ECLI:NL:OGEAA:2025:31

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
AUA202404304 en AUA202404305
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake verzoek om informatie en beroep tegen uitblijven beslissing

Op 15 januari 2025 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de naamloze vennootschap Beachside Development Company (appellante) en de Minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening (verweerder). De zaak betreft een verzoek van appellante om informatie op grond van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob) en het uitblijven van een beslissing op een bezwaarschrift. Appellante had op 3 juli 2024 verzocht om diverse informatie met betrekking tot strandsecties en vergunningen, maar ontving geen tijdige reactie van verweerder. Hierop heeft appellante op 26 juli 2024 een bezwaarschrift ingediend en op 9 december 2024 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar.

Tijdens de openbare zitting op 15 januari 2025 heeft de rechter vastgesteld dat verweerder geen reële beslissing op het bezwaar had genomen, wat in strijd is met de wettelijke verplichting. De rechter heeft het verzoek van appellante afgewezen, maar het beroep gegrond verklaard en de bestreden fictieve afwijzing vernietigd. Verweerder is opgedragen om binnen drie weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar van appellante. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan appellante, begroot op Afl. 350,-, en is het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan haar terugbetaald. De uitspraak is gedaan door mr. B.J. van Ettekoven, rechter, en griffier M.R. de Cuba, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de partijen.

Uitspraak

Uitspraak van 15 januari 2025
Lar nrs. AUA202404304 en AUA202404305

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

PROCES-VERBAAL VAN DE MONDELINGE UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) en, met toepassing van artikel 57 van de Lar,
op het beroep van:
de naamloze vennootschap
BEACHSIDE DEVELOPMENT COMPANY,
gevestigd te Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigden: de advocaten mrs. D.W. Ormel en M. Franken,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN, INNOVATIE, OVERHEIDSORGANISATIE, INFRASTRUCTUUR EN RUIMTELIJKE ORDENING,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mr. S. Croes en G. Boekhoudt (DIP).
Openbare zittinggehouden op 15 januari 2025 om 15.00 uur.
Tegenwoordig:
mr. B.J. van Ettekoven, rechter.
M.R. de Cuba, griffier.
Verschenen:
Partijen bij de gemachtigden voornoemd.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
in de zaak met Lar nr. AUA202404304 (voorlopige voorziening)
- wijst het verzoek af.
in de zaak met Lar nr. AUA202404305 (beroep)
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden fictieve afwijzende beslissing op het bezwaar van appellante;
- bepaalt dat verweerder binnen drie weken na dagtekening van deze uitspraak een beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellante van 26 juli 2024, met daarbij een beslissing op het verzoek van appellante van 3 juli 2024, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellante voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 350,-;
- gelast dat het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan haar worden terugbetaald.

OVERWEGINGEN

1. Appellante heeft op 3 juli 2024 verzocht om haar op grond van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (de Lob) - kort samengevat - de volgende informatie te verstrekken:
- een kopie van een duidelijke kaart met daarop aangegeven de beschikbare secties strand conform de Richtlijn Ruimtelijke Inrichting Stranden (RRIS) voor wat betreft het gehele strand van de high- en lowrise in Aruba;
- een kopie van de
standplaatsvergunningen B(periode van 2021 en 2024) van [plaats 1], [plaats 2], [plaats 3], [plaats 4] en [plaats 5];
- beleid ten aanzien van de procedure op grond waarvan besloten wordt op de aanvragen voor
standplaatsvergunningen Bin aanvulling op de RRIS die daar niet in voorziet;
- kopie van de vrijstelling ex artikel 3.5 ROPv van Natura Development N.V. voor het mogen plaatsen van palapa’s.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek heeft appellante op 26 juli 2024 een bezwaarschrift ingediend. Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellante op 9 december 2024 beroep ingesteld (AUA202404305). Appellante heeft op 9 december 2024 tevens een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening (AUA202404304).
2. Partijen hebben ter zitting ingestemd om op grond van artikel 57 van de Lar tevens einduitspraak te doen op het ingestelde beroep. Het gerecht overweegt dat appellante tijdig in beroep is gekomen tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaarschrift. Ter zitting is komen vast te staan dat verweerder geen reële beslissing op het bezwaar van appellante genomen. Daartoe is hij wel verplicht. Ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Lar wordt het uitblijven van een beslissing gelijkgesteld met een afwijzende beslissing. Omdat deze afwijzende beslissing niet is gemotiveerd, kan deze niet in stand blijven. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. Verweerder moet binnen drie weken na deze uitspraak alsnog een reële beslissing op het bezwaarschrift van appellante nemen. Omdat ook geen reëel primair besluit is genomen, betekent dit dat verweerder alsnog op de aanvraag van 3 juli 2024 moet beslissen. Het gerecht kiest voor een termijn van drie weken, vanwege de inmiddels sinds de aanvraag verstreken tijd en omdat die termijn ook geldt voor het nemen van een beslissing op een Lob-verzoek. Daarbij dient verweerder, daar waar appellante het in haar Lob-verzoek en in het bezwaarschrift heeft over “
standplaatsvergunningen B”, in plaats daarvan te lezen: “
precariovergunningen”.
3.
Omdat appellante met recht in beroep is gekomen en zich bij gemachtigde heeft laten vertegenwoordigen, is aannemelijk geworden dat appellante hiertoe noodzakelijke kosten hebben gemaakt. Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding, begroot op een bedrag van Afl. 350,- aan gemachtigdensalaris (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt Afl. 700,- wegingsfactor 0,25).
4. Omdat het gerecht heden beslist op het ingestelde beroep wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in dit gerecht, bijgestaan door M.R. de Cuba, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 januari 2025, in tegenwoordigheid van de griffier.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak, voor zover deze gaat over het beroep, kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Tegen de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening kan geen hoger beroep worden ingesteld.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen zes wekenna de dagtekening van deze uitspraak.
Het hoger beroep moet worden ingediend bij het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment worden ingediend.
Voor het instellen van het hoger beroep is griffierecht verschuldigd.