ECLI:NL:OGEAA:2025:332

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
AUA202502866
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van de beschikking tot weigering van toelating tot Aruba op basis van artikel 54 Lar

Op 5 november 2025 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De zaak betreft een verzoeker die, na een weigering van toelating tot Aruba door de Minister belast met Justitiële Aangelegenheden, een schorsing van deze beschikking heeft aangevraagd. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E. Duijneveld, heeft aangevoerd dat hij Aruba in 2023 vrijwillig heeft verlaten en dat er geen uitzettingsbevel of terugkeerverbod tegen hem is opgelegd. De Minister heeft op 15 augustus 2025 de toelating van de verzoeker geweigerd, wat de aanleiding vormde voor het verzoek tot schorsing. Tijdens de openbare zitting op 5 november 2025, waar de rechter mr. A.J. Martijn en griffier mr. drs. A.A. Wever aanwezig waren, is de beslissing genomen om de bestreden beschikking te schorsen. Het gerecht oordeelde dat de uitvoering van de weigering tot toelating voor de verzoeker een onevenredig nadeel met zich meebracht, vooral gezien het feit dat hij in het bezit is van een visum dat geldig is tot 30 januari 2026. De verzoeker heeft een spoedeisend belang bij zijn toelating, aangezien hij zijn moeder en halfbroertje in Aruba wil bezoeken. Het gerecht heeft daarom besloten dat de verzoeker tot Aruba moet worden toegelaten voor de duur van zijn visum. Deze beslissing kan niet in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

Uitspraak van 5 november 2025
Lar nr. AUA202502866

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

PROCES-VERBAAL VAN DE MONDELINGE UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

wonend te Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
gericht tegen:

DE MINISTER, BELAST MET JUSTITIËLE AANGELEGENHEDEN,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER.
Openbare zittinggehouden op 5 november 2025 om 11:30 uur.
Tegenwoordig:
mr. A.J. Martijn, rechter.
mr. A.A. Wever, griffier.
Verschenen:
verzoeker bij zijn gemachtigde voornoemd,
verweerder is, met kennisgeving, niet ter zitting verschenen.

BESLISSING

Het gerecht:
- schorst de beschikking van verweerder van 15 augustus 2025;
- bepaalt dat verzoeker, voor de duur van het aan hem verleende visum dat geldig is tot 30 januari 2026, tot Aruba wordt toegelaten.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de beschikking onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich mee zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering te dienen belang.
2. Bij beschikking van 15 augustus 2025 (de bestreden beschikking) heeft de immigratieambtenaar, namens verweerder, de toelating van verzoeker tot Aruba geweigerd, omdat verzoeker uit Aruba is verwijderd en tot en met 8 mei 2028 niet mag terugkeren. Hiertegen heeft verzoeker op 5 september 2025 bezwaar gemaakt. Het onderhavige verzoek strekt tot schorsing van de bestreden beschikking en tot het treffen van een voorlopige voorziening, inhoudende dat verzoeker wordt toegelaten tot Aruba totdat op het door hem gemaakte bezwaar is beslist. Daartoe heeft verzoeker aangevoerd dat hem ten onrechte de toegang tot Aruba is geweigerd. Verzoeker heeft Aruba in 2023 vrijwillig verlaten. Aan hem is nimmer een uitzettingsbevel uitgereikt, noch is er een periode van niet-toelating opgelegd. Verzoeker stelt een spoedeisend belang te hebben bij de gevraagde voorziening, nu hem reeds een visum is verleend dat over ongeveer twee maanden zal verlopen. Verzoeker wenst zijn moeder en halfbroertje, die zich in Aruba bevinden, zo spoedig mogelijk te bezoeken.
3. Ter beantwoording ligt voor de vraag of de uitvoering van de bestreden beschikking voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich brengt in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
4. Verzoeker heeft – onweersproken – gesteld dat hij Aruba in 2023 vrijwillig heeft verlaten en derhalve niet is uitgezet. Het gerecht acht deze stelling aannemelijk. Verzoeker is thans in het bezit van een visum met geldigheid tot 30 januari 2026. Het gerecht gaat er dan ook vanuit dat aan de verlening van dat visum een onderzoek is voorafgaan, op basis waarvan is geconcludeerd dat aan verzoeker geen uitzettingsbevel of terugkeerverbod is opgelegd. Stukken waaruit het tegendeel blijkt, zijn door verweerder niet in deze procedure ingebracht. Het gerecht acht, gelet op het vorenstaande, dat het bezwaar van verzoeker van 5 september 2025 een aanzienlijke kans van slagen heeft. Ter voorkoming van onevenredig nadeel zal de bestreden beschikking dan ook worden geschorst. Tevens ziet het gerecht aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat verzoeker, voor de geldigheidsduur van het aan hem afgegeven visum, tot Aruba dient te worden toegelaten.
Aldus gegeven ter zitting van 5 november 2025 door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, in tegenwoordigheid van mr. drs. A.A. Wever, griffier.
De griffier is verhinderd om dit proces-verbaal mede te ondertekenen.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze beslissing op het verzoek ex artikel 54 van de Lar kan geen hoger beroep worden ingesteld.