ECLI:NL:OGEAA:2025:13

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
AUA202403196
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • M.R. de Cuba
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire ontslag van politieambtenaar die tevens lid van Staten was houdt geen stand

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 29 januari 2025 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, een politieambtenaar die tevens lid van de Staten was, tegen zijn disciplinaire ontslag. Het ontslag was opgelegd door de Gouverneur van Aruba op basis van vermeend plichtsverzuim en ongeschiktheid voor zijn functie. De Staatsregeling van Aruba verbiedt de combinatie van het zijn van een politieke ambtsdrager en een actief dienend ambtenaar, waardoor klager van rechtswege op non-actief was gesteld tijdens zijn ambt als Statenlid. Het gerecht oordeelde dat de handelingen die klager verweten werden, niet konden worden aangemerkt als plichtsverzuim, omdat deze plaatsvonden in de periode dat hij als politieke ambtsdrager op non-actief was gesteld. Het gerecht concludeerde dat de Gouverneur niet bevoegd was om klager te ontslaan voor gedragingen die hij als Statenlid had gepleegd. Daarnaast werd ook de subsidiaire ontslaggrond van ongeschiktheid verworpen, omdat klager gedurende zijn lange ambtelijke carrière niet eerder als ongeschikt was aangemerkt en het strafvonnis tegen hem nog niet in kracht van gewijsde was gegaan. Het gerecht verklaarde het bezwaar gegrond en vernietigde het ontslagbesluit, waarbij de Gouverneur werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan klager.

Uitspraak

Uitspraak van 29 januari 2025
Gaza nr. AUA202403196

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 13 augustus 2024 no. 28 (het bestreden ontslagbesluit) heeft verweerder besloten aan klager de disciplinaire straf van ontslag op te leggen met ingang van de dag van het landsbesluit en bepaald dat de disciplinaire straf onmiddellijk ten uitvoer wordt gelegd, althans klager op grond van artikel 98, lid 1, sub f van de Lma (onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt) eervol te ontslaan met ingang van vijf dagen na dagtekening van het landsbesluit.
Tegen het bestreden ontslagbesluit heeft klager op 11 september 2024 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 18 oktober 2024 een contramemorie met producties ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 4 november 2024. Klagers is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Hierna is uitspraak bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het bestreden ontslagbesluit
1. Aan het disciplinaire ontslag heeft verweerder - samengevat - ten grondslag gelegd dat klager zich, als ambtenaar, lid van de Staten en voorzitter van de Stichting, misbruik heeft gemaakt van zijn positie als volksvertegenwoordiger om zijn eigen financiële positie te dienen in plaats van de belangen van het volk en Land Aruba, dat zijn handelen een belangrijke pijler van de democratie heeft aangetast, namelijk het vertrouwen in Land Aruba, dat zijn handelen in de periode van non-activiteit buiten diensttijd aan hem als ambtenaar aangerekend kan worden als plichtsverzuim, dat dit met name geldt indien het het bekleden van een publieke functie betreft, waarbij de ambtenaar hetgeen in redelijke uitoefening van dat ambt kennelijk te buiten ging, dat zijn handelen een onherroepelijke en diepe vertrouwensbreuk heeft veroorzaakt, zodat niet valt in te zien hoe hij nog als politieambtenaar werkzaam zou kunnen zijn, en dat zijn gedrag als zeer ernstig plichtsverzuim in de zin van artikel 82 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht is aan te merken.
Aan het subsidiair gegeven eervol ongeschiktheidsontslag is ten grondslag gelegd, dat klager met zijn gepleegde gedragingen heeft aangetoond dat bij hem de eigenschappen, mentaliteit en instelling die voor het op correcte en integere wijze vervullen van zijn ambtelijke functie zijn vereist, ontbreken, waardoor hij niet geschikt is voor deze functie. Ter onderbouwing hiervan is overwogen dat klager een politieambtenaar is, die strafrechtelijk is veroordeeld voor het medeplegen van verduistering en opzettelijk gebruik maken van valse geschrifte als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd, zodat hij zijn werkzaamheden bij het KPA niet kan hervatten. Hem ontbreekt het vermogen om zijn handelen in overeenstemming te brengen met de waarden en normen welke inherent zijn gekoppeld aan de uitoefening van de functie bij het Korps Politie Aruba (KPA). Om deze reden wordt afgezien van een verbeterkans.
De standpunten van partijen
2.1
Klager is het niet eens met het hem gegeven disciplinaire ontslag en heeft zich - kort gezegd - op het standpunt gesteld dat verweerder het onderzoek niet zorgvuldig en conform richtlijnen heeft uitgevoerd, dat het hoger beroep tegen zijn veroordeling nog loopt, dat hij kostwinnaar is en door het ontslag zonder inkomen dreigt te komen te zitten. Verweerder is niet uitgegaan van een eigen onderzoek maar van de strafrechtelijke veroordeling. Hierdoor dient verweerder eerst het hoger beroep af te wachten, aldus klager.
2.2
Verweerder heeft bij contramemorie en ter zitting aangevoerd dat hij het oordeel van de strafrechter volgt en het plichtsverzuim op grond van de inhoud van het vonnis bewezen acht. Het is, aldus verweerder, niet gebruikelijk dat verweerder de beslissing in een strafzaak afwacht, alvorens een disciplinaire straf op te leggen. Verweerder was echter wel volledig afhankelijk van het strafrechtelijk onderzoek omdat het plichtsverzuim zich niet binnen een dienst heeft afgespeeld. Verweerder kan onmogelijk wachten tot het vonnis onherroepelijk is geworden omdat dit jaren kan duren en verweerder dan handelt in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Er is sprake van ernstig plichtsverzuim nu van een politicus die publieke gelden uitgeeft mag worden verwacht dat hij ervoor zorg draagt dat de bestedingen traceerbaar en verifieerbaar zijn. Als politieambtenaar dient klager juist misdrijven te bestrijden. Het disciplinair ontslag is terecht opgelegd.
Ten slotte wordt aan de hand van de handelingen van klager aangetoond dat bij hem de eigenschappen, mentaliteit en instelling die vereist zijn voor het op goede wijze vervullen van zijn functie, ontbreken. Dit maakt dat klager ongeschikt is voor het naar behoren uitoefenen van een enige functie binnen de overheid omdat de arbeidsrelatie permanent verstoord is. Aldus verweerder.
Het geschil
3. Beoordeeld dient te worden of verweerder op goede gronden heeft besloten klager (disciplinair) te ontslaan. Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
De feiten
4.1
Klager is op 1 maart 1995 aangesteld als ambtenaar in tijdelijke dienst en tewerkgesteld bij het Korps Politie Aruba als agent. Hij is met ingang van 1 november 2013 ontheven uit de politierang en benoemd in de (administratieve) rang van hoofdcommies (schaal 10).
4.2
Gedurende de periode van 17 november 2017 tot en met 7 juli 2021 heeft klager onafgebroken het politieke ambt van lid van de Staten vervuld.
4.3
Klager is met ingang van 8 juli 2021 afgetreden als lid van de Staten. Hem is een overbruggingsuitkering toegekend met ingang van 1 augustus 2021 tot en met 31 juli 2022.
4.4
Bij ambtsbericht van 8 juli 2021 heeft de procureur-generaal de minister van Justitie te kennen gegeven dat tegen klager een strafrechtelijk onderzoek loopt dat ziet op -samengevat- verduistering en valsheid in geschrifte, die klager zou hebben gepleegd in de periode dat hij lid der Staten was.
4.5
Klager heeft zich rond 9 juli 2021 bij het KPA gemeld om zijn werkzaamheden aldaar te hervatten.
4.6
Bij brief van 9 juli 2021 heeft de Korpschef klager de toegang tot het KPA ontzegd voor de duur van zes weken omdat tegen hem een strafrechtelijk en daaropvolgend een disciplinair onderzoek/procedure is ingesteld. Bij brief van 12 augustus 2021 is de toegangsontzegging met ingang van 20 augustus 2021 met zes weken verlengd.
4.7
Bij Landsbesluit van 14 september 2021 heeft verweerder besloten om klager op grond van artikel 87, sub c van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) met ingang van 15 september 2021 in zijn ambt te schorsen totdat omtrent de disciplinaire strafoplegging is beslist.
4.8
Bij Landsbesluit van 3 oktober 2022 heeft verweerder besloten om klager op grond van artikel 87, sub a van de Lma, met ingang van 4 oktober 2022 te schorsen totdat omtrent de disciplinaire strafoplegging is beslist, onder (gedeeltelijke) inhouding van het inkomen.
4.9
Bij vonnis van 24 maart 2023 heeft het gerecht klager veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk en een geldboete van Afl. 35.000,-, wegens het medeplegen van verduistering door de beheerder van een stichting, en het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd. Tegen dit vonnis is klager in hoger beroep gegaan. De strafzaak is nog niet in hoger beroep behandeld.
4.1
Bij brief van 1 februari 2024 heeft verweerder klager ter verantwoording geroepen. In die brief staat -voor zover hier van belang- het volgende:
“ (…) U wordt verweten dat:
- u misbruik heeft gemaakt van uw positie als volksvertegenwoordiger en tevens ambtenaar om uw eigen financiële voordeel te dienen;
- u samen met [een derde] in de periode van 31 december 2018 tot en met 24 maart 2021 geldbedragen tot een totaalbedrag van Afl. 195.404,- dat toebehoorde aan de Stichting [Stichting] (hierna de Stichting) van de politieke vereniging [vereniging] wederrechtelijk heeft verduisterd en/of gestolen, welke geldbedragen u telkens als bestuurder van de stichting onder u had en u telkens privebetalingen en – geldopnamen had gedaan met geld van de Stichting (…)
- u in de periode van 31 oktober 2019 tot en met 16 april 2021 meermalen gebruik heeft gemaakt van valse documenten als ware deze echt en onvervalst (…);
- u, door het laten opnemen van valse documenten in de stichting, schade heeft toegebracht aan het vertrouwen dat de maatschappelijk verkeer in een dergelijke administratie en – personen moet kunnen worden gesteld en tevens het publieke belang hiermee heeft geschaad.
Middels vonnis van 24 maart 2023 van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba het gerecht overweegt dat (…).
Naar aanleiding van het bovenstaande is een disciplinair onderzoek opgestart om te bepalen of u zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim in de zin van artikel 82 Landsverordening materieel ambtenarenrecht.
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 84 Landsverordening materieel ambtenarenrecht wordt u hierbij in de gelegenheid gesteld om u omtrent het u verweten gedrag te verantwoorden. (…)”.
4.11
Klager heeft zich bij brief van 14 februari 2024 verantwoord. In zijn verantwoording schrijft klager -voor zover hier van belang- het volgende:
“ (…)
2. Het verweten plichtsverzuim heeft voornamelijk te maken met de verdenkingen die tegen [klager] zijn gerezen in de strafzaak. [klager] is inderdaad van een gedeelte van (…) het ten laste gelegde veroordeeld. [klager] heeft Hoger Beroep aangetekend tegen het vonnis van 24 maart 2023 en wacht op behandeling van dit beroep.
3. [Klager] is van mening dat zijn beroep gerede kans van slagen heeft en is dan ook van mening dat de beslissing in hoger beroep dient te worden afgewacht alvorens er een beslissing wordt genomen op het hem verweten plichtsverzuim.
4. De verweten gedragingen vonden niet plaats toen [klager] in functie was bij de KPA. De vermeende gedragingen vonden plaats toen hij Statenlid was en van zijn werkzaamheden was vrijgesteld.
(…)
[Klager] verzoekt u dan ook om te bepalen dat er geen sprake is geweest van plichtsverzuim dan wel eerst een beslissing in hoger beroep af te wachten. (…)”.
4.12
Bij het bestreden ontslagbesluit heeft verweerder besloten om klager met onmiddellijke ingang te ontslaan.
5. Het wettelijk kader
5.1
Ingevolge artikel III.7, eerste lid, aanhef en onder g, van de Staatsregeling van Aruba kunnen de leden van de Staten niet tegelijk actief dienend ambtenaar zijn.
5.2
Ingevolge artikel 1 van de Landsverordening voorzieningen politieke ambtsdragers (Lvpa) wordt - voor zover hier van belang - onder een politieke ambtsdrager verstaan degene die een van de navolgende ambten bekleedt:
a. (…)
b. lid der Staten;
c. (…)
5.3
Artikel 2 bepaalt dat een politieke ambtsdrager geen arbeidsovereenkomst met het Land heeft.
5.4
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Lvpa is - voor zover hier van belang - de ambtenaar die benoemd is als politieke ambtsdrager, ingaande de dag van zijn benoeming, van rechtswege als zodanig op non-actief gesteld tijdens vervulling van dat ambt. Het tweede lid bepaalt dat de overeenkomstig het eerste lid op non-activiteit gestelde ambtenaar gedurende de periode van non-activiteit ontheven is van de vervulling van zijn ambt; gedurende die periode geniet hij niet de reguliere ambtelijke bezoldiging, noch de eventuele aan zijn ambtelijke functie verbonden toelagen.
5.5
In de Memorie van Toelichting op voornoemde artikelen staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“ Artikel 2
[Artikel] III.7, eerste lid, van de Staatsregeling van Aruba verbiedt de combinatie van het bekleden van het ambt van lid der Staten en van het zijn van "actief dienend ambtenaar".
(…)
Voor een lid der Staten levert de bedoelde combinatie zeer zeker een "conflict of interest", niet alleen in verband met de in artikel III.16, derde lid, van de Staatsregeling aan hem opgelegde plicht om "zonder last" te stemmen, maar ook omdat hij in de Staten geconfronteerd kan (en waarschijnlijk zal) worden met beleid dat, of wetgeving die hij zelf als ambtenaar heeft voorbereid, en waarbij hij, indien hij ambtenaar zou kunnen blijven, nog steeds betrokken kan zijn.
(…)
Artikel 3
(…) Het tweede lid heeft ten doel duidelijk tot uitdrukking te brengen dat "non-activiteit" geen vorm van vrijstelling van dienst is, als bedoeld in hoofdstuk V van de Landsverordening vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren (AB 1998 no. GT 22), doch een geheel eigen regeling. De tekst stelt derhalve buiten kijf dat de ambtenaar die een politieke gezagsdrager wordt, geen inkomsten uit zijn voormalige actieve ambtenaarschap kan erlangen, omdat de Staatsregeling van Aruba verbiedt dat hij de uit zijn ambtelijke functie voortvloeiende werkzaamheden daadwerkelijk uitvoert. Ook de toelagen die hij als ambtenaar mocht hebben genoten (waaronder de kindertoelage), zullen hem als politieke ambtsdrager derhalve worden onthouden. Zijn ambtenaarschap is hierdoor volledig "slapend" gemaakt.
(…) Het derde lid legt voorts expliciet vast dat de periode als politieke gezagsdrager ook niet meetelt in het kader van het later verkrijgen van een voordeel dat hij gedurende die periode aan zijn ambtenaarschap had kunnen ontlenen, indien hij niet benoemd zou zijn tot politieke ambtsdrager. (…)”.
5.6
Ingevolge artikel 2, eerste lid van de Landsverordening voorzieningen gewezen politieke ambtsdragers en hun nabestaanden (Lvgpan), wordt -voor zover hier van belang- degene die vóór het bekleden van een politiek ambt ambtenaar was en op grond van artikel 3, eerste lid, van de Landsverordening voorzieningen politieke ambtsdragers op non-activiteit werd gesteld, op de dag na die van zijn aftreden als politieke ambtsdrager van rechtswege in activiteit hersteld.
Het tweede lid bepaalt dat de gewezen politiek ambtsdrager na toepassing van het eerste lid, aansluitend op zijn reactivering, recht heeft op een buitengewone vrijstelling van dienst, zonder behoud van bezoldiging, van dertig kalenderdagen. Op de eventuele op het tijdstip van non-activiteitstelling nog aanwezige dagen van vrijstelling van dienst bestaat alsdan geen aanspraak meer.
5.7
Ingevolge artikel 4 van de Lvgpan heeft een gewezen politieke ambtsdrager, teneinde een abrupte en onverantwoord grote terugval in zijn inkomen te voorkomen, gedurende een jaar na zijn aftreden aanspraak op een overbruggingsuitkering.
5.8
Ingevolge artikel 5, eerste lid van de Lvgpan, bedraagt de overbruggingsuitkering van een politieke ambtsdrager tachtig procent van de maandelijkse bezoldiging die hij als politieke ambtsdrager laatstelijk genoot, en wordt deze maandelijks uitgekeerd. Het tweede lid bepaalt dat op de overbruggingsuitkering in mindering worden gebracht de inkomsten die de betrokkene uit arbeid verkrijgt.
5.9
Ingevolge artikel 47, eerste lid van de Lma, is de ambtenaar gehouden de plichten uit zijn ambt voortvloeiende nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
5.1
Ingevolge artikel 82, eerste lid van de Lma, kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft. Het tweede lid bepaalt, dat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen, omvat.
5.11
Ingevolge artikel 83, eerste lid en onder sub i van de Lma is ontslag de zwaarste disciplinaire straf die kan worden toegepast.
5.12
Ingevolge artikel 98, eerste lid van de Lma, kan de ambtenaar, buiten de gevallen, hiervoren of bij andere wettelijke regelingen bepaald, slechts worden ontslagen op grond van (d) onherroepelijk geworden veroordeling tot vrijheidsstraf wegens misdrijf, of (f) onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken. Ingevolge het tweede lid wordt behalve in het geval onder d van het eerste lid bedoeld een ontslag op grond van dit artikel steeds eervol verleend.
De beoordeling
Is sprake van plichtsverzuim?
6. Ter beantwoording ligt ten eerste voor de vraag of klager plichtsverzuim in de zin van artikel 82 van de Lma heeft gepleegd. Het gerecht beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
6.1
Uit de hiervoor aangehaald wettelijke bepalingen vloeit voort dat de Staatsregeling van Aruba de combinatie van het zijn van een politieke ambtsdrager en van het zijn van actief dienend ambtenaar verbiedt. Een ambtenaar die benoemd is als politieke ambtsdrager is ingaande de dag van zijn benoeming en gedurende de vervulling van dat ambt, van rechtswege als ambtenaar op non-actief gesteld. Uit de Memorie van Toelichting volgt dat de ambtenaarschap van de benoemde politieke ambtsdrager volledig slapend is: de op non-activiteit gestelde ambtenaar is gedurende de periode van non-activiteit ontheven van de vervulling van zijn ambt, hij ontvangt geen bezoldiging noch de aan zijn ambtelijke functie verbonden toelagen, hij draagt geen pensioenpremie af en bouwt evenmin pensioenjaren op. Deze non-activiteit is dan ook niet te vergelijken met een ambtenaar die in de non-actievenpool zit of een die buitengewone vrijstelling van dienst geniet. De benoemde politieke ambtsdrager is dat voor 24 uur per dag gedurende de hele periode. Tussen een politieke ambtsdrager en de Gouverneur of een minister bestaat geen hiërarchische verhouding, zodat de politieke ambtsdrager ter zake van zijn handelen gedurende de vervulling van zijn ambt dus geen verantwoording verschuldigd is aan de Gouverneur als bevoegd gezag. Dit betekent dat handelingen en gedragingen gepleegd door een politieke ambtsdrager gedurende de vervulling van het ambt, niet kunnen worden aangemerkt als plichtsverzuim in de zin van artikel 82 van de Lma.
6.2
Nu vast staat dat klager politieke ambtsdrager was vanaf 17 november 2017 tot en met 7 juli 2021, en hij de hem verweten handelingen en gedragingen zou hebben gepleegd in die periode, kunnen deze hem verweten handelingen en gedragingen niet worden aangemerkt als plichtsverzuim.
6.3
Op grond van het bovenstaande is verweerder niet bevoegd om klager disciplinair te ontslaan voor gedragingen die hij zou hebben gepleegd toen hij lid van de Staten was.
6.4
Het bezwaar voor zover gericht tegen het verleende disciplinaire ontslag is dan ook gegrond.
Is sprake van een ongeschiktheid voor het door klager beklede ambt?
7. Nu het disciplinaire strafontslag geen stand houdt, komt het gerecht toe aan de beoordeling van de subsidiaire ontslaggrond. Aan de orde is de vraag of klager op goede grond is ontslagen vanwege ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt. Ook deze vraag beantwoordt het gerecht ontkennend. Het gerecht overweegt daartoe als volgt.
7.1
Volgens vaste rechtspraak dient de ongeschiktheid voor de functie zich te uiten in het ontbreken van eigenschappen, mentaliteit en/of instelling die voor het op goede wijze vervullen van de functie vereist zijn. Daarvoor is niet steeds vereist dat de functievervulling van de ambtenaar inhoudelijk niet naar behoren is. Ook indien houding en gedrag van de ambtenaar hem ongeschikt maken voor zijn werkzaamheden, kan van functieongeschiktheid worden gesproken. Verder is volgens vaste rechtspraak een ontslag wegens ongeschiktheid voor het vervullen van de functie anders dan wegens ziels- of lichaamsgebreken in het algemeen niet toelaatbaar, als de ambtenaar niet op zijn functioneren of gedrag is aangesproken en in de gelegenheid is gesteld dit te verbeteren. Dit is volgens eveneens vaste rechtspraak anders in als uitzonderlijk aan te merken situaties waarin het bieden van een verbeterkans niet zinvol zou zijn.
7.2
Verweerder heeft in het bestreden ontslagbesluit -zakelijk weergegeven- gesteld dat klager vanwege zijn strafrechtelijke veroordeling ongeschikt is voor het bekleden van de functie van politieambtenaar en dat vanwege de aard van de functie als politieambtenaar in combinatie met de aard en ernst en omvang van de strafbare gedragingen waarvoor klager is veroordeeld, moet worden afgezien van het aan klager bieden van een verbeterkans.
7.3
Het gerecht constateert dat klager ruim achttien (18) jaar als politieambtenaar heeft gewerkt en dat gesteld noch gebleken is dat hij gedurende die periode niet beschikte over de eigenschappen, mentaliteit en/of instelling die voor het op goede wijze vervullen van de functie vereist zijn.
Vast staat verder dat klager al vanaf 1 november 2013 niet meer als politieambtenaar werkzaam is geweest, omdat hij eerst ter beschikking is gesteld aan het bureau van de minister in de functie van beleidsambtenaar en vanaf 17 november 2017 tot 8 juli 2021 onafgebroken het ambt van lid van de Staten heeft vervuld. Van een disfunctioneren van klager als politieambtenaar is dus evenmin gebleken.
Tenslotte kan uit het bestreden ontslagbesluit worden afgeleid, dat verweerder zich bij het aan klager verlenen van het ongeschiktheidsontslag volledig heeft laten leiden door het oordeel van de strafrechter, in het vonnis van 24 maart 2023, dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan twee strafbare feiten. Nu dit strafvonnis nog niet in kracht van gewijsde is gegaan, kan het niet (zonder meer) als grondslag dienen voor een ongeschiktheidsontslag.
7.4
Hieruit volgt dat het ontslag gegeven op de subsidiaire ontslaggrond evenmin in stand kan blijven.
Conclusie
8.1
Het bezwaar is gegrond en het bestreden ontslagbesluit moet worden vernietigd.
8.2
Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt het bestreden landsbesluit van 13 augustus 2024 no. 28 nietig,
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.400,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, bijgestaan door M.R. de Cuba, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 januari 2025, in tegenwoordigheid van de griffier.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.