ECLI:NL:OGEAA:2025:182

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
AUA202404568
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep van werknemer op opschorting van verplichtingen uit arbeidsovereenkomst en betaling van achterstallig loon

In deze zaak heeft de werknemer, aangeduid als [verzoeker], een beroep gedaan op de opschorting van zijn verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst met de vennootschap Intiraimi Manpower Multiservices V.B.A. De werknemer was op 9 juli 2023 in dienst getreden en raakte op 27 oktober 2023 arbeidsongeschikt door een bedrijfsongeval. Intiraimi heeft tot en met 15 januari 2024 zijn volledige loon betaald, maar daarna slechts gedeeltelijk. De werknemer heeft zich op 18 januari 2024 opnieuw ziekgemeld en heeft sindsdien niet meer gewerkt. Intiraimi heeft de arbeidsovereenkomst op 14 mei 2024 op staande voet beëindigd, wat de werknemer betwistte. De werknemer verzocht om betaling van achterstallig loon en stelde dat het ontslag nietig was omdat het niet tijdig was ingeroepen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de werknemer recht heeft op 100% doorbetaling van zijn loon, ook na 18 januari 2024, en dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was omdat de werknemer niet tijdig de nietigheid ervan had ingeroepen. De vordering tot betaling van achterstallig loon is toegewezen, met inachtneming van wettelijke verhogingen en rente.

Uitspraak

Beschikking van 3 juni 2025
Behorend bij AUA202404568 EJ
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoeker],
te Aruba,
verzoeker,
hierna te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. R. Marchena,
tegen:
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
INTIRAIMI MANPOWER MULTISERVICES V.B.A.,
te Aruba,
verweerster,
hierna te noemen: Intiraimi,
gemachtigde: de advocaat mr. H.F. Falconi.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 14 augustus 2024;
- het verweerschrift met producties, ingediend op 19 februari 2025;
- de mondelinge behandeling van 25 maart 2025.
1.2
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen [verzoeker], bijgestaan door zijn
gemachtigde voornoemd, en Intiraimi vertegenwoordigd door mevrouw [directrice van Intiraimi]
(directrice van Intiraimi), bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. Partijen hebben
tijdens de zitting het woord gevoerd (beiden mede aan de hand van aan het Gerecht
overgelegde pleitaantekeningen, die van [verzoeker] voorzien van vooraf toegezonden
producties) en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Naar aanleiding van de behandeling ter zitting hebben partijen getracht om in onderling overleg tot een regeling te komen. Daartoe is de zaak korte tijd aangehouden. Blijkens de brieven van 1 april 2025 van partijen is het niet gelukt om tot een oplossing van hun geschillen te komen.
1.4
Beschikking is bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1 [
Verzoeker] is op 9 juli 2023 in dienst getreden bij Intiraimi in de functie van helper, laatstelijk tegen een uurloon van Afl. 15,50. Het loon wordt per quincena uitbetaald. Per quincena wordt 90 uur gewerkt.
2.2
Op 27 oktober 2023 is [verzoeker] arbeidsongeschikt geraakt als gevolg van een bedrijfsongeval.
2.3
Intiraimi heeft [verzoeker] tot en met 15 januari 2024 zijn volledige loon betaald.
2.4 [
Verzoeker] heeft op 16 januari 2024 en 17 januari 2024 gewerkt. Op 18 januari 2024 heeft [verzoeker] zich weer ziekgemeld.
2.5
Intiraimi heeft het loon van de tweede quincena van januari 2024 gedeeltelijk (80%) aan [verzoeker] betaald.
2.6
In een aan Intiraimi gerichte brief van 21 februari 2024 van de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de SVb) staat onder meer als volgt:
“(…)
Heden (…) heb ik de heer (…) [verzoeker] onderzocht ter beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. Het resultaat van dit onderzoek is dat verzekerde op en na:
  • 25-03-2024 weer voor 50% (4 uren per dag) geschikt is tot het verrichten van zijn werk zonder voorwaarden of aanpassingen.
  • 15-04-2024 weer voor 75% (6 uren per dag) geschikt is tot het verrichten van zijn werk zonder voorwaarden of aanpassingen.
Op 06-05-2024 zal verzekerde de werkuren uitbreiden of volledig het eigen werk hervatten. 100% AG.
(…).”.
2.7
Intiraimi heeft tot en met 5 maart 2024 gedeeltelijk (80%) loon aan [verzoeker] betaald. Vanaf 6 maart 2024 tot heden heeft [verzoeker] geen loon meer ontvangen.
2.8
Vanaf 25 maart 2024 is [verzoeker] niet meer op het werk verschenen.
2.9
Bij brief van 26 maart 2024 heeft [verzoeker] aan Intiraimi verzocht zijn volledige (achterstallig) loon te betalen.
2.1
In de brief van 8 mei 2024 van de SVb staat onder meer als volgt:
“(…) Op 25-03-2024 heeft collega Dr. [betrokkene 1] de heer [verzoeker] onderzocht ter beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. Het resultaat van dit onderzoek is dat verzekerde op en na 01-04-2024 weer voor 50% (4 uren per dag) geschikt is tot het verrichten van zijn werk zonder voorwaarden of aanpassingen.
Op 15-04-2024 kan belanghebbende opbouwen naar 75% (6 uren per dag) en op 06-05-2024 kan hij weer volledig 100% zijn werk hervatten.
(…)”.
2.11
Ook na 1 april 2024 is [verzoeker] niet op het werk verschenen.
2.12
Bij brief van 14 mei 2024 heeft Intiraimi aan [verzoeker] laten weten dat zijn arbeidsovereenkomst met Intiraimi per direct wordt beëindigd (hierna: de ontslagbrief). In de ontslagbrief staat onder meer als volgt:
“(…)
Helaas moeten wij u mededelen dat uw arbeidsovereenkomst per direct zal worden beëindigd.
Wegens een bedrijfsongeval dat zich heeft voorgedaan op 27 oktober 2023 heeft u zich arbeidsongeschikt moeten melden waarvoor u een vergoeding heeft ontvangen van 100% uitbetaling op basis van u salaris tot en met de dag dat u weer arbeidsgeschikt was verklaard door de SVB op 15 februari, 2024.
Daaropvolgend heeft u op 18 februari, 2024 zich weer AO gemeld waarvoor u een vergoeding ontving van 80% op basis van uw salaris. Vervolgens is er een fotokopie verzonden door u per whatsapp met de informatie betreffende uw re-integratie plan en AG datum afkomstig van SVB dat aangeeft dat u per 25 maart weer arbeidsgeschikt zal zijn voor 4 uren per dag.
Op 25 maart 2024, wat de datum is dat u weer arbeidsgeschikt was verklaard door de SVB, was u niet present op werk. Verder heeft u niet, op geen enkel manier dan ook, communicatie gezocht met de directie van Intiraimi, om te vermelden wat de reden van u afwezigheid is. Na, in het contact te zijn geweest met de SVB, blijkt dat u zich ook niet heeft ziek gemeld op 25 maart 2024.
De consequentie door u eigen nalatigheid is dan ook de reden dat de directie van Intiraimi heeft besloten; ‘het werkverband met u per direct te beëindigen.’
(…).”
2.13
Op 30 juli 2024 heeft [verzoeker] ten laste van Intiraimi conservatoir derdenbeslag gelegd onder Desarrollos Hotelco Corporation DHC Aruba N.V h.o.d.n. [betrokkene 2].
2.14
Bij brief van 13 maart 2025 is namens [verzoeker] op voormelde ontslagbrief gereageerd. Volgens [verzoeker] is geen sprake van een ontslag op staande voet omdat (1) geen sprake is van een dringende reden, (2) het ontslag niet onverwijld is gegeven, (3) [verzoeker] tot 1 april 2024 arbeidsongeschikt was verklaard, (4) er geen rekening is gehouden met zijn belangen en (5) de ontslagbrief nooit door [verzoeker] is ontvangen.

3.HET GESCHIL

3.1 [
Verzoeker] verzoekt na vermindering van eis - naar het Gerecht begrijpt - om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
1. hem verlof te verlenen kosteloos te procederen;
2. Intiraimi te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van Afl. 9.567,90 aan achterstallig loon, dan wel enig ander door het Gerecht vast te stellen bedrag, vermeerderd met de wettelijke verhoging conform artikel 7:625 BW, alsmede de wettelijke rente;
3. Intiraimi te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] zijn loon ad Afl. 1.395,- bruto per quincena vanaf 1 augustus 2024 totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd, dan wel enige andere door het Gerecht in alle goede justitie te vermenen beslissing;
4. Intiraimi te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, waaronder begrepen de beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf de 8ste dag na dagtekening van deze beschikking.
3.2
Intiraimi voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vorderingen van [verzoeker], met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van het geding, waaronder begrepen de beslagkosten.
3.3
Tevens verzoekt Intiraimi om opheffing van het onder Desarollos Hotelco Corporation DHC Aruba N.V. gelegde beslag en uitkering aan haar van het inmiddels aldus ingehouden bedrag.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Gelet op het door [verzoeker] overgelegde bewijs van onvermogen, zal hem worden toegestaan kosteloos te procederen.
4.2
Intiraimi heeft haar stelling dat de omstandigheid dat zij de brief van [verzoeker] van 25 maart 2024, waarin om betaling van het achterstallig loon wordt verzocht, niet heeft ontvangen (zoals Intiraimi stelt en [verzoeker] heeft betwist) tot niet-ontvankelijkheid van [verzoeker] leidt, niet onderbouwd. Die enkele omstandigheid, indien juist, brengt dat echter nog niet mee. Ook overigens is niet gebleken op grond waarvan [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek. Het ontvankelijkheidsverweer van Intiraimi wordt daarom gepasseerd.
4.3
Tussen partijen staat vast dat [verzoeker] op 27 oktober 2023 tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden is gevallen en dat hij als gevolg van dit bedrijfsongeval arbeidsongeschikt is verklaard. Tussen partijen is niet in geschil dat [verzoeker] gedurende deze arbeidsongeschiktheid recht heeft op 100% doorbetaling van zijn loon en dat het volledige loon tot en met 15 februari 2024 aan [verzoeker] is doorbetaald. Tevens staat als onweersproken vast dat [verzoeker] zich op 16 januari 2024 op het werk beter heeft gemeld, ook op 17 januari 2024 heeft gewerkt en zich vervolgens op 18 januari 2024 weer ziek heeft gemeld en sindsdien niet meer voor Intiraimi heeft gewerkt.
De periode vanaf november 2023
4.4 [
Verzoeker] stelt dat Intiraimi over de tweede quincena van de maand november 2023 slechts 80% van zijn loon heeft betaald, zodat zij Afl. 360,90 bruto te weinig heeft betaald. Deze stelling is onvoldoende door Intiraimi weersproken, waardoor deze stelling komt vast te staan. Intiraimi is dan ook gehouden dit achterstallig loon aan [verzoeker] te betalen. Uit de over en weer door partijen betrokken stellingen begrijpt het Gerecht dat het loon over de eerste quincena van de maand januari 2024 volledig is betaald.
4.5
Vanaf de tweede quincena van de maand januari 2024 heeft Intiraimi 80% van het loon aan [verzoeker] betaald. Zij stelt zich dienaangaande op het standpunt dat [verzoeker] zich op 16 januari 2024 weer voor het verrichten van arbeid op het werk had gemeld, dat daarom zijn arbeidsongeschiktheid vanaf 18 januari 2024 niet langer in het bedrijfsongeval is gelegen en dat dus gedurende de nieuwe arbeidsongeschiktheid slechts 80% van het loon is verschuldigd. [Verzoeker] heeft deze stelling gemotiveerd weersproken. Hij heeft aangevoerd dat hij niet op eigen initiatief ging werken, maar dat hij dit heeft gedaan in overleg met de SVb. Volgens [verzoeker] werd hem gevraagd om te proberen te werken. Dit heeft hij gedaan, maar het is hem niet gelukt, zodat hij zich op 18 januari 2024 weer ziek heeft gemeld. In het licht van deze betwisting van [verzoeker] heeft Intiraimi haar stelling dat de ziektemelding van [verzoeker] op 18 januari 2024 niet langer in het bedrijfsongeval is gelegen, onvoldoende onderbouwd. Ook indien zou worden uitgegaan van de juistheid van de stelling van Intiraimi dat [verzoeker] op eigen initiatief (en niet in overleg met Svb) is gaan werken, leidt dat niet tot een ander oordeel. Door Intiraimi zijn geen concrete feiten en/of omstandigheden aangedragen die tot het oordeel kunnen leiden dat zijn ziekmelding op 18 januari 2024 in een andere oorzaak dan het bedrijfsongeval was gelegen. Ook uit de (hiervoor in 2.6 weergegeven) brief van de SVb van 21 februari 2024 blijkt dat niet.
4.6
Het voorgaande brengt mee dat [verzoeker] ook vanaf 18 januari 2024 recht heeft op betaling van 100% van zijn loon. Dit betekent dat Intiraimi over de periode vanaf 18 januari 2024 20% te weinig loon heeft betaald. Uit de stellingen van partijen begrijpt het Gerecht dat voor de tweede quincena over januari 2024 en beide quincena over februari 2024 drie keer Afl. 279,- bruto, zijnde Afl. 837,-, te weinig is betaald. Intiraimi zal dit bedrag eveneens aan [verzoeker] moeten betalen.
4.7 [
Verzoeker] stelt dat hij vanaf 5 maart 2024 geen loon meer heeft ontvangen. Dit is door Intiraimi weersproken. Zij stelt dat zij tot en met 15 maart 2024 heeft betaald. Stukken waaruit de betaling blijken zijn echter niet overgelegd. Intiraimi is dan ook gehouden het vanaf 5 maart 2024 verschuldigde loon (zijnde 100%) aan [verzoeker] te voldoen, in ieder geval tot 25 maart 2024, de dag dat [verzoeker] volgens de brief van 21 februari 2024 van de SVb weer gedeeltelijk arbeidsgeschikt is verklaard.
De periode vanaf 25 maart 2024
4.8
Intiraimi beroept zich op een door haar overgelegde brief van SVb van 21 februari 2024 waarin staat dat [verzoeker] op die dag ter beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid is onderzocht en dat hij vanaf 25 maart 2024 weer voor 50% (4 uren per dag) geschikt is tot het verrichten van zijn werk, vanaf 15 april 2024 weer voor 75% (6 uren per dag) en vanaf 6 mei 2024 zijn werk weer volledig kan hervatten (100% arbeidsgeschikt). [Verzoeker] op zijn beurt beroept zich op een door hem overgelegde brief van de SVb van 8 mei 2024, waarin staat dat hij op 25 maart 2024 is onderzocht en dat [verzoeker] vanaf 1 april 2024 weer voor 50% arbeidsgeschikt is, vanaf 15 april 2024 voor 75% en vanaf 6 mei 2024 weer voor 100%.
4.9
Deze laatste brief van SVb brengt mee dat [verzoeker] op de dag dat hij weer met zijn werk had moeten beginnen, ter beoordeling van zijn arbeidsgeschiktheid is onderzocht en dat toen is vastgesteld dat hij tot 1 april 2024 volledig arbeidsongeschikt zou zijn. Weliswaar is deze brief van latere datum (8 mei 2024), maar indien en voor zover Intiraimi op 25 maart 2024 niet van de voortdurende volledige arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] op de hoogte was, is dat een omstandigheid die voor haar rekening en risico komt. Dat Intiraimi voorafgaand aan 25 maart 2024 in voldoende mate contact met [verzoeker] heeft gehad over het gedeeltelijk hervatten van zijn werkzaamheden op die dag is gesteld noch gebleken. Dit had als goed werkgever wel op haar weg gelegen en indien zij dit had gedaan, had zij er rekening mee kunnen houden dat [verzoeker] die dag zou worden onderzocht en dat dit mogelijk met zich zou brengen dat hij alsnog volledig arbeidsongeschikt zou zijn. Ook is niet (voldoende) aannemelijk geworden dat Intiraimi, toen bleek dat [verzoeker] zich op 25 maart 2024 niet op het werk had gemeld, contact met hem heeft gezocht. Intiraimi heeft weliswaar betwist dat [verzoeker] op 25 maart 2024 door de Arbo arts van de SVb is onderzocht, maar gelet op de overgelegde brief van de SVB (waarin dat met zoveel woorden staat) gaat het Gerecht aan deze blote betwisting voorbij. Feiten en/of omstandigheden die meebrengen dat niet van de juistheid van die brief kan worden uitgegaan, zijn gesteld noch gebleken.
4.1
Nu [verzoeker] op 25 maart 2024 nog steeds volledig arbeidsongeschikt was, heeft hij ook vanaf die datum recht op doorbetaling van 100% van zijn loon.
De periode vanaf 1 april 2024
4.11
Naar aanleiding van het onderzoek op 25 maart 2024 is bepaald dat [verzoeker] vanaf 1 april 2024 weer voor 50% geschikt was voor het verrichten van zijn werkzaamheden. Gelet op zijn stellingen, was [verzoeker] hiermee bekend. Vast staat echter dat [verzoeker] op 1 april 2024 niet op het werk is verschenen. Volgens [verzoeker] is hij niet komen werken, omdat hij zich op zijn opschortingsrecht heeft beroepen nu zijn loon niet werd betaald. Omdat vanaf half januari 2024 niet het juiste loon en sinds begin maart 2024 in het geheel geen loon meer was betaald, [verzoeker] bij brief van 26 maart 2024 om loondoorbetaling heeft verzocht waaraan geen gehoor is gegeven, Intiraimi zich niet tot [verzoeker] heeft gewend voor overleg over het hervatten van de werkzaamheden per 1 april 2024, dan wel 15 april 2024 (toen [verzoeker] weer 75% kon werken) en evenmin het vanwege de (ook volgens Intiraimi) gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wel verschuldigde loon (50%) heeft voldaan, is die opschorting gerechtvaardigd. [Verzoeker] kreeg immers al gedurende enige tijd noch voor zijn arbeidsongeschiktheid en (later) noch voor de uren die hij wel zou moeten werken, betaald. Intiraimi heeft weliswaar betwist de brief van 26 maart 2024 te hebben ontvangen, maar [verzoeker] heeft voldoende onderbouwd gesteld dat de brief op het adres van Intiraimi is bezorgd.
4.12
Het voorgaande brengt mee dat Intiraimi 100% van het loon over de periode vanaf 1 april 2024 dient te voldoen. De omstandigheid dat [verzoeker] geen werkzaamheden heeft verricht is onder voormelde omstandigheden een aan de werkgever toe te rekenen omstandigheid en doet daarom aan die betalingsverplichting niet af.
De periode vanaf 6 mei 2024
4.13
De concrete omstandigheden van het geval kunnen met zich brengen dat de uitoefening van het opschortingsrecht in strijd komt met de eisen van redelijkheid en billijkheid. Daarvan is naar het oordeel van het Gerecht vanaf 6 mei 2024 sprake. Dat [verzoeker] (bij betaling van zijn loon) vanaf dat moment bereid was om te werken, kan echter niet worden gezegd. Zoals [verzoeker] ter zitting heeft verklaard is hij van mening nog steeds volledig arbeidsongeschikt te zijn en is hij daarom vanaf 6 mei 2024 niet gaan werken. Dit terwijl [verzoeker] per die datum volledig arbeidsgeschikt is verklaard en hij niets heeft gesteld voor het oordeel dat dat ten onrechte is.
4.14
Nu de opschorting van zijn verplichting om zijn werkzaamheden te verrichten vanaf 6 mei 2024 niet langer is gerechtvaardigd, bestaat vanaf dat moment geen loondoorbetalingsverplichting meer.
Ontslag op staande voet
4.15
Bij brief van 14 mei 2024 heeft Intiraimi [verzoeker] op staande voet ontslagen, omdat hij sinds 25 maart 2025 geen werkzaamheden meer heeft verricht. Bij brief van 13 maart 2025 heeft [verzoeker] de nietigheid van het ontslag ingeroepen. Dit is te laat. [Verzoeker] heeft weliswaar gesteld dat hij eerst in het kader van deze procedure van het ontslag op de hoogte is geraakt, maar dit verweer wordt gepasseerd. Als onvoldoende weersproken staat vast dat de ontslagbrief door de bezorgdienst Fast Delivery Services op het huisadres van [verzoeker] is bezorgd. Concrete feiten en/of omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat [verzoeker] desondanks van de brief geen kennis heeft genomen, zijn gesteld noch gebleken. De enkele, niet concreet onderbouwde stelling dat de woning van [verzoeker]niet bereikbaar is, is daarvoor, zeker nu [verzoeker] in de woning woont, onvoldoende.
4.16
Nu de nietigheid van het ontslag niet tijdig is ingeroepen, is de arbeidsovereenkomst per 14 mei 2024 tot een einde gekomen.
Betaling achterstallig loon
4.17
Al het voorgaande brengt mee dat Intiraimi over de periode van november 2023 tot en met februari 2024 een bedrag van in totaal Afl. 1.197,90 bruto aan achterstallig loon aan [verzoeker]is verschuldigd en is gehouden om over de periode vanaf 5 maart 2024 tot 6 mei 2024 het volledig loon (100%) aan [verzoeker] te betalen. Omdat (vanwege onduidelijkheid dienaangaande in de stellingen van [verzoeker], zoals in overweging 9 van zijn inleidend verzoek) onvoldoende duidelijk is geworden hoeveel dit precies is, zal het gevorderde worden toegewezen zoals hierna te vermelden.
4.18
De gevorderde wettelijke verhoging en wettelijke rente over het achterstallig loon zijn door Intiraimi niet bestreden. Die vorderingen zullen daarom worden toegewezen, met dien verstande dat het Gerecht de wettelijke verhoging ambts- en billijkheidshalve gematigd vast stelt op telkens maximaal 15%.
Beslag
4.19
Intiraimi heeft verzocht het door [verzoeker] ten laste van haar gelegde conservatoire derdenbeslag op te heffen. Nu het verzoek van [verzoeker] in elk geval ten dele wordt toegewezen, bestaat voor opheffing van dit beslag geen grond. Intiraimi heeft niets aangevoerd dat tot een ander oordeel leidt.
Proceskosten
4.2
Nu beide partijen op onderdelen in het gelijk zijn gesteld, ziet het Gerecht aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
5.1
verleent [verzoeker] verlof tot kosteloos procederen;
5.2
veroordeelt Intiraimi om ter zake van achterstallig loon over de periode november 2023 tot en met februari 2024 aan [verzoeker] in totaal Afl. 1.197,90 bruto te betalen, te vermeerderen met (1) de gematigd vastgestelde wettelijke verhoging van 15% en (2) met wettelijke rente telkens gerekend vanaf de dag der opeisbaarheid van dat loon tot aan de dag van de volledige betaling;
5.3
veroordeelt Intiraimi om aan [verzoeker] te betalen het volledige overeengekomen loon (100%) over de periode 1 maart 2024 tot 6 april 2024, te vermeerderen met (1) de gematigd vastgestelde wettelijke verhoging van telkens 15% en (2) met wettelijke rente telkens gerekend vanaf de dag der opeisbaarheid van dat loon tot aan de dag van de volledige betaling;
5.4
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
compenseert de proceskosten tussen partijen, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter in dit Gerecht, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 3 juni 2025 in aanwezigheid van de griffier.