ECLI:NL:OGEAA:2025:125

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
AUA202404212
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen een Huurcommissie beschikking met regeling tussen partijen

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de huurcommissie. De huurcommissie had de verhuurders toestemming verleend om de huur van een object op te zeggen, met een opzegtermijn van vier maanden. De huurder, vertegenwoordigd door mr. R.L.F. Dijkhoff, heeft hiertegen beroep aangetekend. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 april 2025 is er een regeling tussen partijen tot stand gekomen. Deze regeling houdt in dat de huurovereenkomst zal voortduren tot 1 maart 2026, waarbij de huurder gedurende deze periode een huurprijs van Afl. 650,- per maand zal betalen. De beslissing van de huurcommissie wordt vernietigd en de gemaakte afspraken worden in de beschikking opgenomen. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De rechter, mr. J.T.G. Roovers, heeft de beschikking uitgesproken in het bijzijn van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 29 april 2025
Behorend bij AUA202404212 EJ

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

  • het beroepschrift tegen de beslissing van de huurcommissie van 15 november 2024 (kenmerk HOP/2024/180)
  • het verweerschrift
  • de op 8 april 2025 door mr. Dijkhoff toegezonden producties
- de op 10 april 2025 door mr. Gravenstijn toegezonden producties
- de aantekeningen die de griffier heeft gemaakt van de op 15 april 2025 gehouden mondelinge behandeling met daaraan gehecht de pleitnotities van beide gemachtigden
2.HET BEROEP EN DE BEOORDELING DAARVAN
2.1.
De huurcommissie heeft aan de verhuurders toestemming verleend om de huur van het object gelegen aan de [adres] op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van vier maanden, met bevel aan de huurder om het gehuurde op de laatste dag van de huurovereenkomst te verlaten.
2.2.
Bij de mondelinge behandeling is een regeling tussen partijen tot stand gekomen die behelst dat de huurovereenkomst nog zal voortduren tot 1 maart 2026 en het gehuurde uiterlijk op 28 februari 2026 door de huurder moet zijn verlaten en ontruimd. Verder hebben partijen de afspraak gemaakt dat huurder gedurende de periode van 1 maart 2025 tot 1 maart 2026 Afl. 650,- aan huur zal betalen.
2.3.
Om praktische redenen zal de beslissing van de huurcommissie worden vernietigd en zal de tussen partijen getroffen regeling in de beslissing worden opgenomen en uitgewerkt.
2.4.
Vanwege de getroffen minnelijke regeling dragen partijen elk de eigen kosten van de procedure.
Tekst

3.DE BESLISSING

3.1.
verklaart het beroep tegen de beslissing van de huurcommissie van 15 november 2024 gegrond;
3.2.
veroordeelt huurder om aan verhuurder vanaf 1 maart 2025 AfI. 650,- per maand aan huur te betalen;
3.3.
veroordeelt huurder om uiterlijk op 28 februari 2026 het gehuurde gelegen aan de [adres] met alle daarin van harentwege bevindende zaken en personen, te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van verhuurders te stellen;
3.4.
compenseert de kosten van de procedure aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.T.G. Roovers, rechter-plv., en in het bijzijn van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 29 april 2025.