ECLI:NL:OGEAA:2025:171

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
AUA202500443
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over consignatieovereenkomsten en schadevergoeding tussen Trecca Car Rental & Adventures N.V. en Garage Cordia Aruba N.V.

In deze zaak, die op 23 april 2025 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, vorderde Trecca Car Rental & Adventures N.V. (hierna: Trecca) in kort geding een veroordeling van Garage Cordia Aruba N.V. (hierna: GCA) tot betaling van een bedrag van Afl. 313.850,18, alsook een voorschot op schadevergoeding van Afl. 50.000,-. De vordering was gebaseerd op twee mondelinge consignatieovereenkomsten die in 2021 waren gesloten, waarbij GCA 23 auto’s van Trecca zou verkopen. GCA had een deel van de verkoopopbrengst aan Trecca afgedragen, maar een bedrag van Afl. 358.850,18 was niet betaald. Trecca stelde dat zij hierdoor aanzienlijke schade had geleden, die zij op Afl. 2.104.590,53 had becijferd. GCA erkende de hoofdsom, maar betwistte de schade en stelde dat haar financiële situatie het niet toeliet om het bedrag in één keer te betalen. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 maart 2025 werd duidelijk dat partijen niet tot een regeling waren gekomen. Het Gerecht oordeelde dat Trecca geen spoedeisend belang had bij haar vordering, omdat zij vier jaar had gewacht zonder concrete actie te ondernemen. De vordering werd afgewezen, en Trecca werd veroordeeld in de proceskosten van GCA, die op Afl. 1.000,- werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 23 april 2025
Behorend bij AUA202500443 KG
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
TRECCA CAR RENTAL & ADVENTURES N.V.,
te Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: Trecca,
gemachtigde: de advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff,
tegen:
de naamloze vennootschap
GARAGE CORDIA ARUBA N.V.,
te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: GCA,
gemachtigden: de advocaten mrs. P.R.C. Brown en R.J. Cera.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingekomen op 17 februari 2025;
- het verweerschrift met producties, ingekomen op 19 maart 2025.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 maart 2025. Op die zitting zijn namens Trecca verschenen de heer [directeur] (directeur), bijgestaan door mr. Dijkhoff en namens GCA de heer [managing director] (managing director), bijgestaan door mrs. Brown en Cera. Partijen hebben mede aan de hand van voorgedragen en overgelegde pleitaantekeningen het woord gevoerd en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen. Partijen hebben ook vragen van het Gerecht beantwoord.
1.3.
Na de mondelinge behandeling is de zaak korte tijd aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen een regeling te treffen. Mr. Dijkhoff heeft bij e-mail van 1 april 2025 bericht dat partijen niet tot een regeling zijn gekomen en heeft het Gerecht verzocht om vonnis te wijzen.
1.4
Vervolgens is de datum van het vonnis bepaald op vandaag
.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Trecca en GCA hebben in 2021 twee mondelinge consignatieovereenkomsten gesloten, op grond waarvan GCA in totaal 23 auto’s, die eigendom waren van Trecca, zou verkopen. Eén partij van 10 auto’s heeft GCA verkocht en de verkoopopbrengst heeft zij aan Trecca afgedragen. De andere partij van 13 auto’s heeft GCA wel verkocht, maar van de verkoopopbrengst heeft zij een bedrag van Afl. 358.850,18 niet aan Trecca betaald.
2.2
Bij brief van 4 december 2023 heeft Trecca GCA in gebreke gesteld vanwege het niet volledig afdragen van de verkoopopbrengst van de 13 auto’s. Trecca heeft in deze brief de schade die zij daardoor lijdt becijferd op $ 2.104.590,53 en zij heeft GCA gesommeerd dit bedrag aan haar te betalen.
2.3
Bij brief van 15 januari 2024 heeft GCA erkend dat zij nog Afl. 358.850,18 aan Trecca moet betalen. De gestelde (vertragings)schade heeft GCA betwist. GCA heeft zich op het standpunt gesteld dat haar financiële situatie het niet toelaat dat zij het gehele bedrag in één keer betaalt, maar heeft voorgesteld het openstaande bedrag te verrekenen met een aantal auto’s. Op dit aanbod is Trecca niet ingegaan.
2.4
Bij brief van 22 februari 2024 heeft Trecca GCA gesommeerd een bedrag van Afl. 903.668,85 te betalen. Dit bedrag bestaat uit het nog openstaande bedrag van Afl. 358.850,18, vermeerderd met 15% buitengerechtelijke incassokosten en een schadevergoeding in verband met gederfde winst van Afl. 490.990,85.
2.5
In reactie daarop heeft GCA bij e-mail van 16 maart 2024 herhaald dat haar financiële toestand penibel is. Zij heeft erop gewezen dat in geval van een faillissement externe schuldeisers voorrang zullen hebben, zodat Trecca in dat geval weinig tot niets ontvangt. Om die reden heeft GCA een betalingsregeling voorgesteld voor de erkende schuld van Afl. 358.850,18.
2.6
Partijen zijn het vervolgens niet eens geworden over de vraag of GCA nog een vergoeding moet betalen voor de gestelde schade van Trecca als gevolg van het feit dat GCA de verkoopopbrengst niet (volledig) heeft afgedragen.
2.7
Op verzoek van Trecca heeft accountant Don Taylor in februari 2024 een berekening gemaakt van de schade van Trecca, doordat zij niet heeft kunnen beschikken over de verkoopopbrengst van de 13 auto’s. Volgens deze berekening bedraagt de schade Afl. 490.990,85.
2.8
Ook J.R.T. Accounting & Administrative Services heeft op verzoek van Trecca in juli 2024 een berekening gemaakt van de schade van Trecca. Volgens deze berekening is de schade van Trecca tot en met juli 2024 Afl. 356.193,-.
2.9
Ten tijde van de mondelinge behandeling was (in verband met aflossingen door GCA) op de hoofdsom nog een bedrag van Afl. 283.850,18 verschuldigd.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Trecca vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair
GCA veroordeelt om uiterlijk twee dagen na betekening van dit vonnis, het resterend geldbedrag van Afl. 313.850,18 over te maken op de bankrekening van Trecca bij de Aruba Bank N.V., op straffe van verbeurte van een dwangsom van Afl. 5.000,- per dag dat GCA in gebreke blijft met de uitvoering aan deze veroordeling, met een maximum van Afl. 200.000,-;
GCA veroordeelt om uiterlijk twee dagen na betekening van dit vonnis, bij wijze van voorschot op de schadevergoeding, een bedrag van Afl. 50.000,- aan Trecca te betalen;
subsidiair
3. GCA veroordeelt om uiterlijk twee dagen na betekening van dit vonnis, het resterend geldbedrag van Afl. 313.850,18 over te maken op de bankrekening van Trecca bij de Aruba Bank N.V., op straffe van verbeurte van een dwangsom van Afl. 5.000,- per dag dat GCA in gebreke blijft met de uitvoering aan deze veroordeling, met een maximum van Afl. 200.000,-;
4. met veroordeling van GCA in de kosten van dit geding.
3.2
GCA heeft verweer gevoerd. Zij heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van Trecca, althans tot afwijzing van de vorderingen van Trecca, met veroordeling van Trecca in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.3
Het Gerecht zal hierna ingaan op de stellingen van partijen, voor zover die van belang zijn voor de beoordeling van de vordering.

4.DE BEOORDELING

De ontvankelijkheid
4.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat Trecca niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar gevorderde. Het ontvankelijkheidsverweer van GCA wordt daarom afgewezen.
Het spoedeisend belang
4.2
Het meest verstrekkend verweer van GCA is dat Trecca geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Dit verweer slaagt, en wel om de volgende reden.
4.3
Of Trecca een spoedeisend belang heeft, moet worden beoordeeld in relatie tot het belang van GCA. Omdat Trecca betaling van een geldsom vordert, is extra terughoudendheid op zijn plaats, in die zin dat de gevraagde voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed geboden moet zijn. Daarbij moet de rechter niet alleen onderzoeken of de vordering van de eisende partij voldoende aannemelijk is, maar moet hij bij de afweging van de belangen van partijen (onder andere) ook het restitutierisico betrekken.
4.4
Trecca heeft over haar spoedeisend belang weinig gesteld. Zij heeft weliswaar gesteld dat van haar niet kan worden gevergd dat zij nog langer op haar geld wacht, maar daar staat tegenover dat GCA er terecht op heeft gewezen dat Trecca (sinds de verkoop van de auto’s in 2021) vier jaar lang geen concrete actie heeft ondernomen. Waarom nu wel ineens sprake is van onverwijlde spoed heeft Trecca niet duidelijk kunnen maken. Dat de financiële situatie van GCA nu slechter is dan in 2021, zodat Trecca achter het net dreigt te vissen als zij pas in een bodemvonnis een veroordelend vonnis krijgt (dat lijkt Trecca althans te impliceren onder randnummer 63 van haar spreekaantekeningen), heeft Trecca niet onderbouwd. Ook verder heeft Trecca niets gesteld waaruit moet blijken dat zij, na vier jaar wachten, nu ineens zodanig dringend behoefte heeft aan de verkoopopbrengst, dat een voorlopige voorziening noodzakelijk is. Dat GCA erkent dat zij de hoofdsom verschuldigd is, maakt dat niet anders. Het kort geding is immers niet bedoeld als “shortcut” om sneller een uitspraak van de rechter te krijgen. De vordering wordt daarom afgewezen.
4.5
Ten overvloede overweegt het Gerecht nog het volgende. Dat GCA het resterende bedrag van de verkoopopbrengst aan Trecca moet betalen, staat tussen partijen niet ter discussie. Het ligt dan ook voor de hand dat partijen het niet op een bodemprocedure laten aankomen maar betalingsafspraken maken.
4.6
Dat ligt anders voor de schadevergoeding, die GCA vordert. Naar het voorlopig oordeel van het Gerecht valt niet te verwachten dat deze in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Artikelen 6:119 en 6:119a van het Burgerlijk Wetboek bepalen dat de schadevergoeding wegens vertraging in de betaling van een geldsom bestaat uit de wettelijke (handels)rente over het achterstallige bedrag gedurende de periode dat de schuldenaar in verzuim is geweest. Dat het geld dat GCA onder zich houdt het eigendom is van Trecca, maakt dit – anders dan Trecca heeft betoogd – niet anders. Ook als (bijvoorbeeld) een ongedaanmakingsverbintenis uitblijft, of iemand onrechtmatig geld onttrekt aan de bankrekening van een ander, is het bedrag aan schadevergoeding gefixeerd op de wettelijke rente. Dit betekent dat Trecca naar het voorlopig oordeel van het Gerecht alleen aanspraak kan maken op de wettelijke (handels)rente over de niet volledig afgedragen verkoopopbrengst gedurende de periode dat GCA daarmee in verzuim was.
4.7
Omdat Trecca in het ongelijk wordt gesteld, moet zij de proceskosten van GCA betalen. Die kosten worden tot op heden begroot op Afl. 1.000,- aan gemachtigdensalaris. De wettelijke rente over de proceskosten zal als onweersproken worden toegewezen.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
5.1
wijst het gevorderde af;
5.2
veroordeelt Trecca tot betaling aan GCA van een bedrag van Afl. 1.000,- aan gemachtigdensalaris, vermeerderd met de nakosten van Afl. 250,--, te vermeerderen met Afl. 150,-- in geval van betekening van dit vonnis aan GCA indien zij na aanschrijving 14 dagen de tijd heeft gehad om vrijwillig aan dit vonnis te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten na vandaag tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
5.3
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Brandt, rechter in dit Gerecht, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 april 2025 in aanwezigheid van de griffier.