ECLI:NL:OGEAA:2025:205

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
AUA202500382
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over onrechtmatige hinder door bouwactiviteiten van buren in Aruba

In deze zaak, die op 25 juni 2025 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben eisers, buren van gedaagden, een kort geding aangespannen wegens vermeende onrechtmatige hinder door de bouwactiviteiten van gedaagden. Eisers stellen dat gedaagden een appartement bouwen dat in strijd is met de bouwvergunning en het verkavelingsplan, wat leidt tot hinder in hun woongenot en privacy. De procedure begon met een verzoekschrift van eisers op 11 februari 2025, gevolgd door verschillende producties en een mondelinge behandeling op 6 juni 2025. Tijdens deze behandeling hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en is de eis van eisers vermeerderd. De rechter heeft vastgesteld dat er voldoende gronden zijn voor de vorderingen van eisers, die onder andere eisen dat gedaagden het in aanbouw zijnde appartement verwijderen en de muren rondom hun perceel verlagen tot maximaal twee meter. De rechter heeft geoordeeld dat gedaagden onrechtmatig handelen door hinder te veroorzaken en heeft hen veroordeeld tot het nemen van maatregelen om deze hinder te beëindigen. Daarnaast zijn er dwangsommen opgelegd voor het niet naleven van de veroordelingen. Gedaagden zijn ook veroordeeld in de proceskosten van eisers, inclusief vertaalkosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 25 juni 2025
Behorend bij AUA202500382 KG
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
1. [Eiser],2. [Eiseres],
te Aruba,
eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: [eisers],
procederend in persoon,
tegen:
1. [Gedaagde 1],
2. [Gedaagde 2],
te Verenigde Staten van Amerika,
gedaagden,
hierna te noemen: [gedaagden],
gemachtigden: de advocaten mrs. G. de Hoogd en H.S. Croes.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties 1 tot en met 15, ingediend op 11 februari 2025;
- de nader ingediende producties 16 tot en met 21 aan de zijde van [eisers],
ingediend op 4 juni 2025;
- de aanvullende productie aan de zijde van [eisers], ingediend op 5 juni 2025;
- de conclusie van antwoord, ingediend op 5 juni 2025;
- de mondelinge behandeling op 6 juni 2025.
1.2
Tijdens de mondelinge behandeling van 6 juni 2025 zijn [eisers] verschenen en namens [gedaagden] hun gemachtigden. [Eisers] hebben ter zitting hun eis vermeerderd, waartegen namens [gedaagden] bezwaar is gemaakt. Partijen hebben tijdens de zitting het woord gevoerd (mede aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen) en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is vervolgens bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1 [
Eisers] en [gedaagden] zijn buren. [Eisers] zijn sinds 2006 eigenaar van het perceel aan [adres 1] te Aruba (hierna: het perceel van [eisers]). Sinds 17 november 2020 zijn [gedaagden] eigenaar van het aangrenzende perceel aan [adres 2] (hierna: het perceel van [gedaagden]).
2.2
De percelen van [eisers] en [gedaagden] maken deel uit van het Prima Vista Park verkavelingsplan (hierna: het verkavelingsplan). Daarin worden (onder andere) eisen gesteld aan het gebruik van de kavels. Deze eisen zijn als standaardvoorwaarden vermeld in de leveringsakten van de percelen van [eisers] en [gedaagden]. Voor zover relevant zijn daarin de volgende voorwaarden vermeld:
“Artikel 3
Bebouwing
(..) 3. De woning en/of het appartement zal/zullen ten hoogste twee verdiepingen hoog zijn. De eventuele tweede verdieping mag geen ramen, deuren en/of balkonnen hebben aan de linker- en rechterzijde van de woning, ter bescherming van de privacy van de buren.
(..) 6. Alle constructies dienen te worden gemaakt van degelijke materialen. Het is niet toegestaan de omheining of enig bijgebouw te maken van “pallets”, zink-, aluminium- en/of boardplaten, maar van een van bouwblokken opgemetselde muur met een maximale hoogte van twee (2) meter.
(..) 11. De dakbedekking van de te bouwen woningen en appartementen dient geheel en volledig te worden uitgevoerd met “terra cotta”-dakpannen.
2.3
Op 8 juni 2021 hebben [gedaagden] een bouwvergunning verkregen voor de bouw van een woning op hun perceel. Daarna zijn zij gestart met de bouw van een woning, een bijbehorend appartement en een omheining.
2.4
Op 19 maart 2024 hebben [gedaagden] een bouwvergunning aangevraagd voor de bouw van een appartement op hun perceel. Deze aanvraag is afgewezen.
2.5
Bij brief van 2 augustus 2024 heeft DOW aan [gedaagden] gemeld dat is geconstateerd dat [gedaagden] een appartement bouwen zonder te beschikken over een geldige vergunning. [Gedaagden] zijn aangemaand om de bouwwerkzaamheden onmiddellijk stop te zetten.
2.6
Op 22 januari 2025 heeft DOW aan [gedaagden] een algehele bouwstop opgelegd.
2.7
Bij brief van 24 februari 2025 heeft DOW aan [gedaagden] geschreven dat is geconstateerd dat zij op verschillende fronten handelen in strijd met de bouwvergunning en het ROPV. Onder andere heeft DOW geconstateerd dat
i. er wordt gebouwd te dicht op of zelfs over de perceelgrens;
ii. de woning zowel op de begane grond als de eerste verdieping is uitgebreid in afwijking van de bouwvergunning en in strijd met de bouwvoorschriften;
iii. de woning is voorzien van muuropeningen en ramen binnen twee meter van de erfgrens (in strijd met artikel 5:50 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW));
iv. op de eerste verdieping een terras is aangelegd dat is overdekt en voorzien van wanden;
v. het appartement met dakterras is gebouwd op de erfgrens (in strijd met artikel 5:37 BW) en de achtererfgrens overschrijdt, waardoor sprake is van overbouw op de afwateringsstrook op domeingrond. Het appartement beschikt bovendien niet over een eigen weg of ontsluitingsweg en is groter van 60 m2;
vi. de omheining / muren langs de weg hoger zijn dan 1.5, respectievelijk 2 meter.
2.8
Gelet op de geconstateerde schendingen heeft DOW [gedaagden] gesommeerd om – onder andere – het appartement te slopen, gedeelten van het woonhuis te slopen (zodat een afstand van 2 meter van de erfgrens wordt gehouden), het overdekte terras op de verdieping te slopen, de muuropeningen die binnen twee meter van de erfgrens liggen dicht te metselen, de afwateringsstrook op domeingrond te ontruimen en schoon te maken, en de omheiningsmuur te verlagen. Tot op heden hebben [gedaagden] aan deze sommatie niet voldaan. Wel hebben [gedaagden] een bezwaarschrift ingediend.
2.9
Op verzoek van [eisers] heeft register-taxateur [register-taxateur] (hierna: [register-taxateur]) de situatie ter plaatse beoordeeld. [Register-taxateur] heeft zijn bevindingen neergelegd in een rapport van 17 januari 2025. In dat rapport concludeert [register-taxateur] dat [gedaagden] op verschillende fronten bouwen in strijd met het verkavelingsplan en de bouwvergunning. [Register-taxateur] constateert (onder andere)
i. dat [gedaagden] een omheining hebben gebouwd die hoger is dan 2 meter;
ii. dat de dakpannen van het woonhuis niet in de kleur terracotta zijn uitgevoerd;
iii. dat zowel de begane grond als de eerste verdieping van het woonhuis een grotere oppervlakte heeft dan op grond van de bouwvergunning is toegestaan;
iv. dat de afstand van het woonhuis tot de grensmuur kleiner is dan de vereiste 2 meter;
v. dat [gedaagden] geen vergunning hebben voor de bouw van het appartement;
vi. dat bij de bouw van het appartement geen rekening is gehouden met de minimale afstand tot de perceelgrens van 2 meter;
vii. dat het appartement is gebouwd op de muur die eigendom is van [eisers] en dat deze muur daardoor beschadigd is;
vii. dat een van de scheidsmuren die [gedaagden] hebben gebouwd ongeveer 2 meter buiten hun perceelgrens staat en is gebouwd op een afwateringsstrook op domeingrond, waardoor de afwatering wordt belemmerd;
ix. dat er bij de bouw cementresten terecht zijn gekomen op de muren, deuren en tegels van [eisers].
2.10 [
Eisers] hebben diverse keren aan [gedaagden] (of hun aannemer) bericht dat hun bouwwerkzaamheden in strijd zijn met de wet en met het verkavelingsplan. Overleg en correspondentie tussen partijen heeft echter niet tot een oplossing geleid.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
Eisers] vorderen samengevat en na vermeerdering van eis dat [gedaagden] worden veroordeeld om:
I. op het perceel van [gedaagden] het in aanbouw zijnde appartement aan de linker achterzijde te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van Afl. 1.000,- per dag;
II. op het perceel van [gedaagden] muren en andere constructies hoger dan twee meter op de perceelgrens te verlagen/verwijderen, op straffe van een dwangsom van Afl. 500,- per dag;
III. op het perceel van [gedaagden] alle dakpannen op het dak van de woning die geen terracotta kleur hebben te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van Afl. 1.000,- per dag;
IV. op het perceel van [gedaagden] het bouwwerk in overeenstemming te brengen met de voorschriften en bepalingen uit de verleende bouwvergunning op straffe van een dwangsom van Afl. 2.500,- per dag;
V. op het perceel van [gedaagden] geen verdere bouwwerkzaamheden uit te voeren aan de woning, voor zover deze afwijken van de bouwvergunning, op straffe van een dwangsom van Afl. 2.500,- per dag;
VI. de aan [eisers] toegebrachte schade, bestaande uit cementspetters op deuren, ramen, vloeren en andere onderdelen te herstellen, op straffe van een dwangsom van Afl. 500,- per dag;
VII. de proceskosten van [eisers] te vergoeden, alsmede de gemaakte vertaalkosten van Afl. 2.480,-.
3.2 [
Gedaagden] voeren gemotiveerd verweer, waarbij zij betogen dat [eisers] niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen, dan wel dat de vorderingen moeten worden afgewezen en [eisers] in de proceskosten moeten worden veroordeeld.

4.DE BEOORDELING

Niet ontvankelijkheid
4.1
Er zijn gronden gesteld of gebleken waaruit volgt dat [eisers]
niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering. Het ontvankelijkheidsverweer van [gedaagden] wordt daarom verworpen.
Het spoedeisend belang
4.2
De vorderingen van [eisers] strekken ertoe een (volgens hen) onrechtmatige toestand te beëindigen nu zij in hun woongenot en privacy worden geschaad. Dit betekent dat [eisers] een spoedeisend belang hebben bij hun vordering. Dat ook DOW zich met de zaak bemoeit maakt dat, anders dan [gedaagden] hebben betoogd, niet anders. [eisers] hebben immers een eigen belang bij hun vordering, terwijl DOW bovendien niet optreedt tegen bouwwerkzaamheden die in strijd zijn met het verkavelingsplan. Dit betekent dat het Gerecht de vordering van [eisers] hierna inhoudelijk zal beoordelen.
Het verzoek om een descente
4.3 [
Gedaagden] hebben het Gerecht verzocht de situatie ter plaatse te bekijken, voordat vonnis zal worden gewezen. Het Gerecht acht zich echter, gelet op alle processtukken en overgelegde rapportages, voldoende voorgelicht om tot een beslissing te komen.
Opmerking vooraf
4.4 [
Gedaagden] zijn bezig met de bouw van een woning en appartement. Zij hebben diverse verzoeken ontvangen van [eisers], die zeggen dat zij hinder ondervinden van de bouwwerkzaamheden. Ook heeft DOW overtredingen geconstateerd met de bouwvergunning en het ROPV. Om die reden heeft DOW aan [gedaagden] een bouwstop opgelegd. Uit de foto’s die [eisers] hebben overgelegd blijkt echter dat [gedaagden] zich van die bouwstop niets aantrekken: op foto’s van ruim na de bouwstop valt te zien dat [gedaagden] nog altijd werkzaamheden laten uitvoeren, ook aan (bijvoorbeeld) het appartement dat volgens DOW moet worden gesloopt. Zo werkt het natuurlijk niet. [Gedaagden] zijn niet alleen verplicht zich te houden aan de voorwaarden van de bouwvergunning die zij hebben verkregen en die van het verkavelingsplan, maar zij moeten ook rekening houden met de gerechtvaardigde belangen van hun buren. Dat lijken [gedaagden] (die een houding aannemen die veel weg heeft van “my way or the high way”) over het hoofd te zien.
Inhoudelijke beoordeling
4.5
Dit kort geding draait in de kern om de vraag of [gedaagden] onrechtmatig handelen door hinder bij [eisers] te veroorzaken. In kort geding kan het Gerecht hierover slechts een voorlopig oordeel geven. Dit betekent dat [eisers] voor toewijzing van hun vorderingen voldoende aannemelijk moeten maken dat de rechter in een eventuele bodemprocedure tot het oordeel zal komen dat sprake is van onrechtmatige hinder. Daarin zijn zij geslaagd. Dit betekent dat [gedaagden] maatregelen zal moeten nemen om de hinder die zij aan [eisers] toebrengen weg te nemen. Het Gerecht legt die beslissing als volgt uit.
4.6
Op grond van artikel 5:37 BW is het een eigenaar van een erf niet toegestaan aan eigenaars van andere erven hinder toe te brengen op een wijze die onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW. Uit deze omschrijving volgt dat niet iedere overlast onrechtmatig is. Enige hinder zal – zeker bij buren – vaak onvermijdelijk zijn en moet ook worden geduld. Of sprake is van onrechtmatige hinder hangt volgens vaste rechtspraak af van de aard, de ernst en de duur van de hinder, de toegebrachte schade en van de overige omstandigheden van het geval.
4.7 [
Eisers] stellen dat sprake is van onrechtmatige hinder omdat [gedaagden]:
(i) een appartement bouwen, deels bovenop de erfafscheidingsmuur die [eisers] langs hun perceel hebben gebouwd;
(ii) afscheidingsmuren en constructies hoger dan twee meter hebben geplaatst;
(iii) dakbedekking hebben laten uitvoeren in een andere kleur dan de in het verkavelingsplan voorgeschreven kleur terracotta;
(iv) bouwwerkzaamheden (laten) verrichten in strijd met de verleende bouwvergunning.
Hierna zal het Gerecht beoordelen of per onderdeel sprake is van onrechtmatige hinder.
Het appartement
4.8
Op het perceel van [gedaagden] wordt een appartement gebouwd met een hoogte van meer dan 2 meter, zonder dat [gedaagden] beschikken over een geldige bouwvergunning en terwijl wordt gehandeld in strijd met het verkavelingsplan. Het appartement wordt gedeeltelijk gebouwd op de gedeelde scheidingsmuur tussen het perceel van [gedaagden] en dat van [eisers] (zie figuren 1 en 2).
4.9 [
Eisers] stellen dat hun woongenot als gevolg van de bouw van het appartement wordt aangetast, mede doordat sprake is van uitzichtverlies. Zij vorderen daarom een bevel aan [gedaagden] om het appartement te verwijderen. Ter onderbouwing voeren [eisers] aan dat het appartement (i) wordt gebouwd zonder een geldige bouwvergunning, (ii) hoger is dan twee meter en (iii) wordt gebouwd aan de gedeelde erfafscheidingsmuur tussen het perceel van [gedaagden] en dat deze muur de constructie van het appartement niet kan dragen. Deze stellingen worden niet door [gedaagden] betwist. Wel stellen [gedaagden] dat de vordering van [eisers] tot sloop van het appartement te ver strekkend is.
4.1
Het Gerecht is het met beide partijen voor een gedeelte eens. Enerzijds is vooralsnog voldoende aannemelijk dat [eisers] schade ondervinden door de bouw van het appartement. Niet alleen staat het appartement op de erfgrens en is het veel hoger dan twee meter, maar ook blijkt uit het rapport van [register-taxateur] dat de muur van [eisers] (waar [gedaagden] bovenop bouwen) begint te scheuren doordat de muur op die last niet is berekend. Gelet daarop is voldoende aannemelijk dat sprake is van onrechtmatige hinder. Anderzijds is het gevorderde bevel tot volledige afbraak van het appartement in dit stadium te verstrekkend, omdat nog niet met volledige zekerheid kan worden vastgesteld dat het voor [gedaagden] onmogelijk is om alsnog een bouwvergunning voor (een deel van) het appartement te verkrijgen. Dit betekent dat het Gerecht zal beslissen dat [gedaagden] die gedeelten van het appartement moeten verwijderen, die steunen op de scheidsmuur die [eisers] heeft geplaatst. Het is aan [gedaagden] om ervoor te zorgen dat dit gebeurt op een manier die veilig is.
De muren en andere constructies hoger dan twee meter
4.11 [
Eisers] vorderen dat [gedaagden] worden veroordeeld om muren en andere constructies hoger dan twee meter te verwijderen. [Eisers] stellen in dit verband dat de hoge muren leiden tot het verlies van uitzicht op het landschap en de omgeving en een verlies aan licht en lucht, waardoor hun woongenot wordt aangetast. Als het Gerecht het goed begrijpt, doelen [eisers] met hun vordering zowel op het appartement als op de scheidsmuren rondom het perceel van [gedaagden].
4.12 [
Gedaagden] betwisten dat de muren hoger zijn dan twee meter en voeren aan dat de vordering van [eisers] tot gedeeltelijke afbraak van de muren te ver strekkend is.
4.13
Naar het voorlopig oordeel van het Gerecht hebben [eisers] voldoende aannemelijk gemaakt dat zowel het appartement als de scheidsmuren hoger zijn dan twee meter. Dat blijkt zowel uit de constateringen van DOW als de rapportage van [register-taxateur]. Daarnaast hebben [eisers] foto’s overgelegd waaruit duidelijk blijkt dat de muren veel hoger zijn dan 2 meter.
4.14
Het Gerecht is van oordeel dat [eisers] voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de hoge muren onrechtmatige hinder veroorzaken, omdat de muren het uitzicht van [eisers] belemmeren en ook lichtintreding en doorluchting tegengaan. Gelet daarop, en nu [gedaagden] handelen in strijd met artikel 3 lid 6 van de voorwaarden van het verkavelingsplan, zullen [gedaagden] worden veroordeeld om de scheidsmuren rondom hun perceel af te breken, voor zover ze hoger zijn dan 2 meter.
4.15
Ten aanzien van het appartement is dat anders: zoals het Gerecht hiervoor overwoog, heeft de vordering van [eisers] ten aanzien van de (gedeeltelijke) afbraak van het appartement verstrekkende en deels onomkeerbare gevolgen. Nu nog niet met volledige zekerheid kan worden vastgesteld dat het voor [gedaagden] onmogelijk is om alsnog een bouwvergunning voor (een deel van) het appartement te verkrijgen, zal het gedeelte van de vordering van [eisers] dat ziet op de afbraak van de hoge muren van het appartement (met uitzondering van de wand die is gebouwd boven op de erfafscheidingsmuur van [eisers], zie nr. 4.10 hiervoor) worden afgewezen.
De dakpannen
4.16
Op grond van artikel 3 lid 11 van de voorwaarden van het verkavelingsplan moet de dakbedekking van de woning worden uitgevoerd met dakpannen in de kleur terracotta. Niet in geschil is dat [gedaagden] hebben gekozen voor grijze dakpannen en dat dit in strijd is met het verkavelingsplan. [Eisers] vorderen dat [gedaagden] hun dakbedekking verwijderen en vervangen door terracotta dakpannen.
4.17
Naar het voorlopig oordeel van het Gerecht hebben [eisers] voldoende aannemelijk gemaakt dat hun uitzicht negatief wordt beïnvloed door de keuze van [gedaagden] en dat daardoor hun woongenot wordt verstoord. [Gedaagden] hebben weliswaar gesteld dat ook andere huizen een andere kleur dakbedekking hebben, maar op de luchtfoto’s die in het geding zijn gebracht blijkt dat er slechts één huis is met een (naar het zich laat aanzien) plat dak. Huizen met een andere kleur dakpannen vallen op de luchtfoto’s niet te ontdekken. Al met al hebben [gedaagden] naar het voorlopig oordeel van het Gerecht onvoldoende gemotiveerd bestreden dat zij onrechtmatige hinder veroorzaken aan [eisers] De vordering van [eisers] tot verwijdering van de dakbedekking zal daarom worden toegewezen.
De (hoofd)woning, de bouwvergunning en de bouwstop
4.18 [
Eisers] vorderen dat [gedaagden] het bouwwerk in overeenstemming moeten brengen met de voorschriften uit de bouwvergunning. Uit zowel de bevindingen van DOW als het rapport van [register-taxateur] blijkt – onder andere – dat de oppervlakte van de woning (zowel de begane grond als de eerste verdieping) veel groter is dan is toegestaan. Vooralsnog is voldoende aannemelijk dat [eisers] daardoor onrechtmatige hinder ondervinden, doordat hun uitzicht wordt belemmerd. Toewijzing van dit gedeelte van de vordering van [eisers] zou er echter toe leiden dat [gedaagden] de woning deels moeten afbreken. Dit gaat naar het voorlopig oordeel van het Gerecht te ver, te meer nu nog niet met volledige zekerheid kan worden vastgesteld dat het voor [gedaagden] onmogelijk is om alsnog een bouwvergunning voor de woning met de huidige afmetingen te verkrijgen.
4.19
Vast staat dat [gedaagden] in hun woning openingen en ramen hebben aangebracht die zich te dicht op de erfgrens bevinden. Deze overtreding kan zonder verstrekkende gevolgen worden verholpen, terwijl bovendien niet valt te verwachten dat [gedaagden] alsnog een vergunning zouden krijgen voor de huidige openingen en ramen: die zijn immers simpelweg in strijd met de wet. [Eisers] hebben echter niet gesteld (en ook is niet gebleken) dat zich openingen en ramen bevinden aan de kant van de woning [gedaagden] die grenst aan het perceel van [eisers]. Om die reden is deze overtreding door [gedaagden] niet onrechtmatig ten opzichte van [eisers].
4.2
Wel zal het Gerecht het [gedaagden] verbieden om nog verdere werkzaamheden uit te (laten) voeren die in strijd zijn met de bouwvergunning. Vast staat dat dergelijke werkzaamheden niet zijn toegestaan en – omdat [eisers] daarvan hinder ondervinden – onrechtmatig zijn tegenover [eisers] Bovendien staat vast dat [gedaagden] zich tot op heden weinig hebben aangetrokken van de bouwstop, die DOW heeft opgelegd. Dit betekent dat de vordering van [eisers] zal worden toegewezen in die zin dat het [gedaagden] wordt verboden om werkzaamheden te (laten) verrichten voor zover deze afwijken van de geldende bouwvergunning. Dit betekent dat [gedaagden] zich op dit moment moeten houden aan de huidige bouwvergunning en – als er eventueel later een nieuwe bouwvergunning zou worden verleend – aan de op dat moment bestaande vergunning.
Herstellen van de schade
4.21 [
Eisers] stellen tot slot dat [gedaagden] schade hebben toegebracht aan hun perceel en vorderen dat [gedaagden] worden veroordeeld om die schade te herstellen. Deze schade bestaat volgens [eisers] uit cementresten op muren, deuren en tegels op hun perceel. [Gedaagden] betwisten dat zij schade hebben toegebracht.
4.22
Naar het voorlopig oordeel van het Gerecht hebben [eisers] met de overlegging van het rapport van [register-taxateur] voldoende onderbouwd dat er schade is aangebracht aan hun eigendommen, doordat daar cementspetters op terecht zijn gekomen. Gelet daarop, en omdat [gedaagden] niet hebben bestreden dat zij die schade moeten vergoeden, zal de vordering van [eisers] worden toegewezen. Omdat [eisers] geen vordering hebben ingesteld die ziet op het herstel van de schade aan de scheidsmuur, kan het Gerecht daar geen veroordeling aan verbinden. Dat neemt niet weg dat het voor de hand ligt dat [gedaagden] deze schade, die zij hebben veroorzaakt doordat zij hun appartement deels hebben gebouwd boven op een erfafscheiding die daarvoor niet bestemd was, voor hun rekening nemen.
Dwangsommen
4.23
Als prikkel tot nakoming van het vonnis zal het Gerecht aan iedere afzonderlijke veroordeling een dwangsom verbinden, zoals [eisers] hebben gevorderd. [Gedaagden] hebben tegen de gevorderde dwangsommen ook geen verweer gevoerd. Het Gerecht ziet wel aanleiding om de dwangsommen ambtshalve te maximeren op de manier zoals in het dictum van dit vonnis is vermeld.
Proceskosten
4.24 [
Gedaagden] worden als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. [Eisers] maken ook aanspraak op de vergoeding van vertaalkosten. [Gedaagden] hebben daartegen als verweer gevoerd dat [eisers] dit gedeelte van de vordering te laat hebben ingesteld. Dat is het Gerecht niet met [gedaagden] eens. De vertaalkosten maken immers deel uit van de proceskosten, waarvan al in het inleidende verzoekschrift vergoeding is gevorderd. Ook de vertaalkosten zullen dus worden toegewezen.
4.25
De gevorderde proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, worden toegewezen zoals hierna te melden.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
beveelt [gedaagden] om binnen veertien dagen na vandaag de muur van het in aanbouw zijnde appartement linksachter op het perceel van [gedaagden] te verwijderen of te verplaatsen, voor zover deze muur rust op of raakt aan de door [eisers] gebouwde erfafscheiding tussen de percelen van partijen, zulks op straffe van een dwangsom van Afl. 1.000,- per dag dat [gedaagden] niet aan dit bevel voldoen tot een maximum van Afl. 50.000,-;
5.2
beveelt [gedaagden] om binnen veertien dagen na vandaag alle scheidsmuren rondom hun perceel te verlagen tot maximaal twee meter hoog, zulks op straffe van een dwangsom van Afl. 500,- per dag dat [gedaagden] niet aan dit bevel voldoen tot een maximum van Afl. 50.000,-;
5.3
beveelt [gedaagden] om binnen veertien dagen na vandaag de dakpannen op het dak van de in aanbouw zijnde hoofdwoning te verwijderen, voor zover deze dakpannen niet zijn uitgevoerd in de kleur terracotta en deze dakpannen verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van Afl. 500,- per dag dat [gedaagden] niet aan dit bevel voldoen tot een maximum van Afl. 50.000,-;
5.4
verbiedt [gedaagden] om vanaf vandaag verdere bouwwerkzaamheden uit te voeren aan de in aanbouw zijnde hoofdwoning en het appartement op hun perceel, voor zover deze werkzaamheden in strijd zijn met de verleende vergunning BA 0134-2021, dan wel van een mogelijk in de toekomst door DOW te verlenen bouwvergunning, zulks op straffe van een dwangsom van Afl. 2.500,- per dag dat [gedaagden] niet aan dit bevel voldoen tot een maximum van Afl. 350.000,-;
5.5
veroordeelt [gedaagden] om binnen veertien dagen na vandaag alle door hen veroorzaakte schade aan de woning van [eisers], bestaande uit cementspetters op ramen, deuren, vloeren en andere onderdelen, te herstellen, op straffe van een dwangsom van Afl. 500,- per dag dat [gedaagden] niet aan dit bevel voldoen tot een maximum van Afl. 10.000,-;
5.6
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten aan de zijde van [eisers], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 552,- aan verschotten, Afl. 450,- aan griffierechten en Afl. 2.480,- aan vertaalkosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na vandaag tot de dag waarop [gedaagden] dit bedrag hebben betaald en te vermeerderen met Afl. 150,- in geval van betekening van dit vonnis aan [gedaagden], indien en voor zover zij na aanschrijving veertien kalenderdagen de tijd hebben gehad om vrijwillig aan dit vonnis te voldoen;
5.7
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Brandt, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 25 juni 2025 in aanwezigheid van de griffier.