ECLI:NL:OGEAA:2024:93
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schorsing van uitzettingsbevel en voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 10 april 2024 uitspraak gedaan op een verzoek van de verzoeker, de Minister van Justitie en Sociale Zaken, tot schorsing van een uitzettingsbevel. De verzoeker, geboren in Colombia, was op 15 februari 2023 Aruba binnengekomen met een tijdelijke verblijfsvergunning die inmiddels was verlopen. Na een aanhouding op 11 februari 2024, werd hij op 12 februari 2024 uitgezet met een periode van niet-toelating van 18 maanden. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze uitzetting en een verzoekschrift ingediend op 5 maart 2024, waarin hij aanvoert dat hij een positieve DPL-verklaring heeft ontvangen en een tijdelijke verblijfsaanvraag heeft ingediend. Hij beroept zich op verschillende beleidsinstructies en het gelijkheidsbeginsel, maar het gerecht oordeelt dat deze niet van toepassing zijn op zijn situatie.
Het gerecht overweegt dat de verzoeker sinds 20 februari 2023 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verblijft, waardoor de Minister van Justitie bevoegd was om hem uit te zetten. De verzoeker kan zich niet beroepen op de beleidsinstructies, omdat het uitzettingsbevel na de werkingsduur van deze instructies is afgegeven. Ook zijn argumenten over de bevoegdheid van de minister van Justitie worden verworpen. Het gerecht concludeert dat de bestreden beschikking in de bodemprocedure in stand zal blijven en dat er geen grond is voor schorsing van de beslissing of voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt afgewezen en er wordt geen proceskostenveroordeling uitgesproken.