ECLI:NL:OGEAA:2025:184

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
AUA202402613
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek om openbaarmaking van documenten op basis van de Landsverordening openbaarheid van bestuur

In deze zaak heeft appellant, wonend in Aruba, een beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Justitie en Sociale Zaken, die zijn verzoek om openbaarmaking van documenten op grond van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob) had afgewezen. Appellant had op 13 december 2022 verzocht om openbaarmaking van documenten met betrekking tot een incident bij het Bureau Guarda Nos Costa (BGNC), waarbij twee vreemdelingen van brandstichting werden verdacht. Na het indienen van een bezwaar op 9 februari 2023, verklaarde de minister op 19 juli 2024 het bezwaar ongegrond en wees het verzoek af, met als argument dat de documenten privacygevoelige informatie bevatten en dat het verzoek onvoldoende duidelijk was.

Het gerecht heeft de zaak op 23 april 2025 behandeld, waarbij appellant in persoon verscheen en de minister werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. Het gerecht oordeelde dat de bestreden beslissing van de minister niet deugde, omdat de minister enerzijds stelde dat er geen documenten beschikbaar waren, maar anderzijds privacy als reden voor afwijzing aanvoerde. Het gerecht concludeerde dat de minister niet zorgvuldig had gehandeld door het bezwaarschrift niet voor te leggen aan de bezwaaradviescommissie en dat het verzoek onvoldoende was behandeld. Het gerecht vernietigde de bestreden beslissing en droeg de minister op om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellant, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 4 juni 2025
Lar nr. AUA202402613

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

wonend in Aruba,
APPELLANT,
procederend in persoon,
gericht tegen:

de Minister van Justitie en Sociale Zaken,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster (DWJZ).

INLEIDING

1.1
Appellant heeft bij brief van 13 december 2022 aan verweerder verzocht om openbaarmaking van documenten op grond van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob).
1.2
Appellant heeft op 9 februari 2023 bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beschikking op zijn verzoek.
1.3
Bij beslissing van 19 juli 2024 (bestreden beslissing) heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard en het verzoek van appellant afgewezen.
1.4
In deze uitspraak beoordeelt het gerecht het beroep van appellant ingediend bij het gerecht op 22 juli 2024 gericht tegen de bestreden beslissing van 19 juli 2024.
1.5
Verweerder heeft op 11 maart 2025 een verweerschrift per e-mail bij het gerecht ingediend.
1.6
Bij e-mail van 15 april 2025 heeft het gerecht verweerder, op de voet van artikel 10 van het Procesreglement (beperkte kennisneming en geheimhouding), gelast de door appellant verzochte stukken aan het gerecht (onder embargo) over te leggen.
1.7
Verweerder heeft bij e-mail van 16 april 2025 op dit punt gereageerd en aangegeven dat er geen stukken beschikbaar zijn. Tevens heeft verweerder de reactie van het Bureau Guarda Nos Costa (BGNC) overgelegd, waarbij het BGNC aangeeft niet te beschikken over de gevraagde documenten.
1.8
Appellant heeft op 15 april 2025 nadere stukken per e-mail ingediend.
1.9
Het gerecht heeft de zaak ter zitting van 23 april 2025 behandeld. Appellant is verschenen in persoon. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
1.1
De uitspraak is hierna bepaald op vandaag.

BEOORDELING

2.1
Het gerecht is van oordeel, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, dat het beroep gegrond is. Het gerecht zal de bestreden beslissing van 19 juli 2024 vernietigen. Verweerder dient een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van het hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
2.2
Het gerecht legt hierna dit oordeel uit.
Wat is relevant om te weten?
3.1
Bij brief van 13 december 2022 heeft appellant bij verweerder een verzoek tot openbaarmaking ingediend op basis van de Lob. Appellant heeft verzocht om openbaarmaking van documenten, waaronder e-mailberichten, sms-berichten en een e-mailbericht van ‘Bon Dia’ aan de minister-president, betreffende een incident bij BGNC op 13 december 2022, waarbij twee vreemdelingen van brandstichting worden verdacht en in isolement zijn geplaatst (hierna: het incident).
3.2
Tegen het uitblijven van een beschikking op zijn verzoek heeft appellant op 9 februari 2023 bezwaar gemaakt.
3.3
Bij bestreden beslissing van 19 juli 2024 heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard en het Lob-verzoek van appellant afgewezen. In de beslissing staat onder meer:
“(…)
In de eerste plaats, verzoekt u om documenten inhoudende privacygevoelige gegevens van de betrokken personen over het al dan niet plegen van een strafbaar feit. Het belang van de betrokken personen bij eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer/bescherming van hun privacy, des te meer omdat het gaat om een (eventuele) vervolging van een strafbaar feit, weegt onder deze omstandigheden zwaarder dan uw belang/het publieke belang van het verstrekken van informatie. Het verstrekken van de verzochte documenten blijft om deze reden achterwege.
Voorts, verzoekt u enkel om openbaarmaking van interne en externe correspondenties over een incident, maar laat na om nauwkeurig aan te geven informatie over welke beleidsaangelegenheid u behoeft. Omdat u niet nauwkeurig aangeeft welke informatie u behoeft, kan uw verzoek niet worden gehonoreerd.
Met betrekking tot uw verzoek om openbaarmaking van een emailbericht aan de Minister-President van Aruba van de zijde van Bon dia Aruba, wordt u geïnformeerd dat dit document niet onder de Minister van Justitie en Sociale Zaken rust en om deze reden niet door voornoemde Minister kan worden geopenbaard. In het kader van de doorzendplicht, zal de Minister van Justitie en Sociale Zaken uw verzoek voor wat betreft dit specifiek document overdragen aan de Minister-President/Minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidszaken, Infrastructuur en Ruimtelijke Ontwikkeling.
Uw bezwaar is derhalve
ongegrondverklaard en uw verzoek
afgewezen.
(…)”.
3.4
Hiertegen richt zich het beroep.
Beschikking in primo of beslissing op bezwaar?
4. Niet in geschil is dat de bestreden beslissing moet worden beschouwd als de beslissing op het bezwaar dat appellant heeft gemaakt tegen de fictieve afwijzing van zijn verzoek om openbaarmaking.
Wat zijn de standpunten van partijen?
5.1
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen zwaarder weegt dan het openbaarheidsbelang. Het gaat om stukken die veel persoonlijke gegevens bevatten in relatie tot mogelijke strafbare feiten. Verweerder voert voorts aan dat het incident een aangelegenheid betreft die geen betrekking heeft op beleid van verweerder c.q. het bestuursorgaan en derhalve geen onderdeel uitmaakt van het ‘openbaar bestuur in al zijn facetten’. Verweerder meent dat zelfs indien de term beleidsaangelegenheid ruim dient te worden opgevat, dit incident valt buiten de reikwijdte van de term beleidsaangelegenheid van een bestuursorgaan. Het incident kan dan ook geen onderwerp zijn van een Lob-verzoek. Reeds gelet hierop moet het verzoek van appellant worden afgewezen. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep, nu de bestreden beslissing op goede gronden is genomen.
5.2
Appellant stelt zich op het standpunt dat verweerder het bezwaarschrift niet in handen van de bezwaaradviescommissie heeft gesteld en dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het verzoek op grond van artikel 8, tweede lid, van de Lob wordt afgewezen. Verder heeft verweerder niet gesteld noch is gebleken dat sprake is van documenten die deel uitmaken van een strafdossier, waardoor het Wetboek van Strafvordering aan de openbaarmaking in de weg zou staan. Verweerder heeft het door het Hof uiteengezette behandelingswijze van Lob-verzoeken niet gevolgd en heeft volstaan met een categoriale afwijzing van het verzoek. Appellant stelt zich voorts op het standpunt dat de term ‘bestuurlijke aangelegenheid’ ook de voorbereiding van de aangelegenheid behelst, dat deze term ruim dient te worden opgevat en dat het betrekking heeft op het openbaar bestuur in al zijn facetten.
Wat staat in de wet?
6.1
Ingevolge artikel 15 van de Lar stelt het bestuursorgaan, tenzij het het bezwaarschrift op grond van artikel 12, eerste lid, of artikel 14, tweede lid, niet-ontvankelijk heeft verklaard, het bezwaarschrift en de daarop betrekking hebbende stukken in handen van de bezwaaradviescommissie:
a. uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het bezwaarschrift, of
b. indien toepassing is gegeven aan artikel 14, eerste lid, uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het antwoord van de indiener of na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn.
6.2
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Lob, wordt onder document begrepen, een bij de minister wie het aangaat berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat.
6.3
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Lob kan een ieder de minister schriftelijk verzoeken om informatie, neergelegd in documenten.
6.4.1
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Lob blijft het verstrekken van informatie achterwege, voor zover dit:
de eenheid van de regering in gevaar zou kunnen brengen;
de veiligheid van het Land zou kunnen schaden;
informatie betreft, afkomstig van een bestuursorgaan van een ander land van het Koninkrijk, die in het desbetreffende land op grond van de aldaar geldende wettelijke regelingen niet zou worden verstrekt;
bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn medegedeeld.
6.4.2
Ingevolge artikel 8, tweede lid, van de Lob blijft het verstrekken van informatie voorts achterwege, voor zover dit het belang daarvan niet opweegt tegen een van de navolgende belangen:
de economische of financiële belangen van het Land;
de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften;
e eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
het belang dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie;
het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, dan wel van derden.
6.5
Ingevolge artikel 9, eerste lid blijft het verstrekken van informatie over gegevens uit documenten, opgesteld ten behoeve van een beraad over een bestuurlijke aangelegenheid, achterwege voor zover die gegevens nog in bewerking zijn of voor zover die gegevens betrekking hebben op opvattingen, voorstellen, aanbevelingen of conclusies van een of meer personen over het beleid van de Minister en de daartoe door deze of dezen aangevoerde argumenten. Over de in de desbetreffende documenten vervatte feitelijke gegevens en de daaruit afgeleide prognoses en beleidsalternatieven wordt, behoudens artikel 8, wel informatie verstrekt.
Ingevolge het tweede lid wordt onder een bestuurlijke aangelegenheid in de zin van het eerste lid verstaan een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van de regering of de Minister, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering daarvan.
6.6
Ingevolge artikel 10 van de Lob blijft in afwijking van de artikelen 8 en 9, eerste lid, het verstrekken van informatie uit documenten, ouder dan dertig jaren, slechts achterwege, indien sprake is van een omstandigheid als genoemd in artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel c of tweede lid, aanhef en onderdeel d of f.
Wat vindt het gerecht?
7.1
In de bestreden beslissing heeft verweerder als eerste afwijzingsgrond – kort samengevat – aangevoerd dat de door appellant verzochte documenten privacygevoelige gegevens van betrokken personen bevatten en om die reden niet verstrekt kunnen worden. Uit het verweerschrift, het e-mailbericht van verweerder van 16 april 2025 en de toelichting ter zitting blijkt echter dat verweerder zich op het standpunt stelt dat er geen documenten beschikbaar zijn met betrekking tot het incident dat op 13 december 2022 heeft plaatsgevonden bij het BGNC. Deze stelling is tegenstrijdig met hetgeen in de bestreden beslissing als eerste afwijzingsgrond is opgenomen. Verweerder kan zich niet enerzijds beroepen op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer als reden om stukken niet te verstrekken, en zich anderzijds op het standpunt stellen dat dergelijke stukken niet beschikbaar zijn. Een beroep op privacybescherming veronderstelt immers dat verweerder kennis heeft genomen van de inhoud van de betreffende documenten. Deze afwijzingsgrond kan de bestreden weigering dan ook niet dragen.
7.2
Als tweede afwijzingsgrond in de bestreden beslissing heeft verweerder – kort samengevat – aangevoerd dat het verzoek van appellant onvoldoende duidelijk is en om die reden niet kan worden gehonoreerd. Zo zou voor verweerder niet helder zijn om welk incident het ging en zou in het verzoek ook onvoldoende zijn aangegeven op welke bestuursaangelegenheid het verzoek betrekking had. Pas in zijn pleitnota heeft appellant, aldus verweerder, nadere duidelijkheid verschaft. Het gerecht volgt verweerder in zoverre dat appellant pas in het kader van deze procedure zijn Lob-verzoek nader heeft toegelicht wat betreft de bestuurlijke aangelegenheid. Echter, appellant heeft in het initiële verzoek voldoende duidelijk gemaakt om welk incident het gaat, met vermelding van plaats en datum. Indien verweerder meent dat het verzoek onvoldoende duidelijk is om in behandeling te nemen, dan ligt het op zijn weg om appellant in de gelegenheid te stellen het verzoek te verduidelijken. Verweerder heeft dit nagelaten. Reeds om die reden kan deze afwijzingsgrond de bestreden beslissing evenmin dragen.
7.3
Als derde afwijzingsgrond in de bestreden beslissing heeft verweerder – kort samengevat – aangevoerd dat het verzoek om openbaarmaking van een e-mailbericht van Bon Dia Aruba zal worden doorgestuurd naar de minister-president. Echter, het is onduidelijk gebleven of verweerder hier daadwerkelijk uitvoering aan heeft gegeven. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting, desgevraagd, verklaard niet over informatie te beschikken waaruit blijkt of het verzoek al dan niet is doorgestuurd. In zoverre is het verzoek niet met de vereiste zorgvuldigheid behandeld.
7.4
Voorts overweegt het gerecht dat onduidelijk is gebleven of verweerder het bezwaarschrift heeft voorgelegd aan de bezwaaradviescommissie (Bac). Omdat het bezwaarschrift niet niet-ontvankelijk is verklaard op een van de in artikel 15 van de Lar genoemde gronden, had verweerder het bezwaarschrift ter advisering aan de Bac moeten doorgeleiden.
7.5
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de bestreden beslissing voor vernietiging in aanmerking wegens een onzorgvuldige voorbereiding en een niet deugdelijke en onvoldoende draagkrachtige motivering.
8. Het gerecht overweegt ten overvloede dat uit de stukken – en in het bijzonder uit het door appellant overgelegde rapport van ‘Amnesty International’ – kan worden afgeleid dat er wel degelijk documenten bestaan met betrekking tot het incident dat op 13 december 2022 heeft plaatsgevonden bij het BGNC. Daarin wordt immers verwezen naar een brief van de Arubaanse overheid, gedateerd enkele maanden voor de bestreden beslissing.
Wat betekent dit voor verweerder? Verweerder dient een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellant en een nader onderzoek (‘zoekslag’) te verrichten naar de aanwezigheid van documenten over het incident in het licht van de door appellant nader toegelichte bestuurlijke aangelegenheid. Indien de zoekslag documenten oplevert, hetgeen het gerecht verwacht, dan dient verweerder te beoordelen of er redenen zijn die aan openbaarmaking in de weg staan.

CONCLUSIE

9. Het beroep van appellant is gegrond.
10. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden beschikking van 19 juli 2024;
- draagt verweerder op een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- gelast dat het door appellant gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan hem wordt terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in dit gerecht, in samenwerking met mr. A.A. Wever, griffier, en wordt geacht in het openbaar te zijn uitgesproken op 4 juni 2025 in aanwezigheid van de griffier.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen zes wekenna de dagtekening van deze uitspraak.
Het hoger beroep moet worden ingediend bij het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment worden ingediend.
Voor het instellen van het hoger beroep is griffierecht verschuldigd.