ECLI:NL:OGEAA:2025:172

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
AUA202403538
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiel recht, vordering tot schadevergoeding en buitengerechtelijke kosten

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, wonende in Aruba, een vordering ingesteld tegen verweerder, eveneens wonende in Aruba. De zaak betreft een geschil over een schadevergoeding die eiser meent te vorderen van verweerder. Eiser stelt dat verweerder Afl. 1.800,- aan hem moet terugbetalen, omdat achteraf is gebleken dat er meer schade is toegebracht aan het dak van zijn woning door verweerder, die eerder had beloofd Afl. 500,- terug te betalen voor niet goed uitgevoerde werkzaamheden.

Tijdens de zitting op 23 april 2025 is eiser in persoon verschenen, terwijl verweerder niet is verschenen. Eiser heeft zijn vordering toegelicht en vragen van het Gerecht beantwoord. Het Gerecht heeft in zijn vonnis geoordeeld dat er onvoldoende grondslag is voor de vordering van Afl. 1.800,-, maar heeft wel geoordeeld dat de vordering van Afl. 500,- toewijsbaar is, aangezien verweerder tot op heden geen betaling heeft gedaan. De wettelijke rente over dit bedrag is toegewezen vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis aan verweerder.

Daarnaast heeft het Gerecht de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. Verweerder is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 50,- aan griffiegeld. Het vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van het meer of anders door eiser verzochte.

Uitspraak

Vonnis van 23 april 2025
Behorend bij AUA202403538 BB
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],
wonende in Aruba, te [adres 1],
eiser,
hierna ook te noemen: [eiser],
procederende in persoon,
tegen:
[Verweerder],
wonende in Aruba, te [adres 2],
verweerder,
hierna ook te noemen: [verweerder],
procederende in persoon.
1.
DE VERDERE PROCEDURE
1.1 Het verloop van de procedure tot 29 januari 2025 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de comparitie van partijen, gehouden op 13 maart 2025.
1.2 [Eiser] is in persoon ter zitting verschenen. Hoewel behoorlijk opgeroepen is [verweerder] niet verschenen. De ter zitting verschenen [eiser] heeft het woord gevoerd en heeft ook vragen van het Gerecht beantwoord.
1.3 Vonnis is bepaald op heden.

2.HET GESCHIL

2.1 [
[Eiser] vordert dat het Gerecht - zo het begrijpt - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [verweerder] veroordeelt:
a. om aan [eiser] te betalen Afl. 1.800,-, te vermeerderen met wettelijke rente en voorts te vermeerderen met een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
b. in de kosten van deze procedure.
2.2 [
Verweerder] voert verweer.

3.DE VERDERE BEOORDELING

3.1
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen.
3.2
Ingevolge rechtsoverweging 2.7 van het tussenvonnis moest [eiser] ter zitting de vraag beantwoorden waarom hij meent dat [verweerder] aan hem Afl. 1.800,- verschuldigd is terwijl tussen partijen is afgesproken dat [verweerder] Afl. 500,- zou terugbetalen aan [eiser] voor niet of niet goed door [verweerder] uitgevoerde werkzaamheden aan het dak van de woning van [eiser].
3.3 [
Eiser] heeft ter zitting verklaard dat [verweerder] Afl. 1.800,- aan hem moet terugbetalen omdat achteraf is gebleken dat meer schade is toegebracht door [verweerder] aan het dak van de woning van [eiser]. Het Gerecht ziet in het licht van voormelde tussen partijen gemaakte afspraak echter geen grondslag om [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van Afl. 1.800,-.
3.4 [
Eiser] heeft onbetwist gesteld dat [verweerder] tot nog toe geen cent heeft terugbetaald aan hem. Dat betekent dat de vordering van [eiser] ten belope van Afl. 500,-- zal worden toegewezen.
3.5
De gevorderde wettelijke rente zal, als zijnde niet door [verweerder] betwist, worden toegewezen vanaf veertien (14) dagen na betekening van dit vonnis aan [verweerder], nu gesteld noch gebleken is dat [verweerder] die rente vanaf een eerder moment verschuldigd is aan [eiser].
3.6
De door [eiser] gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen als zijnde onvoldoende onderbouwd. Gesteld noch is gebleken dat [eiser] dienaangaande meer werkzaamheden heeft verricht of laten verrichten dan die ter voorbereiding en instructie van deze zaak, waarin artikel 63a Rv voorziet.
3.7 [
Verweerder] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiser] tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,- aan verschotten (griffiegeld).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
4.1
veroordeelt [verweerder] om aan [eiser] te betalen Afl. 500,-, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis aan [verweerder] tot aan de dag van de volledige betaling;
4.2
veroordeelt [verweerder] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiser], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-;
4.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4
wijst af het meer of anders door [eiser] verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 april 2025 in aanwezigheid van de griffier.