ECLI:NL:OGEAA:2025:331

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
AUA202501946 KG
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schorsing van een relatiebeding in kort geding

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. D.M. Canwood, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, VALORULA ARUBA V.B.A. en VALORULA SERVICES ARUBA V.B.A., vertegenwoordigd door mr. D.A.H. Segbert. De eiseres vordert de (gedeeltelijke) schorsing of beperking van een relatiebeding dat is opgenomen in haar arbeidsovereenkomst met gedaagden. Dit relatiebeding verbiedt haar om gedurende het dienstverband en tot twee jaar na beëindiging daarvan werkzaamheden te verrichten voor cliënten van de Maatschap. Eiseres is op 30 juni 2024 uit dienst getreden en is sindsdien partner bij een ander accountantskantoor, PFK Financial Services Aruba VBA. Eiseres stelt dat het relatiebeding te ruim is geformuleerd en dat handhaving ervan haar recht op vrije arbeidskeuze in gevaar brengt. Gedaagden hebben verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van eiseres.

De rechter heeft geoordeeld dat eiseres onvoldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde schorsing van het relatiebeding. Het Gerecht overweegt dat eiseres sinds haar vertrek bij gedaagden niet is aangesproken op overtreding van het relatiebeding en dat gedaagden bereid zijn om haar een actuele lijst van cliënten te verstrekken. Hierdoor is het niet aannemelijk dat eiseres in een situatie verkeert waarin zij het relatiebeding zou overtreden. De vorderingen van eiseres zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, begroot op Afl. 1.500,-.

Uitspraak

Vonnis van 29 oktober 2025
Behorend bij AUA202501946 KG
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiseres],
te Aruba,
eiseres, hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood,
tegen:

1.VALORULA ARUBA V.B.A.,

2.
VALORULA SERVICES ARUBA V.B.A. h.o.d.n. GRANT THORNTON,
beiden te Aruba,
gedaagden, hierna gezamenlijk te noemen: GT,
gemachtigde: de advocaat mr. D.A.H. Segbert.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen op 27 juni 2025, met producties;
- de producties van GT;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 3 oktober 2025.
1.2
Ter zitting is [eiseres] in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Canwood voornoemd. Namens GT is verschenen de heer [directeur] (directeur), bijgestaan door mr. Segbert voornoemd. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd – mede aan de hand van overgelegde pleitnota’s – en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2 [
Eiseres] is op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (hierna: de arbeidsovereenkomst) op 1 februari 2011 in dienst getreden bij GT als
tax consultant. In de arbeidsovereenkomst, waarin met “
de Maatschap” wordt bedoeld GT, is het volgende beding opgenomen:
6. Concurrentiebeding
De Werknemer verbindt zich om gedurende het dienstverband en tot 2 jaar na het verbreken van het dienstverband geen werkzaamheden, hoe dan ook genaamd, al dan niet tegen betaling of om niet, voor eigen rekening of voor rekening van derden te verrichten ten behoeve van cliënten of ex-cliënten van de Maatschap.
Bij overtreding is de Werknemer een direct opeisbare boete verschuldigd van AFL. 1.000,-- per dag tot een maximum van AFL. 50.000,--, onverminderd het recht van de werkgever om een hogere boete te vorderen, indien de werkelijke schade hoger is dan voormeld maximum.”
2.3 [
Eiseres] is op 30 juni 2024 uit dienst getreden. Zij is op dit moment partner bij het accountantskantoor PFK Financial Services Aruba VBA (hierna: PFK), dat in mei 2023 is opgericht door twee voormalige werknemers van GT.

3.HET GESCHIL

3.1 [
Eiseres] vordert dat het Gerecht bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. het concurrentiebeding met onmiddellijke ingang of een ander tijdstip, teniet doet, dan wel schorst, totdat hierover in een bodemprocedure onherroepelijk is beslist of tot een ander moment;
subsidiair
II. het concurrentiebeding gedeeltelijk matigt dan wel gedeeltelijk schorst, in die zin dat het beperkt wordt tot drie maanden dan wel een andere periode;
meer subsidiair
III. het concurrentiebeding gedeeltelijk matigt dan wel gedeeltelijk schorst dan wel beperkt, in die zin dat het beding wordt aangepast met de beperking dat onder relaties, bedrijven en personen waarvoor geen werkzaamheden mogen worden verricht enkel de relaties dienen te worden verstaan waarvoor [eiseres] in de zes maanden voorafgaand aan het einde van haar dienstverband bij GT werkzaamheden heeft verricht;
primair, subsidiair en meer subsidiair
IV. GT veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.2 [
Eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat het concurrentiebeding in de huidige omstandigheden niet in stand kan blijven. Het beding is te ruim geformuleerd en is zwaarder op haar gaan drukken nu haar functie tijdens het dienstverband is gewijzigd. Handhaving ervan maakt inbreuk op het recht van vrije arbeidskeuze en het belang van [eiseres] bij schorsing van het beding weegt zwaarder dan het belang van GT bij handhaving daarvan. [Eiseres] wenst haar werkzaamheden te kunnen uitvoeren zonder te hoeven vrezen voor een procedure van GT. Daarom heeft zij een spoedeisend belang bij duidelijkheid over de interpretatie en houdbaarheid van het beding, aldus telkens [eiseres].
3.3
GT voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.4
Het Gerecht zal hierna, waar nodig, nader op de standpunten van partijen ingaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gaat in deze zaak om een vordering tot (gedeeltelijke) schorsing of beperking in tijd van het tussen partijen overeengekomen relatiebeding. Een dergelijke vordering kan in kort geding worden toegewezen als:
a. [Eiseres] daar voldoende spoedeisend belang bij heeft;
b. de vorderingen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is op toewijzing daarvan vooruit te lopen door de gevraagde voorziening te treffen.
Voor de schorsing van het relatiebeding is verder nodig dat ofwel:
c. aannemelijk is dat het beding zijn geldigheid heeft verloren doordat de functie van de werknemer ingrijpend is gewijzigd én het beding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken; daarbij zal de rechter betekenis mogen hechten aan de mate waarin de wijziging van de arbeidsverhouding redelijkerwijze was te voorzien voor de werknemer toen deze het beding aanvaardde, terwijl voorts het beding zijn geldigheid slechts verliest voor zover dit nodig is gelet op de belangen van de werknemer en de werkgever; ofwel
d. aannemelijk is dat het beding in een eventuele bodemprocedure vernietigd zal worden omdat, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld.
4.2 [
Eiseres] stelt zich op het standpunt dat zij een spoedeisend belang heeft bij (gedeeltelijke) schorsing of beperking van het relatiebeding omdat – zo begrijpt het Gerecht – zij vindt dat het beding te ruim is geformuleerd en zij daarnaast duidelijkheid wenst over de reikwijdte van het beding, zodat zij haar werkzaamheden kan uitvoeren zonder dat zij bang hoeft te zijn voor boetes of (schade)claims van GT. Het Gerecht is echter van oordeel dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd waarom zij, vooruitlopend op een bodemprocedure, ter zake een onmiddellijke voorziening bij voorraad behoeft.
4.3
Voor dat oordeel is ten eerste van belang dat [eiseres] zowel in haar verzoekschrift als op de zitting heeft aangevoerd dat zij althans PFK een ander soort clientèle bedient dan GT. Als het Gerecht haar volgt in die stelling, heeft dat tot gevolg dat [eiseres] geen (spoedeisend) belang heeft bij schorsing van het relatiebeding. Zij vist in dat geval immers in een andere vijver dan GT en hoeft dan ook niet te vrezen voor overtreding van dit beding.
4.4
Maar ook als het Gerecht tot uitgangspunt neemt dat [eiseres] althans PFK wél in dezelfde markt opereert als GT, zoals [eiseres] tegelijkertijd suggereert, is het Gerecht van oordeel dat zij op dit moment geen spoedeisend belang heeft bij (gedeeltelijke) schorsing of beperking van het relatiebeding. [Eiseres] is sinds 30 juni 2024 uit dienst getreden en niet is gesteld of gebleken dat zij op enig moment door GT is aangesproken voor het niet-naleven van het relatiebeding. Bovendien heeft GT onweersproken gesteld dat zij bereid is om [eiseres] (telkens) op haar eerste verzoek (telkens) een lijst te verstrekken van cliënten of ex-cliënten van GT, zodat voor [eiseres] inzichtelijk is om welke relaties het gaat en zij kan voorkomen dat het relatiebeding wordt overtreden. Daarbij geldt overigens wel dat het op de weg van GT ligt om er (telkens) voor te zorgen dat [eiseres] (telkens) een actueel overzicht heeft en niet (achteraf) wordt geconfronteerd met klanten waarvan zij niet op de hoogte was. Het Gerecht zal aldus verstaan als na te melden.
4.5
De slotsom luidt dat niet komt vast te staan of niet aannemelijk wordt geoordeeld dat [eiseres] een rechtens te respecteren spoedeisend belang heeft bij (toewijzing van) haar vorderingen. Deze zullen reeds daarom worden afgewezen, wat met zich brengt dat alle overige stellingen van partijen (wat van de inhoud daarvan ook zij) onbesproken kunnen blijven.
4.6 [
Eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van GT, tot aan deze uitspraak begroot op
Afl. 1.500,- aan gemachtigdensalaris.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, recht doende in kort geding:
5.1
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
5.2
veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van GT, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,--;
5.3
verstaat dat GT vanaf de uitspraak van dit vonnis tot 30 juni 2026 telkens op eerste verzoek van [eiseres] telkens een actuele lijst aan haar verstrekt van cliënten of ex-cliënten van GT, zodat voor [eiseres] inzichtelijk is om welke relaties van GT het gaat en zij kan voorkomen dat het relatiebeding wordt overtreden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 29 oktober 2025 in aanwezigheid van de griffier.