ECLI:NL:OGEAA:2025:199

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
AUA202404421
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake nakoming overeenkomst en rentepercentage in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de naamloze vennootschap ISLAND FINANCE ARUBA N.V. (hierna: IFA) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde. De zaak betreft een overeenkomst van geldlening van 21 juli 2017, waarbij de gedaagde een bedrag van Afl. 15.135,33 van IFA heeft geleend, met een overeengekomen rentepercentage van 27,25% per jaar. De lening diende in maandelijkse termijnen te worden terugbetaald, maar de gedaagde heeft niet aan zijn betalingsverplichtingen voldaan. IFA heeft de gedaagde op 24 oktober 2024 gesommeerd om de openstaande achterstand van Afl. 14.234,90 te betalen, maar de gedaagde heeft hier niet op gereageerd.

Tijdens de comparitie op 3 juni 2025 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. IFA vorderde betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde voerde verweer en stelde dat hij nooit op zijn betalingsgedrag was aangesproken en vroeg om een betalingsregeling. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de gedaagde zijn verplichtingen niet is nagekomen en dat de vordering van IFA toewijsbaar is. Het Gerecht heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten, en heeft de gedaagde in de proceskosten veroordeeld.

Het vonnis is uitgesproken op 11 juni 2025 door mr. T.A.M. Tijhuis, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 11 juni 2025 (bij vervroeging)
Behorend bij A.R. nr. AUA202404421
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
gevestigd te Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: IFA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[Gedaagde],
wonende te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis in deze zaak van 26 maart 2025 en de daarin genoemde stukken.
1.2
Bij voormeld tussenvonnis is een comparitie van partijen bepaald die heeft plaatsgevonden op 3 juni 2025. Partijen zijn verschenen en hebben op vragen van het Gerecht geantwoord, hun standpunten nader toegelicht en gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen. IFA heeft tijdens de comparitie (deels vooraf toegestuurde) nadere stukken in het geding gebracht.
1.3
Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1
Bij overeenkomst van geldlening van 21 juli 2017 heeft [gedaagde] van IFA een bedrag van Afl. 15.135,33 geleend. Daarbij is overeengekomen dat gedurende de contractperiode van vijf jaar een effectieve rente is verschuldigd van 27,25% per jaar. De lening inclusief deze rente en kosten, zijnde in totaal Afl. 28.173,60, diende te worden terugbetaald in maandelijkse termijnen van Afl. 469,56.
2.2
In artikel 7 van de overeenkomst is bepaald dat de hoofdsom, rente, boeterente en al wat IFA ter zake van de geldlening van [gedaagde] heeft te vorderen, ineens opeisbaar is indien [gedaagde] zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet nakomt.
In artikel 8 van de overeenkomst is bepaald dat IFA aanspraak maakt op betaling van buitengerechtelijke incassokosten van 15% van het door [gedaagde] verschuldigde bedrag als de overeenkomst door [gedaagde] niet wordt nagekomen.
2.3 [
Gedaagde] heeft niet steeds (volledig) aan zijn betalingsverplichting voldaan.
2.4
Bij (onder meer aangetekend verzonden) brief van 24 oktober 2024 heeft de gemachtigde van IFA [gedaagde] gesommeerd de openstaande achterstand van Afl. 14.234,90, vermeerderd met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, binnen zeven dagen aan haar te betalen.
2.5 [
Gedaagde] heeft niet aan de sommatie voldaan.

3.DE VORDERING

3.1
IFA vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van Afl. 14.234,90, vermeerderd met de wettelijke rente per jaar vanaf 5 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling, waarbij na iedere betaling na 5 augustus 2022 slechts nog rente verschuldigd is over de resterende hoofdsom, en vermeerderd met de overeengekomen en gemaakte buitengerechtelijke incassokosten naar rato van 1½ punt van het liquidatietarief in eerste aanleg van Afl. 1.500,- en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
IFA legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] de overeenkomst niet deugdelijk is nagekomen. De lening had op 5 augustus 2022 geheel moeten zijn afgelost, daarna heeft [gedaagde] maandelijks steeds (veel) te weinig betaald en in 2024 heeft [gedaagde] tot en met september slechts vier betalingen (van in totaal Afl. 450,-) gedaan. Op dit moment is [gedaagde] nog een bedrag van Afl. 14.234,90 aan hoofdsom verschuldigd.
3.3 [
Gedaagde] voert met name verweer tegen de aan deze procedure verbonden kosten. Volgens [gedaagde] heeft IFA hem nooit meegedeeld niet over zijn betalingsgedrag tevreden te zijn en bevreemdt het hem daarom dat hij in rechte is betrokken. Hij vraagt het Gerecht om de zaak te seponeren en hem de kans te geven tot een betalingsregeling te komen met IFA.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beslissing van belang, ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Vast staat dat [gedaagde] zijn betalingsverplichting uit de overeenkomst met IFA niet is nagekomen. Zo heeft hij slechts een enkele maal het volledige overeengekomen maandelijkse bedrag betaald, bestond na ommekomst van de duur van de overeenkomst een betalingsachterstand en is hij in 2024 ook opgehouden iedere maand in elk geval enig bedrag te betalen. Niet is in geschil dat hij in 2024 slechts in de maanden januari, februari, april en juli betalingen aan IFA heeft gedaan van in totaal Afl. 450,-.
4.2 [
Gedaagde] heeft aangevoerd dat hij met een medewerker van IFA had afgesproken dat hij maandelijks mocht betalen wat hij kon missen en ook niet hoefde te betalen indien hij dat niet kon. Het Gerecht begrijpt dat hij aldus betoogt dat hij niet in de nakoming van de overeenkomst is tekortgeschoten en dat het verschuldigde daarom niet opeisbaar is. IFA heeft betwist dat een dergelijke afspraak is gemaakt en met verwijzing naar de door haar overgelegde incassohistorie aangevoerd dat [gedaagde] steeds weer door die betreffende medewerker is gebeld en om betaling is gevraagd, dat [gedaagde] dan regelmatig toezegde betalingen te doen, maar dat hij die toezeggingen over het algemeen niet nakwam. Gelet op deze betwisting en nu [gedaagde] zijn verweer niet, althans onvoldoende met concrete (voor bewijs vatbare) feiten en/of omstandigheden heeft onderbouwd, kan niet van de juistheid van zijn verweer worden uitgegaan. Reeds daarom kan dit betoog niet slagen.
4.3
Blijkens hetgeen door partijen tijdens de comparitie naar voren is gebracht, is niet in geschil dat [gedaagde] uit hoofde van de overeenkomst nog een bedrag van Afl. 14.234,90 aan hoofdsom is verschuldigd. Omdat in deze hoofdsom, zoals uit de stellingen van IFA blijkt, rekening is gehouden met het door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie toegestane maximale rentepercentage van 27%, is het gevorderde toewijsbaar. Ook de over dit bedrag gevorderde, niet weersproken wettelijke rente zal worden toegewezen zoals verzocht.
4.4 [
Gedaagde] heeft verder nog aangevoerd dat hij nooit per brief door IFA op het niet (goed) nakomen van de overeenkomst is aangesproken en dat hij dus (zo begrijpt het Gerecht zijn verweer) rauwelijks is gedagvaard. Dit verweer faalt. Niet alleen heeft IFA niet, althans onvoldoende, weersproken gesteld dat [gedaagde] zeer regelmatig is gebeld met het verzoek om te betalen (zodat [gedaagde] ook zonder brief van IFA ervan op de hoogte was dat IFA nakoming van zijn betalingsverplichting wenste), ook is op 24 oktober 2024 onder meer per aangetekende brief een aanmaning naar [gedaagde] gestuurd waarin om betaling van de achterstand is gevraagd en gerechtelijke invordering is aangezegd. Dat [gedaagde] dit aangetekend schrijven niet heeft opgehaald, is een omstandigheid die voor zijn rekening en risico komt.
4.5
De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden toegewezen, omdat de verschuldigdheid daarvan is overeengekomen en voldoende is gesteld en onderbouwd dat deze werkzaamheden zijn verricht.
4.6 [
Gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van IFA gevallen. Deze kosten worden tot op heden begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 225,- aan explootkosten, Afl. 5,- aan verschotten en Afl. 2.000,- aan gemachtigdensalaris.
4.7
Zoals namens IFA tijdens de comparitie van partijen ook naar voren gebracht, kan [gedaagde] zich tot de gemachtigde van IFA wenden om alsnog een betalingsregeling te treffen.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
veroordeelt [gedaagde] om aan IFA te betalen het bedrag van Afl. 14.234,90, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 augustus 2022 tot de dag van de volledige betaling, waarbij na iedere betaling na 5 augustus 2022 slechts nog rente verschuldigd is over de resterende hoofdsom;
5.2
veroordeelt [gedaagde] om aan IFA te betalen het bedrag van Afl. 1.500,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.4
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure aan de zijde van IFA gevallen en tot op heden begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Alf. 225,- aan explootkosten, Afl. 5,- aan verschotten en Afl. 2.000,- aan gemachtigdensalaris;
5.5
verklaart in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 11 juni 2025 in aanwezigheid van de griffier.