ECLI:NL:OGEAA:2025:33

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 januari 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
AUA202001514
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake ziekengeld na intrekking besluit door de Bank

In deze zaak heeft de Sociale Verzekeringsbank (SVB) op 13 mei 2020 besloten dat appellante geen recht had op ziekengeld vanaf 4 september 2019. Appellante heeft hiertegen op 2 juni 2020 beroep aangetekend. Op 12 november 2024 heeft de SVB echter het eerdere besluit ingetrokken en een nieuwe beslissing genomen op 2 oktober 2024, waarbij aan appellante alsnog ziekengeld is toegekend voor de periode van 11 tot en met 18 mei 2020. De behandeling van het beroep vond plaats op 20 november 2024, waarbij de SVB vertegenwoordigd was door haar gemachtigden en enkele medewerkers. Appellante was niet aanwezig op de zitting.

Het College van Beroep heeft vastgesteld dat de nieuwe beslissing van de SVB volledig tegemoetkomt aan de eisen van appellante, waardoor de bestreden beslissing niet langer gehandhaafd hoeft te worden. Tijdens de zitting is appellante gevraagd naar haar belang bij de voortzetting van het beroep, maar hierop is geen reactie gekomen. Het College heeft daarom geoordeeld dat appellante geen procesbelang meer heeft bij de behandeling van het beroep en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak is gedaan op 6 januari 2025 door mr. B.J. van Ettekoven als voorzitter, met T. de Cuba en H. Dirksz als leden. De secretaris van de zitting was mr. M.E.C. Bakker. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen de gegeven termijn hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, waarbij het hoger beroepschrift binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingediend.

Uitspraak

Uitspraak van 6 januari 2025
CVB nr. AUA202001514

COLLEGE VAN BEROEP

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van
Landsverordening Ziekteverzekering (LvZv) van:

[Appellante],

wonende te Aruba,
APPELLANTE,
tegen de beslissing van 13 mei 2020 van:

DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,

gevestigd te Aruba,
VERWEERDER, hierna ook te noemen: de Bank,
gemachtigden: mr. P.R.C. Brown en mr. S.G. Tromp.

HET PROCESVERLOOP

1 In de beslissing van 13 mei 2020 (de bestreden beslissing) heeft de Bank besloten dat appellante vanaf 4 september 2019 geen recht heeft op tegemoetkoming bij arbeidsongeschiktheid (ziekengeld).
1.1
Tegen deze beslissing heeft appellante op 2 juni 2020 beroep aangetekend.
1.2
Op 12 november 2024 heeft de Bank het College bericht dat de bestreden beslissing is ingetrokken en vervangen door een beslissing van 2 oktober 2024 waarbij aan appellante alsnog ziekengeld is toegekend in de periode van 11 mei tot en met 18 mei 2020.
1.3
Het beroep van appellante is op de zitting van 20 november 2024 van dit College behandeld. De Bank heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Tevens waren aanwezig dr. M. de Graaf, verzekeringsarts en mr. M.N. Thiel, jurist bij de Bank. Appellante is niet verschenen.

DE BEOORDELING

2 Appellante is het niet eens met de bestreden beslissing, omdat zij meent wel recht te hebben op ziekengeld. De Bank heeft inmiddels een nieuwe beslissing genomen, waarbij geheel tegemoet wordt gekomen aan het beroep van appellante. De bestreden beslissing wordt dus niet langer gehandhaafd.
2.1
Aan appellante is voor de zitting gevraagd wat het belang nog is bij behandeling van het beroep van 2 juni 2020. Hierop is geen reactie gekomen.
2.2
Het College oordeelt dat appellante geen belang meer heeft bij een uitspraak op haar beroep en verklaart dit beroep daarom niet-ontvankelijk.

DE BESLISSING

Het college van beroep:
- verklaart het beroep van appellante niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven op 6 januari 2025 door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, T. de Cuba en H. Dirksz, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.C. Bakker, de secretaris.
Informatie over hoger beroep
• Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
• Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
• Het hoger beroep moet worden ingediend bij het Gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
• De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
- het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
- een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
- vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
• Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment worden ingediend.