In deze zaak heeft klager, een ambtenaar werkzaam bij de Directie Onderwijs, bezwaar gemaakt tegen een landsbesluit van de Gouverneur van Aruba. Dit besluit, genomen op 18 september 2023, hield in dat klager met terugwerkende kracht per 1 januari 2015 werd geplaatst in de functie van ondersteunend medewerker bouwkundige werken en werd ontheven uit de functie van technisch medewerker schilderen. Klager betwistte de beslissing en voerde aan dat hij over de benodigde kennis en vaardigheden beschikte om de functie van technisch medewerker schilder te bekleden. Hij stelde dat er geen afspraken met hem waren gemaakt over zijn overplaatsing en dat hij niet gehoord was in deze kwestie.
Het gerecht heeft de zaak behandeld op 19 mei 2025, waarbij klager werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. R.P. Lee, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. A.F.J. Caster. Tijdens de zitting werd duidelijk dat klager in het verleden meerdere keren 'onvoldoende' was beoordeeld in zijn functie als schilder, wat leidde tot de beslissing om hem in een lagere functie te plaatsen. Het gerecht concludeerde dat de weigering om klager te bevorderen naar schaal 5 niet ter discussie stond, en dat de feitelijke gang van zaken rondom zijn carrièreverloop correct was vastgelegd in het landsbesluit.
De rechter oordeelde dat klager niet onterecht was behandeld en dat de officiële vastlegging van de functiewijziging, hoewel laat, geen nadelige gevolgen voor klager had gehad. Het bezwaar van klager werd ongegrond verklaard, en de uitspraak werd gedaan op 30 juni 2025 door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in ambtenarenzaken, met M.R. de Cuba als griffier.