ECLI:NL:OGEAA:2025:27

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
AUA202403256
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontslag bewindvoerder en benoeming curator in verband met geestelijke stoornis

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 4 februari 2025 uitspraak gedaan op het verzoek van [verzoeker] tot ontslag van zijn bewindvoerder, [verweerster]. Het verzoek werd afgewezen, omdat de gronden voor het bewind nog steeds aanwezig zijn. [Verzoeker] heeft een aangeboren cognitieve achterstand, waardoor hij niet in staat is zijn belangen volledig te behartigen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat er spanningen waren tussen [verzoeker] en [verweerster], en dat [verweerster] zich zorgen maakte over de invloed van [betrokkene 2] op [verzoeker]. Het Gerecht oordeelde dat er voldoende aanwijzingen zijn dat [betrokkene 2] mogelijk misbruik maakt van [verzoeker] zijn vermogen. Daarom werd besloten om [verweerster] niet te ontslaan, maar om haar ook als curator te benoemen, omdat [verzoeker] niet in staat is zijn niet-vermogensrechtelijke belangen te behartigen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming voor [verzoeker] en de rol van de bewindvoerder en curator in zijn leven.

Uitspraak

Beschikking van 4 februari 2025
behorend bij EJ nr. AUA202403256
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van:
[Verzoeker]
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. M.O. Lopez,
tegen
[Verweerster]
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna te noemen: [verweerster],
gemachtigde: de advocaat mr. M.H.J. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 9 september 2024,
  • het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, ingediend op 2 december 2024;
  • de nadere producties van [verzoeker], ingediend op 2 december 2024;
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 3 december 2024, waarbij aanwezig waren: [Verzoeker], bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Lopez, en [verweerster], bijgestaan door haar gemachtigde mr. Kock. Beide partijen hebben het woord gevoerd. Mr Lopez heeft daarbij gebruik gemaakt van spreekaantekeningen. Als bijlage bij die spreekaantekeningen is een verklaring van [neurochirurg] (neurochirurg) van 29 november 2024 overgelegd. Partijen hebben vragen van het Gerecht beantwoord en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaar stellingen.
1.2
Vervolgens is bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.HET VERZOEK

2.1
Het verzoek van [verzoeker] strekt ertoe dat [verweerster] met onmiddellijke ingang wordt ontslagen als zijn bewindvoerder. Desgevraagd heeft mr. Lopez tijdens de zitting uitgelegd dat hij namens [verzoeker] verzoekt om opheffing van het bewind.
2.2 [
Verweerster] heeft op haar beurt verzocht om [verzoeker] onder curatele te stellen, met benoeming van zichzelf als curator.

3.DE FEITEN

3.1
Bij beschikking van dit Gerecht van 20 juni 2023 (EJ nr. AUA202300825) zijn de (bestaande en toekomstige) goederen van [verzoeker] onder bewind gesteld en is [verweerster] als bewindvoerder benoemd.
3.2
In de beschikking is, voor zover van belang, overwogen:
  • dat uit een medische verklaring blijkt dat [verzoeker] lijdt aan een congenitale cognitieve dan wel geestelijke achterstand, waardoor hij een laag IQ en dysarthrie heeft. Hij is in staat alledaagse activiteiten zelfstandig te verrichten, maar door zijn verstandelijke beperking is hij niet in staat belangrijke documentatie te interpreteren of ondertekenen.
  • [Verzoeker] vindt curatele een zwaar middel. Hij is bang dat hij daardoor wordt beperkt in zijn dagelijks leven. Wel vindt hij het prima als [verweerster] zijn financiële aangelegenheden behartigt.
  • Gebleken is dat [verzoeker] vanwege zijn geestelijke stoornis (onder andere) zijn uitgavenpatroon niet altijd onder controle heeft. Er is echter niet gesteld of gebleken dat [verzoeker] ook andere belangen niet voldoende kan behartigen. Hij heeft daarom alleen behoefte aan bijstand op vermogensrechtelijk vlak. Dit betekent dat kan worden volstaan met een beschermingsbewind.

4.DE BEOORDELING

Het verzoek tot opheffing van het bewind
4.1 [
Verzoeker] verzoekt, zo is op de zitting gebleken, om het bewind op te heffen. Op grond van artikel 1:449 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BW) kan de rechter het bewind opheffen, als de oorzaken die tot de onderbewindstelling aanleiding hebben gegeven, niet meer bestaan.
4.2
Het bewind is ingesteld omdat [verzoeker] – zo bleek uit de medische verklaring – lijdt aan een aangeboren cognitieve achterstand. Die medische verklaring (afgegeven door huisarts [huisarts] op 13 februari 2023) is ook in deze procedure ingebracht en luidt – voor zover van belang – als volgt:
“Middels dit schrijven wil ik u op de hoogte stellen dat [verzoeker] geboren [geboortedatum]-1968 bekend is met een congenitale (aangeboren) cognitieve achterstand waardoor laag IQ en dysarthrie. (...) Patient is in staat zijn alle daagse activiteiten zelfstandig te verrichten maar is echter door zijn verstandelijke beperking niet in staat belangrijke documentatie te interpreteren of te ondertekenen.”
4.3 [
Verzoeker] was het eerst met die diagnose eens: uit de beschikking van 20 juni 2023 blijkt dat [verzoeker] op de zitting op 9 mei 2023 heeft erkend dat hij lijdt aan een aangeboren achterstand. Ook heeft [verzoeker], nadat hij werd aangesproken op terugbetaling van een lening bij Mack’s Total Finance die [betrokkene 1] namens een collega had afgesloten, zichzelf op het standpunt gesteld dat hij lijdt aan een geestelijke stoornis. Dit blijkt uit een door [verweerster] in het geding gebracht vonnis van dit Gerecht van 23 augustus 2023 (AR AUA202201842), waarin – voor zover van belang – het volgende staat:
“2.4 Namens [verzoeker] is bij brief van 29 maart 2022 de buitengerechtelijke vernietiging van de overeenkomst ingeroepen. (...)
3.4 (...)
Namens [verzoeker] is aangevoerd dat hij over beperkte verstandelijke vermogens beschikt, dat daarom sprake is van een wilsgebrek bij het aangaan door hem van de overeenkomst en dat op 29 maart 2022 de buitengerechtelijke vernietiging van de overeenkomst van 5 mei 2021 is ingeroepen. (...)
3.8
Uit de namens [verzoeker] betrokken (en niet, althans onvoldoende weersproken) stellingen en de ter onderbouwing van die stellingen voergelegde stukken, volgt dat [verzoeker] van kindsbeen af kampt met een geestesstoornis. Hij lijst aan een geestelijke achterstand, waardoor hij een laag IQ heeft en dysarthrie. Door zijn verstandelijke beperking is hij niet in staat belangrijke documentatie te interpreteren of ondertekenen. (...)
3.12 (...)
Daarnaast geldt dat de verstandelijke beperking van [verzoeker], vanwege zijn aard en zoals ook tijdens de mondelinge behandeling is gebleken, kenbaar is, althans kan worden vermoed. (...)”.
4.4
In deze procedure stelt [verzoeker] zich op het standpunt dat hij geen bewindvoerder nodig heeft. Hij stelt dat hij alle dagelijkse activiteiten zelfstandig verricht, dat hij al 35 jaar in de plantsoenendienst werkt, dat hij een inkomen heeft van meer dan Afl. 3.500,- per maand en dat hij daarvan altijd kon sparen omdat hij zijn uitgaven onder controle had. Ook verwijst [verzoeker] naar een verklaring van neurochirurg [neurochirurg] van 29 oktober 2024. In die verklaring staat – voor zover van belang – het volgende (waarbij de letterlijke tekst van de verklaring wordt geciteerd):
“[Verzoeker] ,is alert , with good memory of the recent and remote events , he knows all concern his person his complete name , birthday , age , address ,telephone , he has his identification card with him , he knows his regular activity ,his right and obligations , with “anta [betrokkene 2]” , for 31 years,working , as farmer ,his salary ,.he didn’t receive sanctions He is driving is own car ,alone ,[verzoeker] is paying his obligations , general services and Belasting by himself in the last six years .Good orientation in time including the day ,month and year (…)
He has a good judgement concern his own interes , his regular activity as a farmer or agriculturist ,personal care , and concern his relations with his wife wife. (…)
CONCLUSION
[Verzoeker] ,[geboortedatum]-68 ,IS COMPOS MENTIS ,at the present time ,and he has the capacity to take care of himself and is receptive for learning more in the future, [verzoeker] has a different situation ,actually , than before because he has permanent team work, with his wife .Most of his activities at home and in his job are under his own control .”
4.5
Aan die verklaring hecht het Gerecht echter geen doorslaggevende waarde. Allereerst geldt dat een aangeboren afwijking, waarvan volgens de verklaring van de huisarts sprake is, niet van de ene dag op de andere verdwenen is. Zo’n afwijking is doorgaans blijvend. Dit betekent dat [neurochirurg] goed moet uitleggen op grond waarvan hij tot het oordeel komt dat [verzoeker] zijn eigen belangen nu wel kan behartigen.
4.6
Daarbij komt dat een neurochirurg niet de geëigende expert is om te oordelen over de vraag of iemand al dan niet in staat is zijn eigen belangen te behartigen. Een neurochirurg kan op medisch vlak wel iets zeggen over iemands medische situatie, maar voor het beoordelen van de vraag of iemand wilsbekwaam is, is ofwel andere medische kennis of een aanvullend onderzoek (veelal door een neurospycholoog) nodig.
4.7
Tot slot blijkt uit de hiervoor weergegeven citaten dat de neurochirurg zijn conclusie voor het overgrote deel baseert op de informatie die hij heeft ontvangen van [verzoeker]. Deze informatie heeft de neurochirurg niet op juistheid gecontroleerd en klopt voor een gedeelte niet: anders dan de neurochirurg heeft opgeschreven heeft [verzoeker] immers sinds 20 juni 2023 niet zelf zijn belastingen en kosten betaald, want dat doet Geraldine als zijn bewindvoerder. Ook blijkt uit het vonnis van 23 augustus 2023 dat [verzoeker] zijn eigen belangen niet altijd goed kan behartigen. Uit dit vonnis blijkt immers dat [verzoeker] op 5 mei 2021 een lening is aangegaan bij Mack’s Total Finance, terwijl het geld voor een collega was bestemd (vgl. nr. 4.3). Voor zover [verzoeker] zich op het standpunt heeft willen stellen dat zijn situatie is veranderd doordat hij nu een partner heeft die hem helpt, brengt dat het Gerecht evenmin tot een ander oordeel. Partijen verschillen van mening over de vraag of [betrokkene 2] (de vrouw die bij [verzoeker] in huis woont) nu daadwerkelijk de vriendin is van [verzoeker] of dat zij van hem profiteert en over hoe lang [betrokkene 2] bij [verzoeker] in huis woont. Wat daar ook van zij: ook als [verzoeker] gelijk heeft en [betrokkene 2] daadwerkelijk zijn vriendin is en al vier jaar bij hem woont, heeft [betrokkene 2] kennelijk niet kunnen voorkomen dat [verzoeker] op 5 mei 2021 een lening afsloot ten behoeve van een collega, waarvan hij later de vernietiging heeft ingeroepen omdat hij niet wist waarvoor hij tekende. De aanwezigheid van [betrokkene 2] (wat daar verder ook van zij) leidt er dus niet toe dat [verzoeker] geen hulp van derden meer nodig heeft.
4.8
Tot slot heeft [verweerster] ter onderbouwing van haar verweer dat [verzoeker] nog altijd een bewindvoerder nodig heeft, verklaringen van een groot aantal collega’s, familieleden en vrienden in het geding gebracht. Zij schrijven allemaal (kort gezegd) dat [verzoeker] – gelet op zijn aangeboren afwijking waardoor hij dingen minder goed kan overzien – extra hulp nodig heeft. [Verzoeker] heeft die verklaringen niet bestreden, zodat het Gerecht ervan uitgaat dat de verklaringen kloppen.
4.9
Al met al heeft [verzoeker] dus niet voldoende onderbouwd dat de oorzaken die aanleiding waren voor de onderbewindstelling inmiddels zijn vervallen.
Moet er een andere bewindvoerder worden benoemd?
4.1
Voor zover [verzoeker] nog heeft willen betogen dat [verweerster] als zijn bewindvoerder moet worden ontslagen en dat een andere bewindvoerder moet worden benoemd, overweegt het Gerecht nog het volgende.
4.11
Op grond van artikel 1:448 lid 1 onder e BW, in samenhang met artikel 1:448 lid 2 BW, kan een bewindvoerder worden ontslagen wegens gewichtige redenen, of omdat hij niet meer voldoet om bewindvoerder te kunnen worden.
4.12
Namens [verzoeker] is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat [verweerster] haar taak niet goed uitvoert, omdat zij achter het vermogen van [verzoeker] aanzit (hij heeft een bedrag van Afl. 300.000,- en een woning geërfd van zijn vader) en omdat zij geen rekening en verantwoording aflegt over haar werkzaamheden als bewindvoerder. Bovendien vindt [verzoeker] het niet prettig dat hij “voor alle uitgaven zijn hand moet ophouden”. Doordat [verweerster] bovendien probeert de relatie van [verzoeker] met [betrokkene 2] te verhinderen, is de verstandhouding tussen [verzoeker] en [verweerster] ernstig verslechterd. Ook dat maakt [verweerster] volgens [verzoeker] geen geschikte bewindvoerder.
4.13
Het Gerecht heeft ambtshalve kennisgenomen van het bewindvoeringsdossier van [verzoeker], dat de griffier van het Gerecht bijhoudt. Volgens de beschikking van het Gerecht moest [verweerster] voor het eerst op 1 juni 2024 rekening en verantwoording afleggen. Dat heeft [verweerster] ook gedaan: op 27 mei 2024 heeft zij een eerste rapportage ingediend. Uit de bijlagen bij deze rapportage blijkt dat het “time deposit” van Afl. 300.000,- nog altijd intact is. Ook verder blijkt uit de overgelegde bankafschriften niet dat [verweerster] zich geld van [verzoeker] heeft toegeëigend, zoals [verzoeker] stelt. De eerste twee verwijten die [verzoeker] [verweerster] maakt, lijken dus ongegrond.
4.14
Dat [verzoeker] voor het doen van uitgaven toestemming moet vragen, hangt samen met het feit dat zijn vermogen onder bewind is gesteld. Dat kan [verweerster] niet worden verweten. Overigens heeft [verzoeker] tijdens de zitting erkend dat hij zelf beschikt over een eigen bankpas, en dat hij zo’n Afl. 7.000,- per maand uitgeeft aan eten. Dat is een opvallend hoog bedrag, en het is dus zeker niet zo dat [verweerster] [verzoeker] niet in staat stelt om zelf uitgaven te doen. Sterker nog: gelet op de hoogte van de uitgaven kan worden betwijfeld of de uitgaven allemaal voor [verzoeker] zelf zijn, zeker gelet op [verzoeker]’s eigen stelling dat hij in het verleden altijd kon sparen van zijn salaris van Afl. 3.500,- (vgl. nr. 4.4). Als het geld van [verzoeker] inderdaad wordt gebruikt voor uitgaven voor derden, ligt het wellicht op de weg van de bewindvoerder om het budget dat aan [verzoeker] ter beschikking wordt gesteld te begrenzen en/of de pinpas in te nemen.
4.15
Tot slot is inderdaad gebleken dat [verweerster] zich zorgen maakt over de relatie tussen [verzoeker] en [betrokkene 2]. Gelet op wat [verweerster] daarover heeft aangevoerd (waarover hierna in het kader van de curatele meer), is dat ook alleszins begrijpelijk. Ook is het begrijpelijk dat [verweerster] wil ingrijpen – en als bewindvoerder ook moet ingrijpen – als andere mensen profiteren van het vermogen van [verzoeker]. Ook dat kan [verweerster] dus niet worden tegengeworpen.
4.16
Dat de verstandhouding tussen [verzoeker] en [verweerster] inmiddels is verslechterd, is wel een obstakel voor een soepele uitvoering van het bewind. Dit heeft het Gerecht ook met partijen besproken. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om na de zitting namen aan te dragen van “neutrale” personen of partijen die de rol van [verweerster] als bewindvoerder zouden kunnen overnemen. Partijen hebben vervolgens niets van zich laten horen, zodat het Gerecht ervan uitgaat dat zij niemand bereid hebben gevonden die taak op zich te nemen. Omdat het Gerecht een bewind nog altijd nodig vindt, niet is gebleken dat [verweerster] niet geschikt is voor haar taak als bewindvoerder en geen van partijen een mogelijke andere bewindvoerder heeft aangedragen, ziet het Gerecht geen aanleiding [verweerster] als bewindvoerder te ontslaan en een ander met die taak te belasten.
Is een curatele nodig?
4.17
De volgende vraag die dan aan de orde is, is of het inmiddels nodig is om een curator te benoemen.
4.18
Op grond van artikel 1:378, lid 1 en onder sub a BW kan de rechter een meerderjarige onder curatele stellen wegens een geestelijke stoornis waardoor de [betrokkene 2], al dan niet met tussenpozen, niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen behoorlijk waar te nemen.
4.19
Dat [verzoeker] lijdt aan een geestelijke stoornis, staat (zoals het Gerecht hiervoor overwoog) vast. Dat [verzoeker] daardoor niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen waar te nemen ook. De vraag is dan of ook de niet-vermogensrechtelijke belangen van [verzoeker] door een ander moeten worden behartigd. Het Gerecht vindt dat dit het geval is, en wel om de volgende redenen.
4.20 [
Verweerster] heeft gemotiveerd betoogd dat [betrokkene 2] probeert te profiteren van [verzoeker]. Zij heeft onder andere gesteld dat [betrokkene 2] eind 2022 met haar partner is ingetrokken bij [verzoeker], en hem toen een huurovereenkomst heeft laten tekenen waarin staat dat haar partner haar broer is. Vervolgens heeft [betrokkene 2] [verzoeker] een aanvraagformulier geregistreerd partnerschap laten tekenen, zijn [betrokkene 2] en [verzoeker] een samenlevingsovereenkomst aangegaan (waarin staat dat [verzoeker] en [betrokkene 2] sinds 2019 een relatie hebben, terwijl zij elkaar pas sinds eind 2022 kennen en [betrokkene 2] aanspraak kan maken op een deel van het onder bewind gestelde vermogen van [verzoeker]) en heeft [verzoeker] zich garant gesteld voor een verblijfsvergunning voor [betrokkene 2] op grond van gezinsvorming. Veel van de documenten zijn in het Nederlands opgesteld, terwijl [verzoeker] geen Nederlands begrijpt of leest. Toen [verweerster] aan [verzoeker] vroeg wat hij had gedaan, bleek dat hij geen idee had waarvoor hij had getekend, anders dan dat hij [betrokkene 2] wilde helpen om in Aruba te kunnen blijven. Ook heeft [verzoeker] verteld dat [betrokkene 2] hem wil meenemen naar Colombia om te trouwen. Tot slot schermt [betrokkene 2] [verzoeker] af van zijn familie en bekenden: niemand mag buiten haar aanwezigheid met hem praten en de sloten van het huis zijn veranderd.
4.21
De zorgen van [verweerster] worden onderschreven door een groot aantal collega’s, familieleden en bekenden, die verklaringen hebben afgelegd die [verweerster] heeft ingebracht. Deze mensen verklaren (samengevat) dat zij zich grote zorgen maken over [verzoeker]. Zij schrijven dat [verzoeker] altijd vrolijk was, maar dat hij tegenwoordig teneergeslagen en somber is. Hij is de afgelopen tijd sterk vermagerd. Hij heeft vaak overdag geen eten. [Verzoeker] heeft daarover verteld dat [betrokkene 2] zijn bankpas heeft. Ook rijdt [betrokkene 2] in de auto van [verzoeker], waardoor [verzoeker] vaak naar huis moet lopen. De collega’s en familieleden verklaren ook dat [verzoeker] geen Nederlands begrijpt, laat staan kan lezen.
4.22 [
Verzoeker] heeft de stellingen van [verweerster] en de ingebrachte verklaringen niet gemotiveerd bestreden. Hij heeft alleen gezegd dat hij gelukkig is met [betrokkene 2]. Dat moge zo zijn, maar dat is onvoldoende om de serieuze zorgen over de vraag of [betrokkene 2] wel daadwerkelijk de belangen van [verzoeker] voorop stelt, te weerleggen.
4.23
Gelet op al deze omstandigheden, vindt het Gerecht het noodzakelijk dat ook de niet-vermogensrechtelijke belangen van [verzoeker] worden behartigd. Hoewel het niet ideaal is dat [verzoeker] en [verweerster] momenteel geen goede verstandhouding hebben, is niet gebleken dat er een ander is die de taak van curator op zich kan en wil nemen. Dit betekent dat het Gerecht, zoals [verweerster] ook heeft gevraagd, [verweerster] zal benoemen tot de curator van [verzoeker]. Omdat [verzoeker] onder curatele wordt gesteld, eindigt het bewind van rechtswege (vgl. artikel 1:449 lis 1 BW).
4.24 [
Verweerster] moet op grond van artikel 1:386 lid 1 BW juncto artikel 1:338 BW
binnen acht weken(uiterlijk op 1 april 2025) na aanvang van haar taak als curatrice een schriftelijke opgave bij dit Gerecht doen van de bij het begin van de curatele aanwezige gerede gelden, effecten aan toonder en spaarbankboekjes.
4.25 [
Verweerster] moet daarnaast
binnen acht maanden(uiterlijk op 7 oktober 2025) na aanvang van haar taak als curatrice een door haar ondertekende boedelbeschrijving bij dit Gerecht indienen. In de boedelbeschrijving is begrepen opgave van de wijzigingen in de samenstelling van het vermogen tot het ogenblik dat zij wordt opgemaakt.
4.26 [
Verweerster] dient ingevolge artikel 1:386 lid 1 BW in samenhang met artikel 1:359 lid 1 BW
jaarlijkseen rekening van haar bewind over de goederen van de onder curatele gestelde ter griffie van dit Gerecht in te dienen, voor het eerst uiterlijk op
1 juni 2026.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
stelt [verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats], onder curatele,
benoemt over de onder curatele gestelde tot curatrice [verweerster], geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats], en wonende in [woonplaats],
bepaalt dat deze uitspraak binnen tien (10) dagen nadat deze ten uitvoer kan worden gelegd, wordt geplaatst in de Landscourant van Aruba, alsmede in de dagbladen “DIARIO” en “AMIGOE DI ARUBA”,
bepaalt dat de curatrice uiterlijk
1 april 2025een schriftelijke opgave ter griffie van dit Gerecht doet van de bij het begin van de curatele aanwezige gerede gelden, effecten aan toonder en spaarbankboekjes,
bepaalt dat de curatrice uiterlijk
7 oktober 2025een door haar ondertekende boedelbeschrijving bij dit Gerecht indient,
bepaalt dat de curatrice uiterlijk op
1 juni 2026een rekening en verantwoording bij dit Gerecht indient,
stelt vast dat het bewind over de goederen van [verzoeker] met ingang van heden eindigt,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J. Brandt, rechter in dit Gerecht, bijgestaan door mr. F. de Jongh, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 februari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.