niet meer dan één biertje heeft gedronken. Het standpunt van de Bank dat moet worden aangenomen dat hij meer alcohol heeft genuttigd, omdat de inname van één biertje niet zou kunnen leiden tot het waarnemen van een alcohollucht uren later die dag, is niet onderbouwd en berust op een aanname. Ook de stelling dat het agressieve gedrag van appellant in de ambulance en bij aankomst in het ziekenhuis het gevolg moet zijn geweest van alcohol of middelengebruik, is niet nader onderbouwd. De Bank heeft daarmee te weinig aangedragen dat de conclusie rechtvaardigt dat appellant onder invloed was van alcohol en dat het auto-ongeluk hieraan te wijten zou zijn.
7. Appellant heeft op de zitting uiteengezet wat er volgens hem is gebeurd voorafgaand aan het ongeval. Hij stelt dat hij na zijn nachtdienst naar huis is gegaan, dat hij op verzoek van zijn moeder - bij wie hij inwoont - boodschappen ging doen en toen op straat een hem bekende persoon ontmoette, met wie hij eerder problemen heeft ondervonden. Na een woordenwisseling heeft deze man appellant gevolgd naar het huis van zijn neef. Nadat appellant het huis van die neef verliet, kwam dezelfde man op appellant af met een slagwapen. Er is een vechtpartij ontstaan. Nadat appellant de man tegen de grond had gewerkt en wegliep in de richting van zijn auto, is de man in zijn auto gestapt en heeft hij appellant van achteren aangereden. Daardoor is appellant onder de auto van die man terecht gekomen en bekneld geraakt, met ernstig letsel tot gevolg.
8. De Bank heeft over de feitelijke gebeurtenissen voorafgaand aan het auto-ongeluk geen andersluidende informatie overgelegd. Een proces-verbaal van politie of informatie over een strafzaak naar aanleiding van het incident, ontbreekt. Bij deze stand van zaken is het College van oordeel dat de Bank onvoldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd dat er een causaal verband is tussen het gebruik van alcohol door appellant die ochtend en het auto-ongeluk. Dat de arbeidsongeschiktheid van appellant is te wijten aan het gebruik van alcoholhoudende drank of bedwelmende middelen, zoals is vereist bij toepassing van artikel 7, eerste lid, onder a, van de LvZv, is niet aannemelijk gemaakt of geworden.
9. Het beroep van appellant is gegrond. De bestreden beslissing zal worden vernietigd, omdat die beslissing onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd. Het College zal de Bank opdragen opnieuw te beslissen over het recht van appellant op ziekengeld.