ECLI:NL:OGEAA:2024:97

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
1 juni 2024
Zaaknummer
AUA202102358
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.E. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing van verzoek om openbaarmaking van documenten met betrekking tot vergunning tot tijdelijk verblijf

In deze zaak heeft de appellant, de Minister van Arbeid, Energie en Integratie, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om openbaarmaking van bezwaarschriften die in december 2018 en januari 2019 zijn ingediend. Dit verzoek was gerelateerd aan de afwijzing van een vergunning tot tijdelijk verblijf in het kader van een werkvergunning. De appellant heeft in 2020 bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beschikking en heeft later beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Het Gerecht heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de beslissing van de minister niet zorgvuldig tot stand was gekomen en heeft de zaak terugverwezen naar het Gerecht voor verdere behandeling.

In de huidige uitspraak heeft het Gerecht overwogen dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het verzoek van de appellant om openbaarmaking is afgewezen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de minister de appellant had kunnen verzoeken om zijn verzoek nader te specificeren, voordat hij het verzoek afwees. De beslissing van de minister is daarom niet begrijpelijk en onvoldoende gemotiveerd. Het Gerecht heeft het beroep van de appellant gegrond verklaard en de bestreden beslissing vernietigd. De minister is verplicht om binnen twee maanden na de uitspraak een reële beslissing te nemen op het bezwaarschrift van de appellant.

De uitspraak is gedaan door mr. N.E. Engelbrecht en is uitgesproken op 10 april 2024. Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 10 april 2024
Lar nr. AUA202102358

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

wonende in Aruba,
APPELLANT,
procederend in persoon,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN ARBEID, ENERGIE EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
voorheen met gemachtigde J. Harewood (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van 15 februari 2023 (AUA2022H00208) van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: het Hof) op het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van dit gerecht van 14 september 2022, heeft het Hof de zaak terugverwezen naar dit gerecht om te worden hervat in de stand waarin de behandeling zich bevond.
Verweerder heeft, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, geen verweerschrift ingediend.
Vervolgens is uitspraak nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. In dit geval gaat het om het volgende.
1.1
Appellant heeft bij brief van 14 januari 2020 verweerder verzocht om
“openbaarmaking van bezwaarschriften die in de maanden december 2018 en januari 2019 zijn ingediend en wel naar aanleiding van de afwijzing van een verzoek om afgifte van een vergunning tot tijdelijk verblijf in het kader van een werkvergunning of een vergunning om werkzaam te zijn als huishoudelijk personeel en wel voor zover de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer niet aan openbaarmaking van de gevraagde documenten in de weg zou staan (…)”.
1.2
Tegen het uitblijven van een beschikking heeft appellant op 6 maart 2020 bezwaar gemaakt.
1.3
Bij beslissing gedagtekend op 24 januari 2021, en verzonden op 24 februari 2021, heeft verweerder het verzoek afgewezen, omdat appellant niet voldoende kenbaar heeft gemaakt, om welke documenten (bezwaarschriften en primaire beschikkingen) hij verzoekt.
1.4
Hiertegen heeft appellant op 6 april 2021 (wederom) bezwaar gemaakt. In zijn aanvullend bezwaarschrift van 4 augustus 2021 staat -voor zover hier van belang- het volgende:
“ (…) In het besluit in primo wordt zelf aangegeven dat het LOB-verzoek betrekking heeft op primaire besluiten en bezwaarschriften. (…)”.
1.5
Tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar heeft appellant op 17 augustus 2021 beroep ingesteld bij dit gerecht.
1.6
Bij uitspraak van 14 september 2022 heeft het gerecht overwogen dat de beslissing van 24 januari 2021 is gegeven op het bezwaar, zodat het daartegen ingediende bezwaarschrift moet worden aangemerkt als beroepschrift. Het gerecht heeft het beroep vervolgens wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard, en Afl. 500,- aan immateriële schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn.
1.7
Bij uitspraak van 16 februari 2023 heeft het Hof vastgesteld, dat de beslissing is genomen en verzonden op 24 februari 2021 en dat het beroep binnen de beroepstermijn is ingediend. De zaak is vervolgens terugverwezen naar het gerecht om te worden hervat in de stand waarin de behandeling zich bevond.
2. Het gerecht overweegt als volgt.
2.1
Het verzoek van appellant om kopieën van documenten, is gebaseerd op de Landsverordening openbaarheid van bestuur (hierna: de Lob). Ingevolge artikel 2, eerste lid van de Lob kan een ieder de minister die het aangaat schriftelijk verzoeken om informatie, neergelegd in documenten.
2.2
Uit zijn verzoek blijkt dat appellant openbaarmaking verzoekt van bezwaarschriften die in de maanden december 2018 en januari 2019 zijn ingediend naar aanleiding van de afwijzing van een verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf met als verblijfsdoel huishoudelijk personeel. Het standpunt van verweerder, dat appellant onvoldoende kenbaar heeft gemaakt om welke informatie hij verzoekt, is gelet hierop zonder meer niet begrijpelijk, temeer nu verweerder appellant had kunnen vragen om zijn verzoek nader te specificeren alvorens het verzoek af te wijzen.
2.3
Naar het oordeel van het gerecht is de bestreden beslissing dan ook niet zorgvuldig tot stand gekomen en onvoldoende gemotiveerd.
3. Dit leidt tot de slotsom dat het beroep gegrond is en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. Verweerder dient binnen twee maanden na deze uitspraak alsnog een reële beslissing op het bezwaarschrift van appellant te nemen.
4. Nu appellant in persoon procedeert, en deze zaak na de terug verwijzing door het Hof niet opnieuw ter zitting is behandeld, heeft appellant geen kosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden fictieve afwijzende beslissing op het bezwaar van appellant;
- bepaalt dat verweerder binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellant.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.E. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 10 april 2024, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hoger beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hoger beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hoger beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.