ECLI:NL:OGEAA:2025:240

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
AUA202202524
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen gewezen partners met betrekking tot onroerend goed in Canada en Aruba

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, ging het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen twee gewezen partners, eiser en gedaagde. De procedure begon met een tussenvonnis op 28 augustus 2024, waarin het Gerecht instructies gaf aan de partijen om relevante documentatie te overleggen. Eiser, die in Canada woont, diende een taxatierapport in van zijn woning in Canada, terwijl gedaagde, die in Aruba woont, niet adequaat reageerde op de ingediende stukken van eiser. Het Gerecht constateerde dat gedaagde de stellingen van eiser niet had betwist, wat leidde tot de aanvaarding van de ingediende bewijsstukken.

Het Gerecht heeft vervolgens de waarde van de onroerende goederen vastgesteld en de verdeling van de activa en passiva tussen de partijen bepaald. De Aruba-woning werd toegewezen aan gedaagde, die aan eiser een bedrag verschuldigd was ter waarde van de helft van de woning. Eiser kreeg de Canada-woning toegewezen, met een vergelijkbare verplichting aan gedaagde. Daarnaast werden de hypothecaire leningen en investeringen in de woningen in de verdeling meegenomen. Het Gerecht heeft ook gebruiksvergoedingen vastgesteld voor het eenzijdig gebruik van de woningen door beide partijen.

Uiteindelijk leidde de financiële afrekening tot een bedrag dat gedaagde aan eiser verschuldigd was, na verrekening van de gebruiksvergoedingen en andere financiële verplichtingen. Het vonnis werd uitgesproken op 20 augustus 2025, waarbij de kosten van de procedure tussen partijen werden gecompenseerd.

Uitspraak

Vonnis van 20 augustus 2025
Behorend bij A.R. no. AUA202202524
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de hoofdzaak van:
[Eiser],
te Canada, voor deze zaak gedomicilieerd in Aruba ten kantore van zijn hierna in Aruba gevestigde advocaat,
eiser,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 28 augustus 2024 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
-de akte houdende uitlatingen van [eiser], met producties.
-de tegen [gedaagde] op 20 november 2024 verleende akte van niet dienen van een antwoordakte.
1.2
Bij een op 18 december 2024 ingediende akte heeft [gedaagde] (impliciet) bezwaar gemaakt tegen de tegen haar verleende akte van niet dienen van een antwoordakte, en heeft zij alsnog op de door [eiser] genomen akte gereageerd. Het bezwaar van [gedaagde] is ongegrond. Bij op het Censo-adres van [gedaagde] op 7 november 2024 achtergelaten brief van de Griffier van dit Gerecht is [gedaagde] op de hoogte gesteld van de omstandigheid dat zij op woensdag 20 november 2024 om 08:30 uur schriftelijk kon reageren op de door [eiser] ingediende akte. Zonder doch niet gegeven uitleg valt in dat verband niet in te zien dat [gedaagde] die brief eerst op 6 december 2024 per post heeft ontvangen. In het licht daarvan blijft de alsnog door [gedaagde] genomen antwoordakte buiten beschouwing.
1.3
Maar zelfs als die akte niet buiten beschouwing wordt gelaten, verandert de inhoud daarvan niets aan het navolgende, omdat [gedaagde] de in de akte van [eiser] met stukken onderbouwde stellingen niet of niet gemotiveerd heeft bestreden.
1.4
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Het Gerecht volhardt in zijn in de tussenvonnissen neergelegde overwegingen en beslissingen.
2.2.1 [
Eiser] heeft verklaard dat hij niet akkoord gaat met het verdelingsvoorstel van [gedaagde], en in het licht daarvan heeft [eiser] voldaan aan de in het laatste tussenvonnis neergelegde instructie van het Gerecht, te weten het in het geding brengen van:
-een recent taxatierapport van een in Canada gevestigde onroerend goed taxateur van goede naam en faam ter zake van de actuele vrije marktwaarde van de Canada-woning, met een heldere beschrijving in dat rapport van die woning en het perceel waarop die is gebouwd;
-een recent afschrift van de bij partijen genoegzaam bekende hypotheekhouder waaruit blijkt wat het actuele saldo is van de hypothecaire geldlening.
2.2.2
Bij vorenstaande wordt nog overwogen dat [gedaagde] de al dan niet impliciete stelling van [eiser], dat sprake is van een taxateur van goede naam en faam, niet heeft betwist, en evenmin heeft zij de inhoud van het door hem uitgebrachte taxatierapport met betrekking tot de Canada-woning bestreden. Dat één en ander brengt mee dat het Gerecht de inhoud van dat rapport tot de zijne maakt. Verder heeft [gedaagde] het door [eiser] bij zijn akte overgelegde bankafschrift ter zake van het saldo per 1 oktober 2024 van de tot de gemeenschap behorende hypothecaire geldlening met betrekking tot de Canada-woning (hierna: de hypothecaire lening) niet betwist, zodat komt vast te staan dat dit saldo in Arubaans courant Afl. 497.542,-- bedraagt, terwijl [eiser] onbetwist heeft gesteld dat hij tot dan toe in totaal Afl. 294.746,-- heeft afgelost op de hypothecaire lening terwijl [gedaagde] niets heeft afgelost.
2.3
Verder heeft [gedaagde] bij gelegenheid van repliek onbetwist met stukken onderbouwd gesteld dat de realistische actuele vrije marktwaarde van de Aruba-woning Afl. 231.000,-- bedraagt, terwijl vast staat dat die woning vrij van hypotheek is. Verder heeft [eiser] in zijn akte gesteld dat het stalen dak van de Canada-woning noodzakelijkerwijs vernieuwd moest worden en dat die vernieuwing CAD 20.846,64 heeft gekost. Die stelling heeft [gedaagde] niet bestreden, waardoor ook die vast staat. Verder heeft [eiser] bij gelegenheid van repliek gesteld dat hij in totaal Afl. 53.098,13 heeft geïnvesteerd in de Aruba-woning. Die stelling heeft [gedaagde] evenmin bestreden, zodat ook die vast komt te staan. Verder heeft [eiser] onbetwist gesteld dat hij vanaf februari 2020 uit de Aruba-woning is vertrokken en sindsdien in de Canada-woning woont.
2.4
In het licht van de hiervoor omschreven vaststaande omstandigheden komt het Gerecht tot de volgende verdeling van de van de eenvoudige gemeenschap van partijen deeluitmakende vermogensbestanddelen (en hetgeen daaruit ter verrekening voortvloeit), daarbij rekening houdende naar billijkheid met zowel de belangen van partijen als die van het algemeen belang.
2.5.1
De Aruba-woning zal worden toebedeeld aan [gedaagde]. [Gedaagde] is uit dien hoofde ten titel van overbedeling verschuldigd aan de [eiser] de helft van de vrije marktwaarde van die woning, ofwel (Afl. 231.000,-- : 2 = ) Afl. 115.500,--.
2.5.2
De Canada-woning zal worden toebedeeld aan [eiser]. [Eiser] is uit dien hoofde ten titel van overbedeling verschuldigd aan [gedaagde] de helft van de vrije marktwaarde van die woning, ofwel (CAD 650.000,-- : 2 = ) CAD 325.000,-- = (afgerond naar boven op hele guldens) Afl. 422.000,--.
2.5.3
De hypothecaire lening (waaronder begrepen het saldo daarvan per 1 oktober 2024) zal worden toebedeeld aan [eiser]. [Gedaagde] is uit dien hoofde ten titel van schuldoverbedeling de helft van dat saldo verschuldigd aan [eiser], ofwel (Afl. 497.542,-- : 2 =) Afl. 248.771,--.
2.5.4 [
Gedaagde] is uit hoofde van verrekening verschuldigd aan [eiser] de helft van hetgeen hij tot 1 oktober 2024 in totaal heeft afgelost op de hypothecaire lening, ofwel (Afl. 294.746,12 : 2 = afgerond naar beneden) Afl. 147.373,--, te vermeerderen met de helft van hetgeen [eiser] vanaf 1 oktober 2024 tot de uitspraak van dit vonnis verder heeft afgelost op die lening.
2.5.5 [
Gedaagde] is uit hoofde van verrekening verder verschuldigd aan [eiser] de helft van hetgeen hij heeft geïnvesteerd in de Aruba-woning, ofwel (Afl. 53.098,13 : 2 =) Afl. 26.549,-- (naar beneden afgerond).
2.5.6
Voorts is [gedaagde] is uit hoofde van verrekening verschuldigd aan [eiser] de helft van hetgeen hij heeft moeten betalen voor de noodzakelijke vervanging van het stalen dak van de Canada-woning, ofwel (Afl. 26.996,40 : 2 =) afgerond naar beneden Afl. 13.498,--.
2.6
Vorenstaande leidt financieel gezien tot de volgende tussenstand:
-[Eiser] is aan [gedaagde] verschuldigd: Afl. 422.000,--;
-[Gedaagde] is aan [eiser] verschuldigd: (Afl. 115.500,-- + Afl. 248.771,-- + Afl. 147.373,-- + Afl. 26.549,-- + Afl. 13.498,-- =) Afl. 551.691,--, te vermeerderen met de helft van hetgeen de [eiser] vanaf 1 oktober 2024 tot de uitspraak van dit vonnis heeft afgelost op de hypothecaire lening.
2.7.1
Ter zake van gebruiksvergoeding voor het eenzijdig gebruik van de Aruba-woning door [gedaagde] en het eenzijdig gebruik van de Canada-woning door de [eiser] wordt het volgende overwogen.
2.7.2
Vast staat dat [eiser] in februari 2020 uit de Aruba-woning is vertrokken en sindsdien in de Canada-woning woont. In het licht daarvan stelt het Gerecht de periode van eenzijdig gebruik door [gedaagde] van de Aruba-woning vast op (maart 2020 tot en met 15 augustus 2025 =) 65,5 maanden. De maandelijkse door [gedaagde] aan [eiser] verschuldigde vergoeding voor het eenzijdig gebruik van de Aruba woning stelt het Gerecht vast op ((Afl. 231.000 : 2 =) Afl. 115.500) x 5% = ) Afl. 5.775,-- : 12 = Afl. 481,25. Aldus is [gedaagde] in totaal aan gebruiksvergoeding verschuldigd aan [eiser] (65,5 x Afl. 481,25 =) afgerond naar boven Afl. 31.522,--.
2.7.3
Vanaf maart 2020 tot heden is sprake van eenzijdig gebruik door [eiser] van de Canada-woning, ofwel eveneens een periode van 65,5 maanden. In de omstandigheid dat hetgeen [eiser] tot aan de uitspraak van dit vonnis heeft betaald op de hypothecaire lening ingevolge 2.5.4 wordt verrekend met [gedaagde] ziet het Gerecht grond om te bepalen dat [eiser] een vergoeding voor het eenzijdig gebruik van de Canada-woning moet betalen aan [gedaagde]. Voor de vaststelling van de vergoeding gaat het Gerecht uit van de overwaarde van die woning, waarvan [eiser] onbetwist heeft gesteld dat die is aangekocht door partijen voor een koopsom van CAD 335.000,--, terwijl de huidige marktwaarde daarvan CAD 650.000,--. Aldus is sprake van een overwaarde van CAD 315.000,--. Aldus luidt de berekening voor de vaststelling van de maandelijkse gebruiksvergoeding: (CAD 315.000,-- : 2 =) CAD 157.500,-- x 5% = CAD 7.875,-- : 12 = CAD 656,25 = Afl. 850,-- per maand (afgerond naar boven). Aldus is [eiser] in totaal aan gebruiksvergoeding verschuldigd aan [gedaagde] (65,5 x Afl. 850,-- =) Afl. 55.675,--.
2.7.4
Na verrekening van voormeld bedrag dat [eiser] aan gebruiksvergoeding verschuldigd is aan [gedaagde] en het bedrag dat [gedaagde] dienaangaande verschuldigd is aan [eiser], is [eiser] nog (Afl. 55.675,-- minus Afl. 31.522,-- =)
Afl. 24.153,-- verschuldigd aan [gedaagde].
2.8
Als het vorenstaande leidt tot de volgende financiële slotsom:
-[Eiser] is aan [gedaagde] verschuldigd (Afl. 422.000,-- + Afl. 24.153,-- =) Afl. 446.153,--;
-[Gedaagde] is aan [eiser] verschuldigd Afl. 551.691,--, te vermeerderen met de helft van hetgeen de [eiser] vanaf 1 oktober 2024 tot de uitspraak van dit vonnis heeft afgelost op de hypothecaire lening.
2.9
Aldus is na verdere (finale) verrekening [gedaagde] verschuldigd aan [eiser] Afl. 551.691,-- minus Afl. 446.153,-- =) Afl. 105.538,--, te vermeerderen met de helft van hetgeen de [eiser] vanaf 1 oktober 2024 tot de uitspraak van dit vonnis heeft afgelost op de hypothecaire lening.
2.1
Op grond van al het vorenstaande komt het Gerecht tot de volgende uitspraak. Omdat partijen gewezen partners zijn van elkaar worden de kosten van deze procedure gecompenseerd tussen hen als na te melden.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
3.1
stelt de verdeling van de tussen partijen bestaande eenvoudige gemeenschap vast als volgt:
3.2
deelt toe aan [gedaagde] de Aruba-woning, en veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen ten titel van overbedeling Afl. 115.500,--;
3.3
deelt toe aan [eiser] de Canada-woning, en veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde] te betalen ten titel van overbedeling Afl. 422.000,--;
3.4
deelt toe aan [eiser] de hypothecaire lening (waaronder begrepen het saldo daarvan per 1 oktober 2024) met betrekking tot de Canada-woning, en veroordeelt [gedaagde] uit dien hoofde ten titel van schuldoverbedeling te betalen aan [eiser] Afl. 248.771,--;
3.5
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen ten titel van verrekening Afl. 147.373,--, zijnde de helft van hetgeen [eiser] tot 1 oktober 2024 in totaal heeft afgelost op de hypothecaire lening, te vermeerderen met de helft van hetgeen [eiser] vanaf 1 oktober 2024 tot de uitspraak van dit vonnis verder heeft afgelost op die lening;
3.6
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen ten titel van verrekening Afl. 26.549,--, zijnde de helft van hetgeen [eiser] heeft geïnvesteerd in de Aruba-woning;
3.7
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen ten titel van verrekening Afl. 13.498,--, zijnde de helft van hetgeen [eiser] heeft moeten betalen voor de noodzakelijke vervanging van het stalen dak van de Canada-woning;
3.8
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen Afl. 31.522,-- voor het eenzijdig gebruik door [gedaagde] van de Aruba-woning gedurende de periode maart 2020 tot en met 15 augustus 2025;
3.9
veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde] te betalen Afl. 55.675,-- voor het eenzijdig gebruik door [eiser] van de Canada-woning gedurende de periode maart 2020 tot en met 15 augustus 2025;
3.1
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.11
wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 20 augustus 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.