ECLI:NL:OGEAA:2024:88

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
AUA202401164
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening verblijfsvergunning minderjarige in kader van gezinshereniging

Op 29 mei 2024 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een verblijfsvergunning voor een minderjarige. De verzoekers, de vader en moeder van de minderjarige, hadden bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf in het kader van gezinshereniging, die door de Minister van Arbeid, Energie en Integratie was afgewezen op 21 maart 2024. De afwijzing was gebaseerd op het ontbreken van vereiste documenten, waaronder een geldig paspoort en een akte van toevertrouwing.

De verzoekers stelden dat de moeder van rechtswege het gezag over de minderjarige heeft en dat het ontbreken van een geldig paspoort niet zou moeten leiden tot afwijzing van het verzoek. Ze voerden aan dat de belangen van het kind in het geding zijn en dat de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht, aangezien de minderjarige in december 2024 meerderjarig wordt. De verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, betwistte de claims van de verzoekers en stelde dat de aanvraag niet compleet was ingediend, waardoor deze niet in behandeling kon worden genomen.

Het gerecht oordeelde dat de verzoekers onvoldoende feiten en omstandigheden hadden aangedragen die zouden wijzen op onevenredig nadeel. De rechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet toewijsbaar was en wees het verzoek af. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J. Martijn en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 29 mei 2024
Lar nr. AUA202401164

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
1.[Verzoeker]hierna: de vader,
2.[Verzoekster]hierna: de moeder,
in hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige
[kind van verzoekers],
domicilie kiezende in Aruba,
VERZOEKERS,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN ARBEID, ENERGIE EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: de advocaat mr. R.A. Wix.

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 21 maart 2024 heeft verweerder de aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf in het kader van gezinshereniging voor de minderjarige afgewezen.
Hiertegen hebben verzoekers op 12 april 2024 bezwaar gemaakt.
Op 15 april 2024 hebben verzoekers onderhavig verzoekschrift ingediend.
Het gerecht heeft het verzoek behandeld ter zitting van 8 mei 2024. Verzoekers zijn verschenen bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

feiten

1.1
Op [geboortedatum] 2006 is in Venezuela geboren de minderjarige [kind van verzoekers] (hierna: de minderjarige).
1.2
Op onbekende datum hebben verzoekers een aanvraag ingediend voor een eerste vergunning tot tijdelijk verblijf voor de minderjarige in het kader van gezinshereniging.
1.3
Bij beschikking van 21 maart 2024 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. In de beschikking staat – voor zover hier relevant – het volgende:
“(…)
Uit controle blijkt dat vereiste documenten ontbreken. Er ontbreekt:
Een geldig paspoort van de aanvrager, waarbij persoonsgegevens, ondertekening en foto, zichtbaar zijn. Akte toevertrouwing door Gerecht of bevoegde instantie in het land van ingezetenschap van het kind. Akte is voorzien van legalisatie of apostille.
Afhankelijk lidmaatschap International Verdrag, niet ouder dan 1 jaar. Uit controle van de door u verstrekte gegevens is gebleken dat u niet voldoet aan de gestelde toelatingseisen voor deze verblijfstitel. Indien Vader niet gehuwd is met moeder, een rechterlijke beschikking, waarbij het ouderlijk gezag, aan de vader wordt toevertrouwd, zodat het kind op Aruba kan verblijven, voorzien van een legalisatie of apostille, niet ouder dan eén (1) jaar. Paspoort moeder.
(…)”.
1.4
Tegen deze beschikking hebben verzoekers op 12 april 2024 bezwaar gemaakt en op 15 april 2024 onderhavig verzoekschrift ingediend.
verzoek
2.1
Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de minderjarige voor de toepassing van de Ltu wordt behandeld als ware zij in het bezit van een geldige vergunning tot verblijf, totdat op het bezwaar is beslist. Daartoe hebben verzoekers aangevoerd dat de moeder van rechtswege het gezag heeft over de minderjarige. Alleen indien het kind zich reeds op Aruba bevindt wordt vereist dat het gezag geverifieerd wordt door het gerecht in Aruba. Verzoekers zijn niet erop gewezen dat het ontbreken van een kopie van een geldig paspoort zal leiden tot afwijzing van het verzoek. Verweerder heeft nagelaten om op grond van artikel 8 van het EVRM en de belangen van het kind na te gaan of toch tot afgifte van de verzochte vergunning diende te worden overgegaan. De beslissing op bezwaar kan niet worden afgewacht, nu de minderjarige in december 2024 meerderjarig wordt.
verweer
2.2
Verweerder heeft aangevoerd dat de verzochte verblijfvergunning is afgewezen omdat de daarvoor vereiste documenten ontbreken. Volgens hem geeft het Toelatingshandboek 2023 duidelijk aan welke documenten moeten worden ingediend ter verkrijging van de verzochte verblijfsvergunning. Onder meer moet de aanvrager een document overleggen waaruit zijn ouderlijk gezag over het kind blijkt. Het is dan ook aan verzoekers om door middel van het overleggen van een document van een rechterlijke instantie aan te tonen dat zij het gezag hebben. Voor zover verzoekers inmiddels dit document hebben overgelegd dan ontbreekt nog de apostille. Ten slotte is gebleken dat verzoekers het verzoek niet via een intake-medewerker hebben ingediend zodat verweerder niet direct de incomplete aanvraag kon constateren. Later is de vader in de gelegenheid gesteld om alsnog documenten over te leggen, hetgeen hij echter niet heeft gedaan.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
3.2
Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a van de Landsverordening Toelating en uitzetting (Ltu) kan door of namens de minister, belast met vreemdelingenzaken, een verzoek om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf, worden geweigerd in verband met de openbare orde of het algemeen belang, waartoe ook de bescherming van de volksgezondheid en de arbeidsmarkt wordt gerekend te behoren.
3.3
Het beleid ter uitvoering van de hem in artikel 9 van de Ltu gegeven bevoegdheid heeft verweerder neergelegd in het Toelatingshandboek 2023. In het toelatingshandboek staat onder 1.1.1.3.3. onder meer dat de bewijslast op betrokkene is om aan te tonen dat het gezag over het kind bij hem/haar berust.
Voorts staat in het Toelatingshandboek onder A.9 dat aanvragen tot indiening van verzoeken tot afgifte van vergunningen, verklaringen, restituties, verlengingen in principe bij de DIMAS in behandeling worden genomen, indien deze compleet zijn en conform de lijst van vereisten. Als bij indiening van het verzoek het pakket van vereiste documenten incompleet is, dan worden deze niet in behandeling genomen. Betrokkene ontvangt alsdan per direct een schriftelijke beschikking ten bewijze hiervan (al dan niet digitaal).
Onder incomplete aanvragen wordt verstaan dat betrokkene ten tijde van de indiening:
a. de op de lijst van vereisten (checklist) aangegeven verplichte documenten niet (volledig) kan overleggen;
b. de verzochte aktes zonder de vereiste apostilles of legalisatie heeft overlegd;
c. (…)
d. (…)
beoordeling
4. Het gerecht stelt voorop dat voor zover de toetsing aan het in artikel 54 van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, het oordeel van het gerecht een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure.
5. Ter beantwoording ligt voor de vraag of de uitvoering van de bestreden beschikking voor verzoekers een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
6. Naar het oordeel van het gerecht hebben verzoekers onvoldoende feiten en/of omstandigheden aangedragen op basis waarvan moet worden geoordeeld dat sprake is van onevenredig nadeel in de zin van artikel 54 van de Lar. Het gaat in dit geval om een aanvraag voor een eerste verblijfsvergunning voor een minderjarige die in Venezuela woont. Niet valt in te zien waarom de minderjarige de beslissing op bezwaar niet in Venezuela kan afwachten. Dat de te verwachten lange duur van de bezwaarprocedure met zich kan brengen dat de minderjarige meerderjarig wordt voordat op het bezwaar is beslist, maakt niet (zonder meer) dat sprake is van onevenredig nadeel. Nog daargelaten dat verzoekers zelf ervoor hebben gekozen om niet eerder een vergunningsaanvraag voor de minderjarige te doen, kunnen ook jongmeerderjarigen in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning (zij het op andere voorwaarden), zoals terecht door verweerder betoogd. Andere omstandigheden waaruit onevenredig nadeel zou moeten blijken zijn gesteld noch gebleken.
7. Het voorgaande leidt dat de slotsom dat het verzoek niet toewijsbaar is.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 mei 2024 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.