ECLI:NL:OGEAA:2025:327

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
AUA202403897 AR
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bomen en struiken op erfgrens moeten worden gekapt

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben [eiseres] en [eiser] een verzoekschrift ingediend tegen [gedaagde] en de overige erven van [erflater] met betrekking tot bomen die te dicht op de erfgrens staan. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 september 2025, waarbij [eiseres] en [eiser] aanwezig waren, maar [gedaagde] niet. De zaak betreft een geschil over de afstand van bomen tot de erfgrens, waarbij [eiseres] en [eiser] vorderen dat de bomen binnen twee meter van de erfgrens worden verwijderd. [Gedaagde] heeft verweer gevoerd, maar de rechter oordeelt dat de bomen in strijd zijn met de wet, aangezien ze dichter dan twee meter bij de erfgrens staan en hoger zijn dan de scheidsmuur. De rechter wijst de vordering van [eiseres] en [eiser] toe en legt een dwangsom op voor het geval [gedaagde] en de andere erven niet aan de uitspraak voldoen. Tevens worden de proceskosten aan [gedaagde] en de andere erven opgelegd, omdat zij in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

Vonnis van 29 oktober 2025
Behorend bij AUA202403897 AR
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:

1.[Eiseres],

te Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
en

2.[Eiser],

te Aruba,
eiser, hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:

1.[Gedaagde],

te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon,
en

2.DE (OVERIGE) ERVEN VAN [erflater],

te Aruba,
gedaagden, hierna ook te noemen: de andere erven,
niet verschenen.

1.DE PROCEDURE

1.1
Op 7 november 2024 hebben [eiseres] en [eiser] een verzoekschrift ingediend. [Gedaagde] heeft op 2 april 2025 een conclusie van antwoord ingediend. De overige erfgenamen zijn niet verschenen en tegen hen is verstek verleend.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 september 2025. Daar zijn [eiseres] en [eiser] verschenen, bijgestaan door mr. P.M.K. Smit namens hun advocaat. [Gedaagde] is, hoewel zij rechtsgeldig is opgeroepen, niet op de zitting verschenen.
1.3
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.
1.4 [
Gedaagde] heeft bij brief van 24 september 2025 laten weten dat zij niet op de zitting aanwezig was, omdat zij per ongeluk de verkeerde zittingsdatum in haar agenda had genoteerd. Omdat al een vonnisdatum was gepland, is de brief van [gedaagde] alleen aan het dossier toegevoegd. Dit vonnis wordt gewezen op basis van de schriftelijke processtukken en de mondelinge toelichting van [eiseres] en [eiser] tijdens de zitting.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
Gedaagde] en de andere erven zijn de erfgenamen van [erflater], die is geboren op 21 maart 1913 en overleden op 4 juni 1994. [Gedaagde] was eigenaar van een perceel met woning, kadastraal bekend als Land Aruba Eerste Afdeling Sectie E nummer [sectienummer 1]. Dit perceel behoort tot de nalatenschap van [erflater]. Het perceel wordt bewoond door [gedaagde].
2.2 [
Eiseres] is eigenaresse van een aangrenzend perceel, bekend als Land Aruba Eerste Afdeling Sectie E nummer [sectienummer 2]. [Eiser] is eigenaar van twee andere percelen die grenzen aan het perceel waar [gedaagde] woont, te weten de percelen bekend als Land Aruba Eerste Afdeling Sectie E nummers [sectienummer 3] en [sectienummer 4].
2.3
Rondom het perceel van [gedaagde] zijn bomen geplant. De takken van die bomen groeien over de percelen van [eiseres] en [eiser]. [Eiseres] en [eiser] hebben [gedaagde] verschillende keren gevraagd die weg te halen of te snoeien, maar dat heeft zij niet of niet volledig gedaan.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
Eiseres] en [eiser] vorderen dat [gedaagde] en de andere erven zullen worden veroordeeld om binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis alle bomen binnen twee meter van de erfgrens te verwijderen en verwijderd te houden, tenzij deze bomen worden gekapt en gekapt worden gehouden op een hoogte lager dan de scheidsmuur, op straffe van een dwangsom van Afl. 100,- per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] en de andere erven dit niet doen. Ook vorderen zij dat [gedaagde] en de andere erven worden veroordeeld in de proceskosten.
3.2 [
Eiseres] en [eiser] leggen aan hun vordering de stelling ten grondslag dat de bomen op het perceel van [gedaagde] dichter dan twee meter bij de erfgrens zijn geplant. Bovendien zijn de bomen vele malen hoger dan de muur tussen beide percelen. Daardoor bestaat een toestand die in strijd is met de wet.
3.3 [
Gedaagde] heeft verweer gevoerd. Zij heeft (samengevat) aangevoerd dat [eiseres] en [eiser] geen last hebben van de bomen. [Gedaagde] heeft daarnaast aangevoerd dat zij aan [eiseres] en [eiser] heeft aangeboden om de kosten voor het verwijderen van de bladeren die in hun tuin vallen te vergoeden, maar dat [eiseres] en [eiser] op dit aanbod niet zijn ingegaan. Tot slot heeft [gedaagde] erop gewezen dat het verwijderen van de bomen zal leiden tot opwarming van de aarde.
3.4
Het Gerecht zal hierna ingaan op de standpunten van partijen, voor zover die van belang zijn voor de beoordeling van de vordering.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
Gedaagde] heeft in deze procedure verweer gevoerd, maar de andere erven niet. Normaal gesproken zou dan de vordering tegen de andere erven worden toegewezen. Als een gedaagde in een procedure geen verweer voert, wordt de vordering immers in beginsel toegewezen. In dit geval heeft echter [gedaagde] wel verweer gevoerd. Omdat het niet mogelijk is dat de beslissing ten aanzien van [gedaagde] anders is dan die ten aanzien van de andere erven (van hen allen wordt immers gevraagd dat zij de bomen kappen), zal het verweer van [gedaagde] ook zal worden meegewogen bij de beslissing ten aanzien van de andere erven.
4.2
In artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek staat dat het verboden is om bomen of stuiken te hebben binnen twee meter vanaf de erfgrens tussen twee percelen. Dat neemt niet weg dat buren zich niet kunnen verzetten tegen bomen en struiken die niet hoger zijn dan de scheidsmuur tussen de percelen.
4.3 [
Eiseres] en [eiser] stellen dat de bomen op het perceel van [gedaagde] veel dichter bij de erfgrens staan dan twee meter. [Gedaagde] heeft dit niet weersproken, en dat dit zo is blijkt ook uit de foto’s die [eiseres] en [eiser] hebben overgelegd. Ook blijkt uit die foto’s dat de bomen veel hoger zijn dan de scheidsmuur tussen de percelen (en dat de takken over de percelen van [eiseres] en [eiser] hangen). Dit betekent dat de situatie op grond van de wet niet is toegestaan. [Gedaagde] heeft dit ook niet bestreden.
4.4
Voor zover [gedaagde] nog een beroep heeft willen doen op verjaring (zij heeft zich op het standpunt gesteld dat de situatie al heel lang bestaat), geldt dat [eiseres] en [eiser] hebben verteld dat zij al jarenlang aan [gedaagde] hebben gevraagd om de bomen te snoeien of te kappen. [Gedaagde] heeft dit niet bestreden. Dat de rechtsvordering van [eiseres] en [eiser] is verjaard, is dus niet gebleken.
4.5
Op grond van de wet moet de onregelmatige toestand worden opgeheven. [Eiseres] en [eiser] hebben gevorderd dat de bomen en struiken op het perceel van [gedaagde], die dichter dan twee meter bij de erfgrens staan, worden verwijderd. Deze vordering zal worden toegewezen. Het Gerecht heeft zich nog afgevraagd of niet met een minder verstrekkende maatregel (namelijk het snoeien van de bomen tot de hoogte van de scheidsmuur) kan worden volstaan, maar dit is in dit geval geen goede oplossing. In de eerste plaats is op de foto’s te zien dat alleen al de stammen van de bomen veel hoger zijn dan de scheidsmuur, zodat in dat geval alleen nog kale stammen zouden overblijven. Als die stammen daarna nog zouden uitlopen, zouden de takken onmiddellijk weer boven de scheidsmuur uit komen. De ervaring heeft geleerd dat [gedaagde] die vervolgens niet zal willen snoeien. Hoewel [gedaagde] er terecht op heeft gewezen dat het voor het milieu beter is als de bomen blijven staan, moet zij zich simpelweg houden aan de wet. Dit geldt vanzelfsprekend ook voor de andere erven. Dit betekent dat de bomen zullen moeten worden verwijderd.
4.6 [
Eiseres] en [eiser] hebben een dwangsom gevorderd. [Gedaagde] heeft zich daartegen niet verweerd. Om die reden zal de dwangsom worden toegewezen als prikkel tot nakoming van dit vonnis. Deze dwangsom zal worden gemaximeerd.
4.7
Omdat [gedaagde] en de andere erven in het ongelijk worden gesteld, moeten zij de proceskosten van [eiseres] en [eiser] betalen. Die worden begroot op Afl. 450,- aan griffierecht, Afl. 1.068,- aan explootkosten en Afl. 2.500 aan salaris van de gemachtigde (2 punten x tarief 5 van het liquidatietarief).

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
veroordeelt [gedaagde] en de andere erven om binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis alle bomen binnen twee meter vanaf de erfgrens met de percelen van [eiseres] en [eiser] te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van Afl. 100,- per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] en de andere erven hieraan niet voldoen met een maximum van Afl. 5.000,-;
veroordeelt [gedaagde] en de andere erven in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [eiseres] en [eiser] worden begroot op Afl. 1.068,- aan explootkosten, Afl. 450,- aan griffierecht en Afl. 2.500,- aan salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Brandt, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 29oktober 2025 in aanwezigheid van de griffier.