ECLI:NL:OGEAA:2025:177

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
AUA202401527
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • M.R. de Cuba
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het bezwaar van een ambtenaar tegen de hoogte van de toegekende gratificatie in het kader van de coronacrisis

Op 2 juni 2025 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak waarin een ambtenaar, klaagster, bezwaar heeft aangetekend tegen de beslissing van de Gouverneur van Aruba om haar een gratificatie van Afl. 750,- toe te kennen voor haar loffelijke dienstverlening tijdens de coronacrisis. Klaagster, werkzaam bij de Directie Volksgezondheid, was van mening dat zij recht had op een hogere gratificatie van Afl. 1.000,-, gelijk aan die van andere medewerkers onder haar verantwoordelijkheid. Het gerecht heeft vastgesteld dat klaagster haar bezwaarschrift tijdig heeft ingediend en dat zij in aanmerking komt voor een gratificatie wegens loffelijke dienstverrichting. De rechter heeft echter geoordeeld dat de Gouverneur, op basis van het beleid inzake pandemiegratificatie, gerechtigd was om aan klaagster een gratificatie van Afl. 750,- toe te kennen. Het gerecht heeft het bezwaar ongegrond verklaard, waarbij het heeft benadrukt dat de bevoegdheid van de Gouverneur om gratificaties toe te kennen discretionair is en dat de onderverdeling van gratificaties op basis van de duur van de inzet tijdens de pandemie niet onredelijk is. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, M.R. de Cuba, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen 30 dagen hoger beroep in te stellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken.

Uitspraak

Uitspraak van 2 juni 2025
Gaza nr. AUA202401527

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar als bedoeld in de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
procederend in persoon,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

INLEIDING

1.1
In deze uitspraak beoordeelt het gerecht het bezwaar van klaagster gericht tegen de beslissing van verweerder om aan klaagster een gratificatie toe te kennen van Afl. 750,-, als beloning voor haar loffelijke dienstverlening tijdens de coronacrisis.
1.2
Deze beslissing is gegeven bij Landsbesluit van 12 april 2024 no. 8 (hierna: het bestreden landsbesluit).
1.3
Het gerecht heeft het bezwaar behandeld ter zitting van 2 december 2024, alwaar klaagster in persoon is verschenen, en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is hierna nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klaagster heeft onweersproken gesteld, dat zij het bestreden landsbesluit op 30 april 2024 heeft ontvangen. Gelet op voornoemde bepaling heeft zij haar bezwaarschrift tijdig ingediend, zodat ze in haar bezwaar kan worden ontvangen.
De totstandkoming van het bestreden landsbesluit
2.1
Ingevolge de circulaire van 24 mei 2021, waarin het overheidsbeleid inzake pandemiegratificatie is neergelegd, wordt voor het jaar 2020 eenmalig een pandemiegratificatie beschikbaar gesteld voor drie gradaties van loffelijke dienstverlening tijdens de coronacrisis. Te weten:
  • De overheidswerknemers die boven gemiddeld hebben bijgedragen tijdens de onverwachtse crisisperiode in 2020, bijvoorbeeld overheidspersoneel dat zorg diende te dragen voor de ordehandhaving gedurende de hele dag met een andere focus dan gebruikelijk tijdens hun werkzaamheden (strenger optreden) en overheidswerknemers die onder zeer stressvolle omstandigheden randvoorwaarden, protocollen en/of beleidslijnen hebben ontwikkeld. Overwerk is wel van toepassing en is of wordt uitbetaald.
  • De overheidswerknemers die zich bijzonder hebben ingezet in 2020, maar zonder risico en/of direct contact met besmette personen c.q. die in quarantaine. Het betreft o.a. onder zeer stressvolle omstandigheden ontwikkelen van randvoorwaarden, protocollen en/of beleidslijnen. Hierbij hoort ook het inzetten van processen dan wel begeleiden van personen en projecten ter ondersteuning tijdens de crisisperiode. Overwerk is niet van toepassing/niet uitbetaald.
  • De overheidswerknemers die het meest mogelijke (“above-and-beyond”) hebben gedaan gedurende de crisis in 2020 en die direct in contact zijn geweest met besmette personen voor bijv. het testen en/of begeleiden en/of controleren van mogelijk besmette personen. Ook coördinatoren die gedurende hebben bijgedragen aan processen op nationaal niveau komen hiervoor in aanmerking. Overwerk is niet van toepassing/niet uitbetaald.
2.2
De ministerraad heeft in de vergadering van 19 mei 2020 tevens ingestemd met een het toekennen van gratificaties op 3 niveaus, te weten:
a. loffelijke dienstverrichting……………..Afl. 500,-
b. zeer loffelijke dienstverrichting………..Afl. 750,-
c. bijzonder loffelijke dienstverrichting…..Afl. 1.000,-
2.3
Klaagster is als ambtenaar werkzaam bij de Directie Volksgezondheid in de functie van leidinggevende van de afdeling Warenkeuring en Hygiëne.
2.4
De Directie Volksgezondheid heeft op 11 mei 2022 voorgesteld om aan het aldaar werkzame personeel een pandemiegratificatie toe te kennen, afhankelijk van de verrichte (extra) werkzaamheden en het aantal maanden dat de medewerker zich heeft ingezet. Ten aanzien van klaagster is voorgesteld om haar een gratificatie van Afl. 750,- toe te kennen, omdat zij zich voor 11 maanden - van april 2020 tot en met oktober 2020 en december 2020 tot en met maart 2021 – heeft beziggehouden met het coördineren van Taskforce bedrijven niet-essentiële bedrijven en Aruba Health and Happiness Code.
2.5
Verweerder heeft bij het bestreden landsbesluit aan klaagster een gratificatie toegekend van Afl. 750,- wegens bijzondere toewijding, en daarbij overwogen dat klaagster tijdens de onverwachte crisisperiode in 2020 zich langer dan drie maanden heeft ingezet met andere werkzaamheden, door zorg te dragen aan de ordehandhaving in stressvolle omstandigheden, randvoorwaarden, protocollen en/of beleidslijnen.
Wat vindt klaagster?
3. Klaagster is het niet eens met het bedrag dat zij aan gratificatie heeft ontvangen en heeft zich op het standpunt gesteld -samengevat en zakelijk weergegeven- dat zij een gratificatie van Afl. 1.000,- had moeten ontvangen gelijk aan de gratificatie die aan andere personeelsleden die onder haar verantwoordelijkheid vielen is toegekend, omdat er geen rechtvaardiging bestaat voor deze ongelijke behandeling.
Het geschil
4. In geschil is de vraag of verweerder klaagster in plaats van Afl. 750,- een bedrag van Afl. 1.000,- aan gratificatie had moeten toekennen. Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
Het wettelijk kader
5.1
Ingevolge artikel 75, eerste lid, aanhef en onder sub b van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) kan de ambtenaar wegens buitengewone toewijding of bijzonder loffelijke dienstverrichting door het bevoegde gezag worden beloond met een gratificatie. Ingevolge het derde lid zal de gratificatie in een kalenderjaar niet meer mogen bedragen dan een som, gelijk aan het per maand genoten inkomen.
5.2
Het bestendige beleid van de overheid met betrekking tot de toekenning van gratificaties is neergelegd in de circulaires van 29 september 2006 (gratificatie alleen mogelijk indien sprake is van een zeer bijzondere prestatie zijdens de ambtenaar) en 24 mei 2021 (pandemie gratificatiebeleid)
De beoordeling
6.1
Het gerecht stelt voorop dat een ambtenaar geen recht heeft op een gratificatie. De bevoegdheid van verweerder om aan een ambtenaar een gratificatie te verlenen is van discretionaire aard. Nu er in de Lma uitsluitend een maximum aan de gratificatie is gesteld, heeft verweerder een ruime discretionaire bevoegdheid bij het bepalen van de hoogte van de gratificatie.
6.2
Uit het overgelegde overzicht van het personeel Dienst Warenkeuring en Hygiëne (productie 5 van verweerder) volgt dat degenen die zich vanaf drie/vier maanden tot en met zeven maanden hebben ingezet een gratificatie hebben ontvangen van Afl. 500,-, degenen die zich tussen acht maanden en elf maanden hebben ingezet een gratificatie hebben ontvangen van Afl. 750,- en degenen die zich 12 maanden of langer hebben ingezet een gratificatie hebben ontvangen van Afl. 1.000,-.
6.3
Het gerecht acht deze onderverdeling niet onredelijk.
7.1
Tussen partijen is niet in geschil dat klaagster in aanmerking komt voor een gratificatie wegens loffelijke dienstverrichting. In geschil is uitsluitend de vraag of verweerder een gratificatiebedrag van lager dan Afl. 1.000,- had mogen toekennen. Nu tussen partijen evenmin in geschil is, en dat volgt ook uit het overgelegde overzicht (productie 5 van verweerder), dat klaagster gedurende de pandemie tussen acht en elf maanden bijzonder heeft gepresteerd, is het gerecht van oordeel dat verweerder heeft mogen beslissen om aan haar, conform het beleid ten aanzien van pandemiegratificatie, een gratificatie toe te kennen van Afl. 750,-.
7.2
Gelet op het bovenstaande zal het bezwaar ongegrond worden verklaard.

UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht rechter in ambtenarenzaken, bijgestaan door M.R. de Cuba, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 juni 2025, in tegenwoordigheid van de griffier.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (RvBAz).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen 30 dagen:
  • als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen 30 dagen na de dag van de uitspraak;
  • in de andere gevallen: binnen 30 dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.