ECLI:NL:OGEAA:2024:89

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
AUA202401094
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om verklaring omtrent gedrag in verband met verduistering in dienstbetrekking

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 29 mei 2024 uitspraak gedaan op het klaagschrift van klager, die in persoon procedeerde tegen de beschikking van de aangewezen ambtenaar van 4 april 2024. Klager had verzocht om afgifte van een verklaring omtrent zijn gedrag (VOG) om als frontdesk agent te kunnen werken bij Riu Palace Aruba. De aangewezen ambtenaar had dit verzoek afgewezen, omdat klager recentelijk was veroordeeld voor verduistering in dienstbetrekking, met een proeftijd van drie jaar die nog niet was verstreken. Klager erkende zijn strafbaar feit, maar vroeg om een tweede kans om zijn financiële situatie te verbeteren en zijn kinderen te onderhouden. Hij stelde dat hij meer dan twintig jaar ervaring had in customer service en dat hij door rugklachten geen zwaar werk kon verrichten.

De rechter oordeelde dat de afwijzing van de VOG terecht was, gezien de ernst van het gepleegde strafbare feit en het feit dat klager in de functie van frontdesk agent toegang zou hebben tot gevoelige informatie. De rechter benadrukte dat de aangewezen ambtenaar op basis van de wet verplicht was om de VOG te weigeren, gezien de recente veroordeling van klager. De klacht van klager werd ongegrond verklaard, en het gerecht merkte op dat het de werkgever vrijstond om klager zonder VOG tewerk te stellen. De beslissing werd genomen door mr. A.J. Martijn, en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking.

Uitspraak

Beschikking van 29 mei 2024
VOG nr. AUA202401094

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING
op het klaagschrift als bedoeld in artikel 25 van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (hierna: de Lv. VOG) van:

[Klager],

wonend in Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
gericht tegen de beschikking van 4 april 2024 van:

de aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 14 van de Lv. VOG,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.W. Klamer.

DE PROCEDURE

Bij beschikking van 4 april 2024 (bestreden beschikking) heeft verweerder het verzoek van klager om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (hierna ook: vog) afgewezen.
Op 10 april 2024 heeft klager daartegen een klaagschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer op 8 mei 2024. Klager is in persoon verschenen. Verweerder is verschenen bij haar gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

DE BEOORDELING

Wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel vijf, eerste lid, van de Lv. VOG wordt een strafblad uit het strafregister verwijderd na verloop van een termijn van vier jaren.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, beloopt de termijn acht jaren, indien bij de veroordeling gevangenisstraf is opgelegd.
1.2
Ingevolge artikel 15, tweede lid, houdt een verklaring omtrent het gedrag niet anders in dan dat de aangewezen ambtenaar uit het onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene ingesteld, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon.
1.3
Ingevolge artikel 22, eerste lid, geeft de aangewezen ambtenaar een verklaring omtrent het gedrag slechts af wanneer hem uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon. In alle andere gevallen weigert hij de gevraagde verklaring af te geven.
1.4
Ingevolge artikel 23, eerste lid, mag de aangewezen ambtenaar, voor zover thans van belang, bij zijn onderzoek uitsluitend acht slaan op:
a. de uittreksels uit de strafregisters die hem ten aanzien van de betrokkene verstrekt worden;
b. gegevens ontleend aan de registers van de politie;
c. andere schriftelijke bescheiden welke hem in verband met de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag ter beschikking zijn gesteld.
De feiten
2.1
Klager is bij in kracht van gewijsde gegane vonnis van dit gerecht van 6 april 2023 veroordeeld ter zake van verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, met een proeftijd van drie jaar.
2.2
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder het verzoek van klager om afgifte van een vog om bij Riu Palace Aruba (Riu) als “frontdesk agent” te gaan werken afgewezen.
Standpunten van partijen
3.1
Klager kan zich niet verenigen met de afwijzing van de verzochte vog. Hij erkent het strafbaar feit te hebben gepleegd, echter heeft hij van die fout geleerd en wenst dat hem een twee kans wordt gegeven zodat hij zijn kinderen kan (blijven) onderhouden en zijn schulden kan betalen. Hij heeft meer dan twintig jaar ervaring in “customer service” en het werk schikt hem. Wegens rugklachten kan hij geen zwaar werk verrichten. Een ander type baan is volgens klager dus geen optie.
3.2
Verweerder heeft zich bij zijn afwijzing op het standpunt gesteld dat - gelet op het doel waarvoor afgifte van de vog is gevraagd - hem is gebleken van bezwaren tegen klager. Klager is namelijk bij in kracht van gewijsde gegane vonnis van 6 april 2023 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en een taakstraf van tweehonderd uren voor het plegen van verduistering in dienstbetrekking. De bij dat vonnis vastgestelde proeftijd van drie jaar is nog niet verstreken. Het door klager gepleegde strafbaar feit vormt een zodanig bezwaar dat afgifte van een vog, gelet op het doel waarvoor het is gevraagd (werken als “frontdesk agent”), moest worden geweigerd. Verweerder heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat het gedrag dat tot de veroordeling heeft geleid kan wijzen op een gebrek aan respect voor regels en normen. Ter zitting heeft verweerder hieraan toegevoegd dat er genoeg banen zijn waarvoor geen vog nodig is.
Beoordeling
4.1
Vaststaat dat klager bij het intussen onherroepelijk geworden vonnis van 6 april 2023 is veroordeeld voor - kort samengevat - verduistering in dienstbetrekking en dat de opgelegde proeftijd nog niet is verstreken.
4.2
Hoewel het gerecht begrip heeft voor de precaire (financiële) situatie waarin klager zich bevindt, is het van oordeel dat verweerder - gelet op de recente veroordeling van klager voor verduistering in dienstbetrekking en het werk dat klager wenst - zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen de persoon van klager. In de functie van “frontdesk agent” zal klager immers toegang hebben tot gevoelige informatie, waaronder creditcard gegevens van toeristen, en zal klager (contante) betalingen in ontvangst moeten nemen. Gelet op de aard en ernst van het door klager begane strafbaar feit en het doel waarvoor afgifte van een vog is verzocht, was verweerder ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Lv VOG gehouden de gevraagde verklaring te weigeren. Het betoog van klager faalt reeds om deze reden. Hetgeen klager voor het overige heeft aangevoerd, behoeft dan ook geen verdere bespreking.
4.3
De klacht zal ongegrond worden verklaard.
4.4
Ten overvloede overweegt het gerecht nog dat het de werkgever (Riu) vrij staat om klager, zonder in het bezit te zijn van een verklaring omtrent het gedrag, tewerk te stellen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing werd gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, op woensdag 29 mei 2024.
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open (artikel 28, derde lid, van de Lv VOG).