ECLI:NL:OGEAA:2025:104

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
AUA202400882
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonsubsidie en niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft GOSTOSO N.V. beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Financiën en Cultuur van Aruba, die het bezwaar van GOSTOSO N.V. tegen de vaststelling van loonsubsidie over september 2020 en september 2021 niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens termijnoverschrijding. De bestreden beslissing dateert van 13 februari 2024. GOSTOSO N.V. heeft op 20 maart 2024 beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 3 juli 2024. De rechter heeft de zaak beoordeeld op basis van de ingediende stukken.

De relevante feiten zijn dat de Minister op 28 mei 2021 en 27 januari 2022 de loonsubsidie voor de maanden september 2020 en september 2021 op Afl. 0,00 heeft vastgesteld en bedragen aan voorschot loonsubsidie heeft teruggevorderd. GOSTOSO N.V. heeft op 17 maart 2022 bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is te laat ingediend. De rechter heeft vastgesteld dat de bezwaartermijnen zijn overschreden en dat GOSTOSO N.V. niet heeft aangetoond dat deze overschrijding verschoonbaar is. De argumenten van GOSTOSO N.V. dat zij moest wachten op een definitief standpunt van de Arubaanse en Nederlandse regering over de subsidie en dat de Loonsubsidieregeling pas op 9 december 2021 is gepubliceerd, zijn door de rechter verworpen.

De rechter heeft geconcludeerd dat het bezwaar van GOSTOSO N.V. terecht niet-ontvankelijk is verklaard en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. A.J. Martijn op 2 april 2025, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 2 april 2025
Lar nr. AUA202400882

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

GOSTOSO N.V.,

gevestigd in Aruba,
APPELLANTE,
vertegenwoordigd door haar directrice, mevrouw H.M. Kock,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN FINANCIËN EN CULTUUR,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beslissing op bezwaar van 13 februari 2024 (bestreden beslissing) heeft verweerder het bezwaar van appellante gericht tegen de vaststelling van loonsubsidie over de maanden september 2020 en september 2021 wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
Hiertegen heeft appellante op 20 maart 2024 beroep ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerecht.
Verweerder heeft op 27 mei 2024 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 3 juli 2024. Appellante is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is ander bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De relevante feiten

1.1
Bij beschikking van 28 mei 2021 heeft verweerder de loonsubsidie van appellante voor de maand september 2020 vastgesteld op Afl. 0,00 en bepaald dat het aan appellante teveel uitbetaalde bedrag van Afl. 7.217,27 aan voorschot loonsubsidie wordt teruggevorderd (eerste beschikking).
1.2
Vervolgens heeft verweerder bij beschikking van 27 januari 2022 de loonsubsidie van appellante voor de maand september 2021 vastgesteld op Afl. 0,00 en bepaald dat het aan appellante teveel uitbetaalde bedrag van Afl. 13.777,14 aan voorschot loonsubsidie wordt teruggevorderd (tweede beschikking).
1.3
Op 17 maart 2022 heeft appellante tegen beide beschikkingen (1.1 en 1.2) een bezwaarschrift ingediend.
1.4
Bij de bestreden beslissing heeft verweerder dat bezwaar wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard.
De standpunten van partijen
2.1
Appellante kan zich niet verenigen met de niet-ontvankelijkverklaring. Volgens appellante kon het bezwaar niet eerder worden ingediend, nu de kwestie van terugbetaling van subsidie nog een discussiepunt was tussen de Arubaanse en de Nederlandse regering. Appellante was in afwachting van een definitief standpunt van deze regeringen of de door Aruba van Nederland ontvangen subsidie in verband met de covidpandemie een schenking zou zijn. Hierdoor was appellante in de veronderstelling dat een eventueel door haar teveel ontvangen loonsubsidie niet teruggevorderd zou worden. Bovendien is de Loonsubsidieregeling pas op 9 december 2021 gepubliceerd, zodat ook deze omstandigheid een reden is voor het niet eerder kunnen indien van het bezwaar, aldus nog steeds appellante.
2.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat appellante het bezwaarschrift heeft ingediend nadat de wettelijke termijn van zes weken al was verstreken. De eerste beschikking is op rechtsgeldige wijze op 28 mei 2021 aan appellante bekend gemaakt en de tweede beschikking op 27 januari 2022. Deze beschikkingen zijn op die dagen ook geplaatst in de MiSVb-account van appellante, en appellante had ook via deze account kennis van deze beschikkingen kunnen nemen. Appellante heeft echter pas zesendertig weken na het verstrijken van de bezwaartermijn van de eerste beschikking daartegen bezwaar gemaakt en één week na het verstrijken van de bezwaartermijn van de tweede beschikking. Gelet hierop, en nu appellante niet heeft aangetoond dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, is het bezwaarschrift volgens verweerder terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat deze termijn in op de dag na die waarop de beschikking is gedagtekend.
3.2
Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Lar wordt een bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken.
Ingevolge het derde lid blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege, indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
De beoordeling
4. De eerste beschikking is gedagtekend op 28 mei 2021 en de tweede beschikking op
27 januari 2022. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Lar is de bezwaartermijn van de eerste beschikking ingegaan op 29 mei 2021 en geëindigd op 9 juli 2021. De bezwaartermijn van de tweede beschikking is ingegaan op 28 januari 2022 en geëindigd op 10 maart 2022. Appellante heeft haar bezwaarschrift op 17 maart 2022 ingediend, zodoende na het verstrijken van de bezwaartermijn van zowel de eerste als de tweede beschikking.
5. Gelet op de stellingen van appellante, moet worden beoordeeld of die termijnoverschrijding op grond van artikel 12, derde lid, van de Lar in dit geval verschoonbaar moet worden geacht. Als de termijnoverschrijding aan appellante kan worden toegerekend, dan is deze niet verschoonbaar. Kan de termijnoverschrijding niet aan appellante worden toegerekend, dan moet worden beoordeeld of het bezwaarschrift is ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd.
6.1
Het betoog van appellante dat het bezwaar niet eerder kon worden ingediend omdat zij eerst het definitieve standpunt van de voornoemde regeringen moest afwachten of de subsidie van Nederland aan Aruba een schenking zou zijn, slaagt niet. Uit artikel 11, eerste lid, van de Lar vloeit voort dat appellante binnen zes weken na dagtekening van de eerste beschikking en die van de tweede beschikking een bewaarschrift had kunnen indienen tegen die beschikkingen. Verweerder heeft bovendien deze rechtsmiddelenclausule op voornoemde beschikkingen vermeld. Gesteld noch gebleken is dat verweerder van deze bezwaartermijn om wat voor reden dan ook heeft willen afwijken. Dat appellante desondanks ervoor heeft gekozen om te wachten op een definitief standpunt van voornoemde regeringen, komt voor haar rekening en risico en leidt dus niet tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding.
6.2
Ook het betoog dat de Landsverordening tijdelijke subsidie (AB 2021 no. 199) pas bij Afkondigingsblad van Aruba op 9 december 2021 is gepubliceerd en daarom niet eerder bezwaar kon worden gemaakt tegen de eerste en de tweede beschikking, slaagt niet. Immers reeds bij Ministeriële Beschikking van 13 mei 2020 heeft de toenmalige minister van Financiën, Economische Zaken besloten dat achteraf verrekening zal plaatsvinden, waarbij het teveel aan voorschot uitbetaalde bedrag aan loonsubsidie wordt teruggevorderd van de werkgever [1] .
6.3
Nu ook voor het overige niet is gebleken van feiten of omstandigheden op basis waarvan moet worden aangenomen dat de termijnoverschrijding niet aan appellante is toe te rekenen, luidt de conclusie dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Aldus is het bezwaar van appellante terecht niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
7. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is. Hetgeen appellante voor het overige heeft aangevoerd, behoeft dan ook geen bespreking.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2025 in aanwezigheid van de griffier.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen zes wekenna de dagtekening van deze uitspraak.
Het hoger beroep moet worden ingediend bij het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment worden ingediend.
Voor het instellen van het hoger beroep is griffierecht verschuldigd.

Voetnoten

1.Zie productie 6 bij het verweerschrift voor de Ministeriele Beschikking van 13 mei 2020 van de toenmalige minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur (onder 10).